Wachten op de grote klap: Istanbul leeft in geleende tijd

Madeleine Tasçi wil niet verhuizen. De bejaarde vrouw – hoe oud ze precies is, vertelt ze liever niet – woont al 45 jaar in haar flatje in de Istanbulse wijk Yesilköy. Haar man is vijftien jaar geleden overleden en haar kinderen zijn allang het huis uit, maar Tasçi heeft hier het gezelschap van haar herinneringen. En van haar buurvrouw Talin, die „als een dochter” voor haar is.

Toch moet zowel Tasçi als Talin vertrekken, want hun flatgebouw is ‘aardbevingsongeschikt’ bevonden. Ze vermoeden dat hun onderburen, die al langer klaagden over de staat van het gebouw, na de aardbevingen in Zuid-Turkije en Noord-Syrië van 6 februari vorig jaar zo geschrokken waren dat ze de gemeente om een inspectie hebben gevraagd.

Buiten is een graafmachine alvast begonnen aan het huis van de overburen, dat de inspectie evenmin heeft doorstaan. Tasçi schuifelt naar het raam en kijkt somber naar de sloop. Grote stukken beton vallen met doffe dreunen tegen de vlakte. „Dat waren ook fijne buren”, zegt ze. „Ze zijn al acht maanden geleden vertrokken.”

Zelf verhuist de oude vrouw over enkele dagen. Ze zou eigenlijk moeten inpakken, vertelt ze wat nerveus, maar vindt het moeilijk om te beslissen welke spullen weg kunnen en welke niet. De meubels die haar man met de hand gemaakt heeft, neemt ze sowieso mee. „Maar wat moet ik nou met deze oven?”, zegt Tasçi terwijl ze er versgebakken kurabiye, Turkse koekjes, uit tevoorschijn haalt. Die zijn voor Talin, die vandaag langskomt om een laatste paar spullen uit haar al lege huis op te halen.

Geld voor een nieuwe (huur)woning heeft Tasçi niet. Ze kan al nauwelijks rondkomen van haar spaargeld en het pensioen van haar overleden man, omgerekend zo’n 170 euro per maand. Er zit dan ook niets anders op dan bij haar oudste zoon in te trekken. „Zonder hem was ik op straat komen te staan”, zegt ze. „Hij is vijftig en woont met zijn gezin, maar vind het gelukkig niet erg. Hij zegt: ‘mama, wat wil je nu liever: verhuizen, of doodgaan als de aardbeving komt?’”

Dát die komt, staat vast. Istanbul, een metropool met meer dan 16 miljoen inwoners, ligt vlak boven een van de meest actieve breuklijnen ter wereld. De kans dat hier voor het jaar 2030 een zware aardbeving van minstens 7.0 op de schaal van Richter plaatsvindt, is volgens wetenschappers van de prestigieuze Bogaziçi Universiteit in Istanbul meer dan 60 procent. De kans dat dit voor 2090 gebeurt, is zelfs 95 procent. Het precieze moment van de ramp valt niet te voorspellen, maar één ding is duidelijk: Istanbul leeft in geleende tijd.

Sommige geologen voorspellen 100.000 doden

Wanneer het zover is, kan de verwoesting nóg groter zijn dan bij de dubbele beving in Zuid-Turkije van afgelopen 6 februari – komende dinsdag een jaar geleden. Waar bij die uitzonderlijk zware bevingen met een kracht van 7.8 en 7.5 op de schaal van Richter volgens overheidscijfers meer dan 50.000 mensen in Turkije om het leven kwamen, voorspellen sommige geologen een dodental van wel honderdduizend mensen wanneer een soortgelijke beving Istanbul raakt. Bovendien zou de chaos in de volgebouwde megastad enorm zijn. „Stel je voor dat in iedere straat twee gebouwen zijn ingestort”, zei de Turkse minister van milieu, stadsontwikkeling en klimaatverandering deze zomer. „Transport zal tot stilstand komen en infrastructuur zal instorten. Istanbul zal veranderen in een gigantische gevangenis.”

Aardbevingstassen

Dat toekomstbeeld drukt zwaar op de inwoners van Istanbul. Sommigen van hen hebben alvast kant-en-klare ‘aardbevingstassen’ aangeschaft met daarin spullen als verband, lucifers, warmtedekens, een radio en batterijen. Anderen leggen fluitjes op hun nachtkastje om de aandacht van reddingswerkers te kunnen trekken wanneer ze onder het puin belanden. Iedereen weet dat het noodlot op de loer ligt, maar niemand wanneer het zal toeslaan. „Het is alsof er een slang bij je in huis woont”, vatte een Turkse psychiater dat gevoel samen.

Dogan Kalafat, seismoloog en hoofdonderzoeker van het Kandili Observatorium en Aardbeving Onderzoekscentrum, verbonden aan de Bogaziçi Universiteit in Istanbul.
De werkplek van Dogan Kalafat, seismoloog en hoofdonderzoeker van het Kandili Observatorium en Aardbeving Onderzoekscentrum, verbonden aan de Bogaziçi Universiteit in Istanbul.

Foto’s: Emrah Gurel

Toch is een aardbeving juist iets waar je je goed op kunt voorbereiden, benadrukt Dogan Kalafat, seismoloog en hoofdonderzoeker van het Kandili Observatorium en Aardbeving Onderzoekscentrum, verbonden aan de Bogaziçi Universiteit in Istanbul. „Kijk naar Japan”, zegt hij vanuit zijn kantoor, dat volgens hem overeind zal blijven bij een aardbeving. „Daar bouwen ze wél verantwoord en kostte een aardbeving van 7.6 op de schaal van Richter begin dit jaar aan enkele honderden mensen het leven. Bij ons was dat in februari honderden keren zoveel. Het laat zien: wie slecht bouwt, bouwt een massagraf.”

Kalafat (64) werkt al ruim veertig jaar aan het Kandili Observatorium. Het instituut tussen de dennenbossen op de noordelijke heuvels langs de Bosporus werd gesticht in 1868, ten tijde van het Ottomaanse Rijk. Aanvankelijk specialiseerde het zich in de meteorologie, maar na de aardbeving in Istanbul van 1894 (1.350 doden) besloot sultan Abdulhamid II dat het tijd was voor meer aardbevingsonderzoek. Tegenwoordig hangen er grote schermen in het instituut waarop alle seismologische activiteit in Turkije wordt geprojecteerd op basis van data uit waarnemingsstations in heel het land. Dag en nacht houdt hier een wetenschapper de wacht. „We wisselen elkaar om de acht uur af”, zegt Kalafat, die zelf ook corvee draait. „Het is een maatschappelijke verantwoordelijkheid.”

Gevraagd naar de oorzaak van het aardbevingsgevaar in Istanbul, grist Kalafat twee houten blokken van zijn bureau om de verschillende soorten bewegingen van tektonische platen mee uit te beelden. De Noord-Anatolische Breuk waar Istanbul vlak boven ligt, vertelt hij, beweegt zijdelings, waarbij de Anatolische Plaat steeds iets verder naar het westen beweegt. Sinds de aardbeving van Erzincan in Oost-Anatolië (33.000 doden) in 1939 is het seismologen opgevallen dat daaropvolgende zware bevingen telkens iets verder richting het westen opschoven, tot aan die bij Izmit nabij Istanbul in 1999 (18.000 doden). „Het is een soort domino-effect”, zegt Kalafat. „En Istanbul is de volgende dominosteen.”

Zijdelingse plaatbewegingen

De wetenschapper wijst op de landkaart achter zijn bureau op de Zee van Marmara. Daar splitst de breuklijn zich in een noordelijke en een zuidelijke tak. Het grootste gevaar gaat uit van de noordelijke tak, die vlak onder de metropool loopt. Om te voorspellen waar langs die tak een beving plaats zal vinden, bestuderen seismologen de patronen in seismologische activiteit voorafgaand aan eerdere aardbevingen zoals die van 1999, en vergelijken die met het soort activiteit dat ze nu waarnemen. Zo kwamen ze tot de conclusie dat de volgende zware beving waarschijnlijk precies onder Istanbuls zuidelijke kustlijn zal plaatsvinden. Mogelijk ter hoogte van de Prinseneilanden, of, waarschijnlijker nog, verder richting het westen, vlakbij Tasçi’s flatje in de wijk Yesilköy.

Een beving hier kan gepaard gaan met een tsunami, vervolgt Kalafat zijn lezing. Hoewel die bij zijdelingse plaatbewegingen een stuk kleiner zijn dan wanneer platen tegen elkaar opbotsen, zoals bijvoorbeeld in Japan, kan de plotselinge verplaatsing van opgehoopt sediment in de diepe kraters in de Zee van Marmara toch een tsunami van zo’n 2,5 à 3 meter veroorzaken. „Maar die kunnen we zien aankomen, want een tsunami beweegt veel minder snel dan een aardbeving”, zegt Kalafat. „Ook hier kunnen we ons goed op voorbereiden.”

Een medewerker van de gemeente Istanbul onderzoekt de aardbevingsbestendigheid van een gebouw.
Murat Yün, in Istanbul het hoofd van het gemeentelijke departement aardbevingsrisico-management en stadsontwikkeling.

Foto’s: Emrah Gurel

Al met al valt er dus behoorlijk wat te meten en te weten, benadrukt de wetenschapper. „Het gevaar is al helemaal in kaart gebracht”, zegt hij, wijzend op de dikke stapels onderzoeksrapporten in zijn werkkamer. „Het probleem is niet dat er niet genoeg onderzoek is. Het probleem is dat er in dit land niet genoeg geluisterd wordt naar onderzoekers.”

De burgemeester van Istanbul, Ekrem Imamoglu van oppositiepartij CHP, zegt daar verandering in te willen brengen. Kort nadat hij in 2019 Istanbul veroverde op de AKP van president Erdogan, beloofde hij een hele reeks voorzorgsmaatregelen, van de aanleg van honderden ‘verzamelpunten’ op open plekken in de stad tot de controle van gasleidingen en de versteviging van bruggen en tunnels.

Maar de echte sisyfusarbeid zit hem in het aardbevingsbestendig maken van de 1,2 miljoen gebouwen in de megastad. Het grote probleem daarbij, aldus Imamoglu, is dat de eigenaren van meer dan 300.000 van die gebouwen in het verleden ‘amnestie’ is verleend voor het niet navolgen van bouwschriften die na de aardbeving van 1999 in het leven zijn geroepen. Dit door de vingers zien van onverantwoorde bouwpraktijken, een populair trucje om stemmen mee te winnen in lokale verkiezingen, bleek een van de hoofdoorzaken van het hoge dodental bij de beving van 6 februari.

Om greep te krijgen op dit betonnen bloedbad-in-wording kondigde de gemeente in 2019 gratis huisinspecties aan. Lange tijd was de belangstelling beperkt, maar dat veranderde na 6 februari, zegt Murat Yün, het hoofd van het gemeentelijke departement aardbevingsrisico-management en stadsontwikkeling. „In de hele maand januari 2023 kregen we 300 aanmeldingen. De dag na de aardbevingen 22.000.”

Yün staat op een koude maandagochtend voor een flatgebouw in Kadiköy, een wijk die net als Yesilköy aan Istanbuls zuidelijke kustlijn grenst. Zijn team bouwkundigen zoekt in de kelder van het gebouw naar de draagmuren, scant het beton op de aanwezigheid van metaal en boort er een plakje van af voor verdere controles. Deze „snelle test” is vooral bedoeld om bewoners te informeren en leidt niet tot een evacuatiebevel, benadrukt Yün. Daarvoor is wettelijk een tweede, uitgebreidere test en het akkoord van de centrale overheid nodig.

Bewoner Seda Yürüyen Temuçin wil daar niet op wachten. „Als dit gebouw niet stevig is, ben ik hier weg”, zegt de jonge vrouw, die direct na 6 februari de test aanvroeg en er elf maanden op heeft gewacht. „Als kind heb ik de aardbeving van 1999 meegemaakt, dus ik weet wat het betekent. Veiligheid voor alles!”

Maar lang niet iedereen staat er zo in. Neem Talin, de buurvrouw van de bejaarde Tasçi. Ook zij maakte ‘1999’ mee en is sinds de aardbeving van vorig jaar „misselijk van angst”, maar ze betwijfelt of ze haar huis in Yesilköy had verlaten zonder evacuatiebevel.

„Ik snap ook wel dat we hier beter weg kunnen, maar de vraag is: waarheen”, zegt Talin terwijl ze door haar leeggehaalde woning wandelt en de oude slaapkamers van haar kinderen laat zien. „Ik was huiseigenaar en nu moet ik weer huren. Maar de huren zijn krankzinnig hoog geworden. De huurbijstand die we krijgen dekt er nog geen kwart van.”

Naar veel duurdere woning

De huurinflatie in Istanbul lag in november op maar liefst 106 procent. Paradoxaal genoeg komt dat behalve door fiscaal wanbeleid en de toestroom van buitenlanders ook doordat veel mensen die door de beving van 6 februari ontheemd raakten tijdelijk in Istanbul zijn komen wonen. Talin zegt uiteindelijk met moeite een huis te hebben gevonden met een huur van 23.000 Turkse lira (700 euro). Dat bedrag alleen al ligt ruim boven het maandelijkse minimumloon van 17.000 lira (520 euro).

„Economische problemen vormen het grootste obstakel in ons aardbevingsbeleid”, zegt Yün. Bijna de helft van de huisinspecties die zijn team uitvoert, wordt volgens hem afgeblazen omdat de aanvrager van gedachten verandert of andere bewoners bezwaar maken, vaak uit vrees dat ze op zoek zullen moeten gaan naar een veel duurdere woning. Vóór 6 februari 2023 lag het percentage afzeggingen zelfs op 70 procent. Resultaat is dat er in totaal na 110.000 huisbezoeken ‘slechts’ 35.000 huizen geïnspecteerd zijn. Ongeveer de helft daarvan bleek risicovol. In 318 gevallen was het risico zo groot dat de gemeente zelf aanstuurde op evacuatie. In overige gevallen ligt dat initiatief bij districtgemeenten en de overheid, aldus een woordvoerder van de gemeente, die niet weet hoe veel gebouwen er precies gesloopt zijn.

In ieder geval rijmen de resultaten niet met Imamoglu’s belofte uit 2019 om jaarlijks 20.000 gebouwen te zullen ‘vernieuwen’. Met de gemeenteverkiezingen van maart voor de deur, is dat naast bouwkundig ook politiek risicovol. „Ze zijn niet eens in staat om vijf procent te doen van wat ze beloven”, zei Murat Kurum, de AKP-kandidaat voor het burgemeesterschap van Istanbul tijdens een recente toespraak. Geheel in AKP-stijl vergeleek hij daarin zijn eigen aardbevingsbeleid met „de strijd tegen terrorisme” en beloofde hij onder meer de bouw van 300.000 nieuwe huizen.

Politieke kleur

Maar dat Imamoglu minder klaarspeelde dan hij beloofde, ligt niet alleen aan Imamoglu zelf. President Erdogan is zo gefrustreerd dat hij zijn geliefde Istanbul, waar hij zelf eens burgemeester was, kon verliezen aan de oppositie, dat de centrale overheid weinig doet om Imamoglu’s burgemeesterschap tot een succes te maken, zelfs niet op het gebied van aardbevingsbeleid. Zo was Imamoglu niet eens uitgenodigd voor een spoedberaad door de regering naar aanleiding van een kleine beving in Istanbul in 2019.

„Aardbevingsbeleid zou geen politieke kleur moeten kennen”, zegt Yün. „Imamoglu heeft altijd benadrukt te willen samenwerken en we doen vaak voorstellen aan ministeries om het beleid te verbeteren. Zo hebben we geopperd om meer financiële steun te bieden aan burgers die van huis moeten wisselen. Maar helaas zien we dat zulke ideeën niet zijn meegenomen in recente wetswijzigingen.”

Madeleine Tasçi hangt uit haar flatje in de Istanbulse wijk Yesilköy. Ze moet verhuizen omdat verhuizen omdat het appartementencomplex waar ze woont niet aardbevingsbestendig is bevonden, net als het complex aan de overkant.
Foto Emrah Gurel

Seismoloog Kalafat kan meepraten over de moeizame samenwerking met overheidsinstanties. Terwijl zijn onderzoeksinstituut waarnemingen direct openbaar maakt zodat iedereen ervan kan leren, houdt de rampenbestrijdingsdienst van de regering (AFAD) haar eigen data geheim. „Ze vragen informatie van ons, maar geven die niet terug”, zegt Kalafat. „Terwijl wij juist de grootste expertise hebben om nieuwe data te interpreteren.”

Het is tekenend voor de autoritaire koers die president Erdogan is ingeslagen. Waar diens regering aanvankelijk belangrijke stappen zette op het gebied van aardbevingsonderzoek, zo benadrukt ook Kalafat, is de expertise binnen organisaties als AFAD sindsdien flink afgenomen. Promoties draaien inmiddels vaker om politieke loyaliteit dan om vakkennis.

Maar ook de Turkse samenleving ontkomt niet aan de kritische blik van de wetenschapper. Het meest stoort hij zich aan wat hij „aardbevingsprofeten” noemt, zelfverklaarde ‘experts’ die na iedere aardbeving Turkse praatprogramma’s aan elkaar kletsen met doemscenario’s en onwetenschappelijk gezwets. „Dat zorgt voor enorme paniek in de samenleving”, zegt Kalafat. „Maar juist daardoor denken mensen niet meer helder en verliezen ze snel hun focus. Vervolgens gaan ze gewoon weer door met hun leven alsof er niets gebeurd is.”

Wat de bejaarde Madeleine Tasçi betreft is die laatste houding een uitstekend medicijn tegen aardbevingsangst. Zelf sliep ze naar eigen zeggen door de beving van 1999 heen en ook die van vorig jaar bracht haar niet van haar à propos. „Ik vind het natuurlijk heel erg voor die mensen”, zegt ze. „Maar ik ben nu niet ineens bang ofzo.”

Of het huis van haar zoon waar ze naartoe zal verhuizen wél aardbevingsbestendig is, lijkt de oude dame dan ook niet echt bezig te houden. „Volgens mij komt daar ook een inspectie, ik weet het niet precies”, zegt ze. „Ik maak me in ieder geval geen zorgen. Als God niet wil dat ik dood ga, ga ik niet dood.”

Haar buurvrouw Talin, die sinds 6 februari elke nacht een schietgebedje doet, probeerde wél te achterhalen of haar nieuwe huurhuis veilig is, maar werd daar weinig wijzer van. „De eigenaar zei dat hij het huis in 2006 heeft laten renoveren en dat ik nergens bang voor hoef te zijn”, zegt ze. „Maar hoe weet ik of ik hem kan geloven? Hij heeft me geen enkel bewijs laten zien.”