‘Mijn vader zat ’s morgens altijd drie kwartier op de wc, dat is óók mediteren’

Interview

Gerrit de Jager (68), striptekenaar, zag pas op de tentoonstelling over zijn werk in het Allard Pierson wat hij veertig jaar lang heeft gedaan: „Ik heb heel goed leren tekenen.”

Gerrit de Jager krijgt weer kippenvel, zegt hij, als hij denkt aan het moment dat hij voor het eerst de tentoonstelling over zijn werk zag. Hoe het voelde? „Als mijn trouwdag! Mijn tweede trouwdag dus, hè. Dat je daar staat, en naast je kijkt, en haar ‘ja’ hoort zeggen, en dat je denkt: ‘hoe is het mogelijk, ze doet het écht!’ Ondanks alle vergaderingen erover heb ik nog lang gedacht: die tentoonstelling zal wel niet doorgaan. Er komt weer Covid, of ze vinden dat het toch gewoon niet kan in een museum.” Er zit veel seks in zijn strips, bijvoorbeeld. „Alle soorten seks.”

Maar het kon dus wel: in het Amsterdamse museum Allard Pierson is nog tot en met 12 maart de tentoonstelling 40 jaar Familie Doorzon te zien, over de strips en cartoons die De Jager al ruim vier decennia maakt over het wel en (vooral) wee van deze fictieve oer-Hollandse familie. We zitten in het restaurant waar de striptekenaar in 1985 zijn tweede trouwdag vierde en waar zich verschillende scènes afspelen uit zijn autobiografische stripboek Door Zonder Familie (2013), over de beginjaren van Doorzon. Net als in al zijn werk zijn ook in dat boek tekst én tekeningen geweldig grappig, maar het gaat over een miserabele tijd.

De eerste twee Doorzon-stripalbums heeft De Jager gemaakt met jeugdvriend Wim Stevenhagen en gepubliceerd bij een uitgever die hen financieel belazerde; De Jager was toen nog met zijn eerste vrouw. Alle drie die relaties liepen begin jaren 80 stuk. Door Zonder Familie staat bol van de ellende. Maar hier zit een man die „uit nostalgische overwegingen” weer „de klassieker die ik hier altijd at” bestelt (gepocheerd ei met zalm), en verzucht: „Ik ben zó gelukkig!” (Veertig jaar geleden, zegt hij erbij, sloeg hij uit geldgebrek de dag na het bezoek aan dit restaurant het eten weleens over.)

Ruim dertig stripalbums zijn er verschenen over de disfunctionele maar herkenbare familie uit ‘Zulthoven’. John (pa) Doorzon is een sentimentele, racistische seksist, Mieke (ma) Doorzon een bozige zemelcake-feministe. De oudste twee kinderen, Tonnie en Doortje, komen tot pa’s schrik thuis met een half homo-, half heteroseksuele Surinaamse tweeling, Kees en Arie Bleekjes. Ronnie D., net als De Jager zelf een nakomertje na een oudere broer en zus, is een topcrimineel. Barman Tinus, al non-binair in 1982, moet in de Peg-Bar de problemen van de hele familie aanhoren. En de jongens van firma Biereco creëren er graag nog wat extra problemen bij: dankzij dit drankzuchtige werkvolk wordt de doorzonwoning van de familie vrijwel permanent ‘verherbouwd’ (een werkwoord dat gek genoeg nog steeds niet in de Van Dale staat).

De tentoonstelling ontstond doordat De Jager zijn volledige archief, negentig verhuisdozen, heeft geschonken aan de erfgoedbibliotheek Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam: al zijn originele tekeningen, schetsen, dagboeken, onuitgewerkte ideeën en ook alles wat hij nog gáát tekenen. Zijn toekomstige werk. Eigenlijk nam hij contact op om te zien of stripconservator Jos van Waterschoot belangstelling had voor vijftien ingebonden jaargangen van het tijdschrift Spirou (de Franse Robbedoes), dat een van De Jagers andere strips publiceerde, Roel en zijn beestenboel, vertaald als Aristote et ses potes. „Ik kende Bijzondere Collecties omdat ze de schoolkrant van mijn middelbare school al hadden, waar ik in stond. Dat was al eervol, en toen vroeg Jos of hij eens langs mocht komen.” Want Jos bleek álles te willen hebben.

En Jos wilde er dus ook nog een tentoonstelling over maken. Eerst over De Jagers volledige stripwerk – naast Doorzon onder meer Roel, en Zusje, dat in vrouwenblad Margriet staat, en de reeks Liefde en Geluk, en het vorig jaar verschenen autobiografische boek Songlife, over zijn liefde voor popmuziek. Maar dat bleek veel te veel. Dus werd de tentoonstelling beperkt tot Doorzon.

De Jager leest zijn eigen werk nooit terug. „Ik zag alles voor het eerst weer.” Wat hem meteen opviel: „Het tekenwerk uit het begin, zó gedetailleerd! En de hardheid van de grappen! Johan Cruijff die, als ‘de verlosser’, gekruisigd wordt” – De Jager spreidt zijn armen – „en zegt: ‘we moeten het vooral breed houden en de tegenstander op het middenveld vastspijkeren’. Die werd op Johans verjaardag gepubliceerd!”

Maar ook viel hem op dat hij „heel Nederland behandeld had” in die veertig jaar Doorzon. „Het homohuwelijk, de voordeurdelers, het uitkleden van de WAO. Bijna als een soort trendwatcher.” Op de tentoonstelling hangen strips van hem in categorieën als seksuele geaardheid en genderidentiteit (onder het kopje ‘LHBQTIA+’), milieu (‘Glasbakken’), racisme (‘Medelanders’) en seks en de katholieke kerk (‘Geloof, hopen liefde’).

„Toen ik het allemaal zag”, zegt hij, „viel er bij mij… niet een kwartje, maar een gouden munt. Ik heb altijd het idee gehad dat ik misschien meer moest doen met andere ‘vermeende talenten’ van mij.” Begin jaren negentig bedacht en schreef hij twee comedy-tv-series: De Vereenigde Algemeene (1992) en Hoeksteen & Groenstrook (1993). Hij werkte mee aan de hit ‘Koud hè’ (1987) van duo Spaan en Vermeegen en aan de bijbehorende videoclip. Nog op de Rietveld Academie maakte hij al tekenfilmpjes voor tv-quiz Twee voor Twaalf. Hij kan regisseren: nu bijvoorbeeld een podcast van de politie, Blauw Geboren. „Maar in de tentoonstelling zag ik ineens waar ik al die tijd mee bezig was geweest: ik heb gewoon heel goed leren tekenen.”

Niet ‘cool’

Het gevoel ‘moet ik niet eigenlijk iets anders doen’ heeft hem lang geteisterd, vertelt hij, bij alles wat hij deed. Daarom heeft hij nu zijn werkdagen totaal gestructureerd, vaste activiteiten op vaste uren, om er niet meer over na te hoeven denken. „Vroeger vond ik structuur niet ‘cool’ voor een striptekenaar. Maar als ik dan dacht: wat zal ik eens gaan doen, dan ging ik nooit aan een minder leuk project beginnen. Dan ging ik tekenen, en dan had ik al snel een idee voor iets anders, en dan ging ik dát doen. Of ik ging mijn administratie doen en dan dacht ik: nee, ik moet iets anders doen, ik ben artiest!”

Als om te illustreren hoe dit werkt, begint hij te vertellen hoe zijn standaarddag er precies uitziet, waarbij het gesprek zo afdwaalt dat we na drie kwartier praten pas bij tien voor half negen ’s ochtends zijn (het moment dat zijn vrouw naar haar werk gaat). We hebben het dan vooral over leukere dingen dan structuur gehad: over tekenen, over hoe zijn stijl is veranderd. Veertig jaar geleden tekende hij zijn personages heel gedetailleerd, nu veel gestileerder en abstracter. Soms zweeft een hoofd los van de romp; de Doorzons hebben hun ogen óp de neus. Toch zijn ze nog steeds herkenbaar en fantastisch expressief.

„Ik heb zo’n lol in dat tekenen omdat het nog steeds in ontwikkeling is”, zegt hij. „Dat uitproberen doe ik bijvoorbeeld op het boodschappenlijstje dat ik ’s avonds met mijn vrouw zit te maken, terwijl zij recepten uitzoekt. Dan heb ik champignons opgeschreven en zit ik te wachten… Ik zit altijd te tekenen. Die ogen als streepjes op een neus, dat je ineens ziet dat dat werkt! In het begin durf je dat niet. Of nee, je komt niet op het idee. Dat ontstáát, door ongelooflijk veel doen. En ik wil mezelf absoluut niet met hem vergelijken hoor, maar dat is natuurlijk ook de weg die Picasso heeft afgelegd.”

Is hij niet bang dat dat arrogant klinkt? „Nee, ik probeer uit te leggen: ik téken niet zoals Picasso – want echt, jezuschristus jongens, die portretten! Maar ik bewandel dezelfde weg. Eerst is een gezichtje iets met een neus en twee ogen en het oor een beetje op de goede plek. En dan ontwikkel je je verder, en dan denk je: hee, ik kan twee streepjes… – dat heeft Picasso nooit gedaan, hè, daarin ben ik dus béter dan Picasso – ik kan twee streepjes op de neus tekenen en dan werkt het ook! Het is de weg die je bewandelt. En die weg – verschrikkelijk cliché, maar het is gewoon zo – is het enige waar het om gaat. Steeds maar beter worden en er meer plezier aan beleven. En leren, leren, leren.”

Ademen

De Jager moet sowieso heel veel tekenen: wekelijks een pagina Zusje voor Margriet, vaste klussen voor de Technische Unie, de Metaalunie, zorginstellingen en patiëntenfederaties, én zes dagen per week een Doorzon-cartoon voor het Algemeen Dagblad. „Ik ervaar dat totaal niet als heftig”, zegt hij. „Ik ervaar dat als… ademen. Anders zou ik in een boekje zitten tekenen. Dan kan ik er net zo goed geld mee verdienen.” Maar naast die vaste klussen heeft hij ook meestal „een Project” lopen, en dat vindt hij wél heftig. „Ik moet nu tachtig strips maken voor een boek over start-ups van Wendy van Ierschot. En nou heb ik mezelf net met mijn vriend Picasso vergeleken, maar ik zie altijd enorm op tegen nieuwe dingen, omdat ik altijd denk: kán ik dat wel?”

Daarom heeft hij die vaste uren voor alles. Het ene uur móét het Project, het andere uur de regeldingen, het uur ertussen „mag ik heerlijk tekenen”. Het is in het nu leven, zegt hij. Hij leerde het vorig jaar bij een mindfulnesscursus. Of hij ook mediteert? „Ja. Om kwart voor vier. Heb je het weleens gedaan, mediteren? Er is niks aan. Kijk, mijn vader zat ’s morgens altijd drie kwartier op de wc met de krant. Dat is ook mediteren. Het is even de tijd stilzetten. Ik val ook vaak in slaap hoor.”

Maar het gevoel dat hij altijd eigenlijk iets anders moet doen, dat is weg. „Ja”, zegt hij dus, „ik ben zó gelukkig!” Hij vindt het ook heel prettig om niet meer tussen veertig jaar oude spullen te zitten. „Eén van de overwegingen om mijn archief aan de UvA te schenken, was: stel dat ik honderd word, het kan best zijn dat niemand dan meer in mijn werk geïnteresseerd is. Dan moeten je dochters straks je werk in de container gaan gooien.” Hij heeft uit elk huwelijk een dochter, een van 44 en een van 20.

„En het is zó fijn dat er niet meer een doos met teddyberen naast me staat met ‘Bob de Beer’ erop.” Dat is de teddybeer die hij als mascotte voor warenhuis De Bijenkorf ontwierp. „Want teddyberen weggooien doe je niet. Ik dacht nog wel: zouden ze ze uit de doos halen en bij Bijzondere Collecties naast elkaar op een plankje zetten?”

Maar nee, dat dan weer niet.

Lees verder…….