‘Ik voel niet de noodzaak om anderen ervan te overtuigen dat mijn instrument mooi is’

Foto Frank Ruiter

Interview

Lunchen met Lucie Horsch (23), multi-instrumentalist, vooral bekend om haar virtuositeit op de blokfluit, vertelt hoe het is om niet te kunnen kiezen.

Hoe kies je muziek die niet voor blokfluit bedoeld is – tango, jazz, volksmuziek – om een blokfluit-cd mee te maken? „Je zoekt muziek die goed voelt voor het instrument”, zegt Lucie Horsch (23), die eind vorig jaar zo’n cd uitbracht: Origins. „De blokfluit worstelt altijd al met zijn imago en je wilt niet dat mensen gaan denken: blijkbaar is blokfluit saai en moest ze dus maar iets geks gaan doen.”

Bandeonist Carel Kraayenhof was heel lang sceptisch toen ze hem vroeg haar te helpen de tangomuziek van Astor Piazzolla te fluiten. „En Fuse zei ook: het moet geen gimmick zijn.” Met die band was ze onlangs op jazztoernee.

Het werd geen gimmick. Bekijk bijvoorbeeld een twee jaar oud filmpje van tv-programma Podium Witteman, waarop Horsch glimlachend de jazz-klassieker Ornithology van Charlie Parker staat te blokfluiten alsof dat nummer nooit voor saxofoon geschreven is. Echt, ze staat glimlachend te fluiten. Ze vindt muziek maken gewoon heel leuk, vertelt ze in een Amsterdams eetcafé gespecialiseerd in gerechten uit Noord-Afrika en het Midden-Oosten. „‘Leuk’ klinkt altijd zo oppervlakkig in het Nederlands. Maar je moet toch leuk vinden wat je doet?”

Al vanaf haar achtste wint Lucie Horsch prijzen voor haar virtuositeit op de blokfluit, een instrument dat ze op haar vijfde koos in een gezin vol strijkers (moeder Pascale is freelance professioneel cellist, vader Gregor eerste cellist in het Concertgebouworkest en broer Caspar tweede violist in datzelfde orkest). Origins is haar derde cd; op haar zeventiende maakte ze Vivaldi: Recorder Concertos (recorder is Engels voor blokfluit) en drie jaar later Baroque Journey. Ze treedt veel op; in februari toert ze bijvoorbeeld door Nederland met strijkorkest Amsterdam Sinfonietta. Intussen studeert ze nog aan het Amsterdams conservatorium.

Ze deed er twee bachelors: blokfluit bij Walter van Hauwe en klassiek piano bij Jan Wijn. En nu doet ze tussen haar optredens door twee masters: zang bij Xenia Meijer en fortepiano („dat is alles tussen een klavecimbel en een moderne piano in”) bij Olga Pashchenko. In coronatijd heeft ze ook nog het eerste jaar van de studie Italiaans en dat van kunstgeschiedenis gedaan.

„Nee”, zegt ze, „ik heb echt niet het idee dat ik het druk heb. Dat denken mensen vaak. Maar ik zit hier toch ook gewoon in dit café? Ja, ik ben altijd bezig. Maar dat is voor mij psychologisch gewoon makkelijker dan niet bezig zijn.” En ze kan nu eenmaal niet kiezen, zegt ze. „Dat is echt the story of my life. Ik had op het gymnasium ook heel graag alle vakken willen doen.” Ze bestelt het combinatiegerecht op de kaart: een selectie van drie verschillende hummus-achtige smeersels met pitabroodjes.

Er komen ook een stuk of zes kleine bakjes salade op tafel: gepekelde wortel en ui en kool, iets gepureerds met veel sinaasappelschil erin, nog een ander schaaltje met een heel scherpe pasta. Het is aan -Horsch allemaal zeer besteed. „Ik hou ook van een bruine boterham met kaas, maar wanneer ik de keus heb om lékker te eten… Warme lunches, in Nederland doet eigenlijk niemand dat. Terwijl: dat vind ik zó lekker. Dat is misschien mijn Duitse herkomst, mijn vader is in Duitsland opgegroeid. Daar is das Mittagessen echt de maaltijd van de dag.” Haar moeder is half Nederlands, half Frans-Canadees. „Ze hebben elkaar ontmoet in hun studietijd in Engeland. Dat internationale heb je bij musici vaak.”

Je had het net even over het imago van de blokfluit. Ik heb het idee dat blokfluit nu wel populair is. Gaat zoiets in golven?

„O, dat is fijn dat jij dat denkt. Want er zijn nog steeds mensen die de blokfluit alleen zien als schoolinstrument en niet weten dat er professionele blokfluitisten bestaan. Eerlijk gezegd vind ik dat niet per se erg. Ik voel niet de noodzaak om anderen ervan te overtuigen dat mijn instrument mooi is, want ik geloof dat al. Mijn doel is gewoon mensen raken met de muziek die ik maak.”

Waardoor heeft blokfluit zo’n moeizaam imago?

„Ik denk doordat het instrument is gesimplificeerd om te kunnen dienstdoen als schoolinstrument. Een plastic blokfluit, waarop maar de noten van één octaaf worden onderwezen, waardoor mensen vaak niet eens weten dat een blokfluit ook een tweede octaaf heeft, waarbij je het duimgat half moet openen. Dat is technisch een van de lastigste dingen van de blokfluit. En onzichtbaar als je naar een blokfluitist kijkt, want dat gebeurt achter het instrument. Bij een viool kun je alles zien wat er gebeurt, waardoor het er ook moeilijk uitziet. Een blokfluit ziet er makkelijk uit, want ja: alles wat moeilijk is gebeurt bij je longen, in je mond en bij die duim. Dat zien mensen niet.”

Een beetje gênant is het wel: ik heb mijn eigen oude schoolblokfluit mee naar het interview genomen. Maar Horsch reageert enthousiast, vooral als ik zeg dat ik er in coronatijd weer een beetje op gespeeld heb. Over de fluit zelf zegt ze diplomatiek: „Dat is een hele simpele. Ja, wel hout, maar fabriekshout. Hier staat de naam van de fabriek. Ik ben er ook op zo een begonnen. Maar ik kan me nog precies het moment herinneren waarop ik voor het eerst een handgemaakte blokfluit bespeelde.”

Zelf heeft ze een aantal fluiten speciaal in Japan laten ontwerpen en maken („bouwen”) door fluitmaker Seiji Hirao. „In Japan is het respect voor ambacht heel groot. En mensen hebben er een soort bewondering voor kunst die hier in Nederland totaal niet heerst. Hier zeggen mensen eerder: ‘wat jij doet is toch geen echte baan.’ Nou hou ik best van die Hollandse nuchterheid, maar het is ook fijn als mensen wél begrijpen dat je magie aan het creëren bent op het podium en dat dat een delicaat proces is. Ik heb het idee dat ze in Japan meer ruimte hebben voor het spirituele.”

Een continu proces van verval

Blokfluiten gaan bij professioneel gebruik maar een jaar of tien mee. Is mijn meer dan veertig jaar oude fluit sowieso over de datum? „Dat zou je kunnen zien aan het blok”, zegt Horsch. „Maar dat is er waarschijnlijk nooit uitgehaald.” Nee, als kind wist ik niet eens dat er een blok in een blokfluit zat, laat staan dat het eruit kon. Terwijl het „de ziel van het instrument” is, zegt Horsch. „Het bepaalt de hele klank.” En het erodeert, doordat je steeds warme, vochtige lucht in het instrument blaast, dat het hout doet uitzetten, waarna het weer inkrimpt en droogt.

Als een bouwer het blok af en toe bijschaaft, denk micrometers, kan dat het leven van een fluit nog wel verlengen, zegt Horsch. „Maar eigenlijk is het een continu proces van verval. Althans: in het begin wordt een blokfluit vaak beter. Pas als je erop speelt, leert het blok hoe het kan uitzetten in het hout eromheen. Het zijn vaak twee verschillende houtsoorten en ik zie het romantisch, misschien, maar die moeten elkaar leren kennen.” Vervolgens treedt geleidelijk de ouderdom in. „Daar zie ik ook de schoonheid wel van: blokfluiten zijn in verval.”

Is het niet heel droevig als je merkt dat een geliefd instrument te slecht wordt? „Ja, een fluit is wel je vriend. Maar ik probeer niet te gehecht te raken aan mijn instrumenten en doordat ik ook andere instrumenten speel, is dat makkelijker. Kijk, als pianist ben je gewend dat je in een concertzaal moet spelen op een instrument dat je nog nooit hebt gezien. Wat jouw uitvoering definieert is dan niet dat instrument, maar jouw timing en manier van spelen. Ik hoop dat dat bij mij met blokfluit ook zo is. Maar tegelijkertijd is het lastig om een fluit te vinden waarop ik me echt goed voel.”

Ze heeft er inmiddels meer dan vijftig, allerlei soorten. Mensen denken vaak, zegt ze, dat de sopraanblokfluit (zoals de schoolblokfluit) dé enige blokfluit is. Maar nee: „Eigenlijk ben je een multi-instrumentalist.” De twee hoofdtypen, legt ze uit, zijn barokmodellen en renaissancemodellen. Die hebben verschillende boringen. Niet louter de zichtbare gaatjes maar ook de binnenkanten verschillen: „Een renaissanceblokfluit is recht en loopt onderaan uit als een trompet. Barokmodellen worden van binnen smaller naar onderen toe en er zitten ook buiken en knopen in het hout, gesynchroniseerd met de gaten.” Die zijn handmatig gegutst. „Geruimd. Zo heet dat, ruimen.”

Van die beide hoofdtypen heeft Horsch sopranino’s, sopranen, alten, tenoren en nog „een barokachtig type basfluit”. En tussenmaten. Al die instrumenten vereisen een andere techniek, andere grepen, een ander soort luchtverbruik. Hoe ze ze bewaart? Ze moet lachen: „Dat is heel gênant: ik ben te lui om ze altijd uit de hoes te halen en in elkaar te zetten, dus ik heb ze al in elkaar gezet in een la liggen, dat ik zo kan graaien.” Mag dat dan niet? „Nou ja, het is niet ideaal. Ik weet niet wat mag, ik ken niet genoeg andere blokfluitisten. Je bent meestal solist dus je komt elkaar niet vaak tegen. Maar als ik ooit studenten heb, moeten die dat niet nadoen.”

Wandelstokinstrument

Horsch is nu trouwens haar masterscriptie aan het doen, vertelt ze, over nog een ander soort fluit. „Een heel gek instrument: de csakan. Het is op de Balkan ontstaan als een soort strijdhamer of hakbijl, en die hebben ze omgevormd naar een fluitachtig instrument om de overwinning van de cultuur over het geweld te symboliseren. Daarna werd het een wandelstokinstrument: als je het onderste stuk van een wandelstok losschroefde, werd het een fluit.”

De csakan, ook wel stokfluit genoemd, werd populair in Wenen in de eerste helft van de 19de eeuw. „Anton Stadler, een klarinettist voor wie Mozart veel heeft geschreven, speelde ook csakan. Het was een gewaardeerd instrument in de periode waarvan we altijd zeggen dat de blokfluit toen verdwenen was. Terwijl de csakan lijkt op een blokfluit en er waarschijnlijk aan heeft bijgedragen dat de blokfluit een eeuw later werd herontdekt.”

Waar ze naartoe wil: „De csakan werd toen gerespecteerd om dezelfde kwaliteiten die we nu zien als zwakte van de blokfluit: de zachte klank, de kwetsbaarheid en gevoeligheid. In de salon, waar muziek toen werd uitgevoerd, dacht men: we kunnen die csakan gaan ervaren, van dichtbij! Nu zijn we enorme concertzalen gewend, nou, kom maar op met je decibellen. Volgens mij denken mensen daarom ook dat de blokfluit een tweederangs instrument is. Hoe we tegenwoordig muziek maken… daar ben je met een blokfluit altijd tegen aan het strijden.”

Lees verder…….