Column | Wie elke zondag koopzondag wil, kan om een kerstbestand alleen nog maar lachen

Luuk van Middelaar

Vorige week opperde president Poetin op voorstel van patriarch Kirill een 36-urig kerstbestand tussen Rusland en Oekraïne, opdat mensen naar de kerk konden. Vrijwel niemand nam de suggestie serieus. Zelensky’s entourage sprak van „hypocrisie”, een cynische Russische list om eenvoudig troepen en wapens te kunnen verplaatsen.

In Washington deed president Biden het ironisch af. „Hij [Poetin] was wel bereid om op de 25ste [december] en met Nieuwjaar ziekenhuizen, crèches en kerken te bombarderen.” Op de Russische orthodoxe kalender, deels in Oekraïne gevolgd, valt Kerst op 7 januari. Nieuwjaar is geen christelijke feestdag.

Tijdens de loopgravenslachting van de Eerste Wereldoorlog, zeker zo gruwelijk als de Donbas-strijd, ontstond met Kerst 1914 her en der spontaan een staakt-het-vuren. Een Brits soldaat noteerde die avond: „Aan het begin van de dag eerbied voor Kerstmis getoond. Aan beide zijden stonden lui op de borstweringen en riepen begroetingen. Toen het licht werd liepen we allen rond, spraken met de Duitsers, wisselden herinneringen uit, speelden voetbal. De hele dag geen schot gelost.”

Wat is er veranderd? Waarom oogst Poetins voorstel vandaag vooral hoon? Natuurlijk, hij is een boef, daar kom ik op terug.

Ook de secularisering speelt een rol. De christelijke kerk verloor veel van zijn greep op onze tijdsbeleving. Eeuwen speelde het sociale leven zich af in een weekritme met de zondag als dag ‘des Heren’ en een jaarritme rond Pasen en Kerst. Na een trage slijtage, die ook bevrijdend was, krijgt de christelijke tijd van rust en gebed de wereldse tijd van handel en oorlog nog amper ingetoomd. Wie elke zondag koopzondag wil, kan ook om een kerstbestand alleen nog maar lachen.

Zitten we dan nog met louter laatste restjes christelijke erfenis op onze sociale klok, die we met een opgefriste winkeltijdenwet en omdoping van de laatste feestdagen wel opruimen? Nee, zo makkelijk seculariseren we ons er niet uit.

De mentale revolutie die het vroege christendom teweegbracht in de collectieve tijdsbeleving tekent de Europese en westerse cultuur tot vandaag. Bijzonder aan dit christelijke ‘tijdsregime’, zo analyseert de Franse historicus François Hartog in Chronos: L’Occident aux prises avec le Temps (2020), is de nadruk op heden en toekomst, meer dan op het verleden.

De gelovige christen leeft in een tijd van verwachting, tussen ‘al wel’ en ‘nog niet’. ‘Al wel’, want Christus de verlosser is geboren en herrezen, de eerste steen is gelegd. Maar ook ‘nog niet’, want de Dag des Oordeels die het hemelse koninkrijk brengt, ligt in de toekomst. Bijgevolg een christelijk heden van wachten, bidden en uitzien naar het eind, terwijl intussen het wereldse mensenbedrijf voortgaat.

Voor de vroege christenen kon de Laatste Dag elk moment aanbreken. Nadien beschouwde de kerk al te spannende ideeën over een nabije, exact berekenbare apocalyps als ketterij: er komt een Einde, maar wanneer is onbekend. Die duiding vroeg wel om theologische evenwichtskunst, want als je gelovigen eindeloos ‘nog niet’ serveert, riskeer je verveling en dus een gebroken ban. Vandaar verklaringen zoals de ‘Anti-Christ’, de figuur die de eindtijd eigenhandig tegenhoudt.

In dit westerse tijdsregime nam het christelijke einde gaandeweg ook nieuwe, seculiere gestalten aan. Denk aan de vrees voor een naderende ‘klimaatapocalyps’ (waarover een andere keer meer). Of aan het zelfgemaakte einddoel voor de mensheid, intrede in een tijdperk van vrede en voorspoed.

Zo’n eindperspectief bood Karl Marx met de ‘klassenloze samenleving’. In de op zijn leer gebouwde Sovjet-Unie bleek het heden, heel christelijk, opgespannen tussen het ‘al wel’ van de Revolutie van 1917 en het ‘nog niet’ van wachten en strafkampen– tot de ban brak. Toen kwam in 1989 het ‘Einde van de Geschiedenis’ van Francis Fukuyama. Diens eindbeeld van kapitalisme en democratie gaf de Amerikaanse overwinning in de Koude Oorlog een mooie strik.

Fukuyama’s verwachting, breed gedeeld na dat wonderjaar van burgeropstanden in Berlijn, Warschau en Boedapest, is in 2022 opnieuw geactiveerd. Als opvolger van bevlogen dissidenten en leiders zoals Václav Havel, Lech Walesa en Michail Gorbatsjov is het nu Volodymyr Zelensky in Kiev die de hoop belichaamt. Voor Fukuyama zelf staat buiten kijf: het Einde van de Geschiedenis komt toch.

Twee verschillen met 1989. In de rest van de wereld zou door het Westen veel geloofwaardigheid moeten worden herwonnen, zendingswerk gedaan. En natuurlijk moet in deze visie ook de Anti-Christ in het Kremlin uit de weg worden geruimd. Nogmaals: zo makkelijk seculariseren we ons er niet uit.

Luuk van Middelaar is politiek filosoof en historicus.

Lees verder…….