In dit Noord-Zweedse stadje rijden de rupsbandvoertuigen steeds vaker door de straten. ‘Zelensky zei: jullie product redt de levens van onze soldaten’

Wie door het Noord-Zweedse Örnsköldsvik rijdt, kan zomaar op de weg een legervoertuig tegenkomen. Een Beowulf, een soort transportvoertuig op rupsbanden, komt deze donderdagmiddag bijvoorbeeld met veel geraas de auto van woordvoerder Ola Thorén tegemoet. Hij werkt voor gevechtsvoertuigfabrikant Hägglunds, het grootste bedrijf in het stadje.

„We rijden er alleen mee rond tijdens kantooruren”, vertelt Thorén als het voertuig gepasseerd is. Ze moeten van de fabriek naar de testbaan en terug, maar maken te veel herrie om ’s nachts mee door het stadje aan de Botnische Golf (55.000 inwoners) te rijden. Overdag is al vervelend voor omwonenden.

Toch zullen die eraan moeten wennen dat de komende jaren het geluid alleen maar zal toenemen. Hägglunds is één van de vele Zweedse defensiebedrijven die merkt dat de wereld de afgelopen jaren veel meer geld uitgeeft aan wapens, mede door een hernieuwde waardering voor defensie bij Europese overheden na de inval in Oekraïne. Het maakt onder andere de CV90-tanks, die in Oekraïne op het slagveld worden ingezet nadat Zweden ze doneerde (ook Nederland bezit deze voertuigen).

De omzet bereikte afgelopen jaar een recordhoogte van 567 miljoen euro, bijna een verdubbeling vergeleken met het jaar ervoor. „We hebben vierhonderd tanks in ons orderboek”, vertelt topman Tommy Gustafsson-Rask in een vergaderzaal op het hoofdkantoor. In de hoek staat een borstbeeld van oprichter Johan Hägglunds, die het bedrijf in 1899 begon. „Alles gaat nu heel snel”, aldus de directeur.

Een CV90-tank van de Zweedse fabrikant Hägglund.
Foto BAE Systems

De totale wereldwijde militaire uitgaven aan wapens en munitie bedroegen vorig jaar 2.292 miljard euro, meldde het Internationale Vredesinstituut Stockholm op 22 april. Dat was een stijging van bijna 7 procent. In Europa merken de afgelopen tijd vooral bedrijven in Frankrijk (Thales, radarsystemen), Duitsland (Rheinmetall, onder meer tanks) en het Verenigd Koninkrijk (Rolls-Royce, onder meer straalmotoren) dit. Deze landen kennen grote defensiesectoren.

Tussen deze landen staat ook Zweden. Dat land heeft van oudsher een diverse defensiesector, waaronder straaljagerfabrikant Saab en Hägglunds (formeel onderdeel van het Britse BAE Systems, maar grotendeels onafhankelijk). Volgens nog niet gepubliceerde cijfers van de Zweedse branchevereniging SOFF groeide de omzet van de sector vorig jaar tot 5,5 miljard euro, meer dan 24 procent dan een jaar eerder. „En volgend jaar wordt dit nog meer”, zegt Robert Limmergård, voorzitter van SOFF.

Voor de betreffende bedrijven, zoals Hägglunds, is dat goed nieuws – niet in de laatste plaats omdat hun beurskoersen enorm stijgen. Maar er zijn ook zorgen, net als bij veel andere Europese defensiebedrijven. Want hoe snel kan de capaciteit uitbreiden om orders bij te houden? Is de industrie wel in staat te leveren waar de regeringen om vragen?

Topman BAE Systems HägglundsTommy Gustafsson-Rask We zien een soort competitie in Europa om zo snel mogelijk aan de norm te voldoen. Rusland gaat niet weg, en de oorlog gaat nog wel even door

„We hebben de orders vanaf 2014 al zien toenemen”, zegt topman Gustafsson-Rask. Bij de annexatie van de Krim in dat jaar door Rusland begon de eerste toename. Maar bij Hägglunds zijn de bestellingen helemaal geëxplodeerd sinds de oorlog van 2022. Slowakije en Tsjechië hebben nieuwe CV90’s besteld, Zweden gaat nieuwe tanks bestellen nadat het er vijftig aan Oekraïne heeft gedoneerd. Denemarken heeft bestellingen geplaatst. En dan zijn er ook nog allerlei bestellingen voor de Beowulf-transportvoertuigen. In totaal bedraagt het orderboek zo’n 6 miljard euro.

Goed nieuws

De houding van Europese regeringen is totaal veranderd. Geld uitgeven aan defensie was jarenlang niet populair. Nu zegt Duitsland dat de norm die geldt voor landen die lid zijn van de NAVO – 2 procent van nationale begrotingen aan defensie uitgeven – slechts een startpunt is. Gustafsson-Rask: „We zien een soort competitie in Europa om zo snel mogelijk aan de norm te voldoen. Rusland gaat niet weg en de oorlog gaat nog wel even door. En dan moeten landen ook nog aanvullen wat ze hebben gedoneerd.”

Voor Hägglunds zelf – en het sterk van het bedrijf afhankelijke Örnsköldsvik – is het goed nieuws. De defensie-industrie was decennialang juist volatiel, de fabriek ging van order naar order, kreeg vaak te maken met tegenslagen. Edvard Kleberg, hoofd van het testcircuit, wijst in zijn kantoor op een model van een tank (die ze hier zelf overigens ‘infanteriegevechtsvoertuig’ noemen). Die had Hägglunds in 2008 ontworpen voor Zweden, maar tot productie kwam het nooit. „Het zou eeuwig vrede zijn, hoorden we”, zegt Kleberg met een lach.

In 2012, net na zijn aantreden, moest directeur Gustafsson-Rask direct driehonderd mensen ontslaan. De afgelopen tweeënhalf jaar groeide Hägglunds juist van achthonderd naar tweeduizend werknemers. Naast het hoofdkantoor zijn kranen druk in de weer met nieuwe kantoorgebouwen: het paste allemaal niet meer.

Hier denken ze dat de grote vraag zal aanhouden. Maar de topman hoedt zich voor te veel enthousiasme. De reden voor de groei is „een catastrofe voor Europa”, haast hij zich te zeggen. Heeft hij nooit de neiging te zeggen tegen zijn klanten: ik zei het je toch, verwaarloos defensie niet? Gustafsson-Rask lacht, zegt nee, om subtiel toe te voegen: „Maar vrede is wel als gegeven gezien. De politiek heeft de afgelopen vijftien jaar niet tijdig gereageerd op Poetins bewegingen.”

De fabriek mag geen bezoeker ooit zien, die is geheim. Maar op het testcircuit valt toch kennis te maken met de producten die Hägglunds maakt. Tijdens een ritje met de Beowulf – een amfibievoertuig met rupsbanden – zet testchauffeur Marcus Noren de machine stil op een helling van 30 procent. Binnen voelt het meer alsof het voertuig een kaarsrechte muur oprijdt. „A great vehicle”, zegt de zwijgzame Noren. Dat bovendien weinig training vereist. Je bestuurt het in feite precies als een auto.

Als zijn collega Edvard Kleberg even verderop het interieur van een CV90 laat zien, valt vooral op hoe geavanceerd alles is. Alle militairen aan boord hebben de beschikking over eigen beeldschermen met informatie. Hägglunds ziet zichzelf als hightech: het werkt onder meer aan innovaties waarmee tanks op infrafroodcamera’s onzichtbaar zijn.

De bossen rondom de testbaan verraden indirect de oorsprong van het bedrijf. Hägglunds komt voort uit een industrieel concern dat eerst houten trams bouwde. Want hout, dat is hier ruim vijfhonderd kilometer boven Stockholm genoeg. Gedurende decennia groeide het uit tot een van de belangrijkste bedrijven in het omvangrijke Zweedse militair-industriële complex: omdat het land zo lang neutraal was, wilde het zelf zoveel mogelijk fabriceren en niet afhankelijk zijn van andere mogendheden voor de productie van materieel. Nu heb je hier bedrijven als Saab (straaljagers, onderzeeboten), Bofors (artillerie, ook deel van BAE Systems) en Nammo (munitie).

Het is een veel bredere sector dan in bijvoorbeeld Nederland, die vooral draait om hightech-toepassingen zoals speciale camera’s en radarsystemen. Al deze bedrijven gaan gouden tijden tegemoet, zoveel is duidelijk. Tenminste – als het lukt de productiecapaciteit op te schroeven. „Dat is nu de grote uitdaging”, zegt Robert Limmergård van branchevereniging SOFF. „Er zijn veel bottlenecks op het gebied van materialen.” Ook duurt het volgens Limmergård simpelweg erg lang voordat een fabriek is uitgebreid.

Jaren wachten op voertuigen

Hägglunds-baas Gustafsson-Rask ziet dit probleem ook. Door de grote hoeveelheid bestellingen is de wachttijd opgelopen. Landen zullen jaren moeten wachten op hun voertuigen. „De keten is daarbij mijn grootste zorg.” Hägglunds bouwt een tweede productiehal en kan dan meer produceren, het investeert op dit moment 300 miljoen euro in verhoging van de capaciteit. „Maar dan blijft de vraag: hoeveel schietkoepels – het draaiende deel bovenop een tank waaruit geschoten word – kan ik krijgen?” Je kunt niet eindeloos doorgroeien, zegt Gustafsson-Rask.

Het lastige: de overheidsklanten geven na jaren juist opeens prioriteit aan snelheid, zegt Gustafsson-Rask. „Een generaal zei tegen me: vroeger hadden we veel tijd maar geen geld. Nu hebben we veel geld, maar geen tijd.”

De topman denkt dat een mentaliteitsverandering nodig is bij overheden. „Vroeger kwamen alle landen met 2.500 specifieke eisen. We willen dit, we willen dat. Dat moest je dan allemaal testen.” Nu zegt Hägglunds: als je een voertuig neemt dat gewoon voldoet aan een aantal basiseisen en die lijkt op wat we al eerder hebben gemaakt, kan je ’m in 2026 of 2027 krijgen. „Zo nee, sorry, dan wordt het 2032.” Een oorlogseconomie, zegt Gustafsson-Rask, daar is Europa simpelweg nog lang niet.

Ondertussen had president Zelensky van Oekraïne al helemaal zo z’n eigen ideeën voor de toekomst van Hägglunds. Na een bezoek aan Zweden zei hij dat er in zijn land een tankfabriek van Hägglunds zou komen. „Hij heeft gezegd dat ze meer dan 1.000 CV90’s nodig hebben”, zegt Gustafsson-Rask. Op de lange termijn is het de bedoeling dat zo’n fabriek er komt, zegt de directeur. Maar hij maakt ook duidelijk dat dit nu nog geen reëel plan is. „De eerste dag dat we beton storten voor een fabriek, krijgen we een paar Russische raketten op ons dak.”

Voorlopig zal het dus nog gewoon uit de fabriek in Zweden moeten komen. Daar zijn ze zich inmiddels meer dan ooit bewust van wat voor soort product ze eigenlijk maken, zegt Gustafsson-Rask tegen het einde van het gesprek. Een groot deel van de voertuigen die ze hier gemaakt hebben, zijn maar zelden in een oorlog terechtgekomen. Dat is nu wel anders. Het indrukwekkendste moment uit zijn carrière, vertelt hij, was een ontmoeting met Zelensky. „Hij zei: ‘jullie product redt de levens van onze soldaten’.”