Column | In Nederland geldt het recht van de sterkste

Onlangs haalde ik mijn broer op van zijn werk om bij mij thuis samen wat gyoza te gaan vouwen. Terwijl ik mijn voordeur van het slot haalde riep ik „Joehoe, ik ben er weer!” „Hé leuk”, zei mijn broer. „Is R. er ook?” „Nee, die staat vanavond in het park een boksbal in elkaar te slaan. Hoezo?”

„Tegen wie zeg je dan dat je er weer bent?”

„Tegen de cavia’s?”

Mijn broer ging er verder maar niet op in.

Je schept een denkbeeldige vriend tegen een (hopelijk) denkbeeldige vijand

De waarheid is dat ik mijn thuiskomst altijd luidkeels verkondig omdat ik bang ben. Vanwege de mogelijkheid dat er iemand achter me staat die mij, zodra ik de voordeur open, naar binnen zal duwen om me God weet wat aan te doen.

„Oh”, zuchtten enkele vriendinnen toen ik hierover begon. „Wij roepen ook uit volle borst hallo wanneer we thuiskomen in een leeg huis. Je weet maar nooit.”

Je weet maar nooit. Als kind was ik bang in het donker, voor monsters die hun kans zouden grijpen zodra het licht uitging. Eenmaal volwassen ben ik nog steeds bang in het donker, maar ditmaal voor mensen. Niet alleen vrouwen hebben er last van, ontdekte ik na een kleine rondvraag in mijn omgeving, ook ouderen, chronisch zieken, eigenlijk iedereen die maar een beetje afwijkt van de norm en geen ster in zelfverdediging of vechtsport is. In de schemering haasten zij zich naar plaatsen of groepen waar ze kunnen schuilen. Zelfs in een zogenaamd veilig land als het onze geldt ’s nachts op veel plekken slechts het recht van de sterkste.

Natuurlijk zou je willen dat het niet zo was, maar in de praktijk heb je soms geen andere keuze dan bij het openen van je voordeur in gesprek te gaan met de leegte en je op die manier groter te maken dan je in werkelijkheid bent. Je schept een denkbeeldige vriend tegen een (hopelijk) denkbeeldige vijand, waardoor je in het beste geval gesandwicht wordt tussen diverse ficties, maar goed, wat kan je anders in een tijd waarin agressie in de publieke ruimte toeneemt en er ondertussen steeds grotere tekorten zijn bij zowel toezicht als handhaving.

Dus groet je bij thuiskomst het duister. Galmen je woorden door de gang en hoop je dat de echo van je stem de illusie wekt dat er nog anderen zijn. Herhaal je dat je er weer bent, tegen iemand die er niet is.

Omdat er niemand is.

Ellen Deckwitz schrijft op deze plek een wisselcolumn met Marcel van Roosmalen.