Column | Altijd weer opnieuw

Gisteren was het rennen voor de tram, en eenmaal gehaald bleek het ding ook nog eens uit te puilen. Ik wurmde me naar een staplaats halverwege het gangpad, naast drie jongens van een jaar of dertien. Ze giechelden onderling, blikten om zich heen, zeiden „doe dan, doe dan” en uiteindelijk haalde er eentje een vaper tevoorschijn waar ze om de beurt aan begonnen te lurken. Nergens een conducteur, de gastjes keken triomfantelijk na elke hijs, omstanders waren geschokt maar durfden er niets van te zeggen, tot ten slotte de enorme man die achter de jongelui stond zich vooroverboog en hen vriendelijk verzocht de dampstaf weer op te bergen.

Ze maten hem op, zagen dat ze geen kans maakten (en dat de rest van de coupé hen inmiddels ronduit moordlustig aanstaarde) en stopten het ding weg.

Bij de volgende halte stapten ze snel uit.

Ik wilde de man bedanken voor zijn assertiviteit, maar de oudere heer naast me was me voor.

„Die rotjochies altijd”, begon hij. „Ik ben er he-le-maal klaar mee!”

Hij keek onze verlosser aan in de hoop op bijval, maar die glimlachte slechts.

„Er zullen altijd rotjochies zijn”, zei de enorme man. „Ik was er vroeger zelf ook een. We moeten soms gewoon even kijken hoever we kunnen gaan en af en toe een correctie krijgen van een onbekende. De meesten worden daarna vanzelf volwassen.”

De oudere heer mompelde dat hij na tachtig jaar op deze planeet zijn portie terrortieners inmiddels wel had gehad. „Ach”, zei de enorme man, „terrortieners zullen er altijd zijn. Beter leer je ermee omgaan, want er komen elke dag nieuwe bij.”

Ik vertelde hem dat mijn beste vriendin op de middelbare school een enorme etter was. Die trok struikjes met wortel en al uit het plantsoen en bekladde met watervaste stift elk bushokje in Almelo. Dankzij een Halt-straf en vooral een vader die zei dat hij zich doodschaamde, kreeg ze eindelijk door dat ze niet alleen op de wereld was. Nu is zij het die lawaaierige bakvissen in de trein vraagt of het iets zachter kan.

„De mensheid begint elke dag, op een bepaalde manier, weer van voren af aan”, zei de enorme man. „En iedereen maakt dezelfde opstartfouten. Net als de een eindelijk verantwoordelijk wordt, belandt de ander weer in de puberteit. Alles breekt altijd weer opnieuw aan.”

Alles breekt altijd opnieuw op. Problemen ontstaan en verdwijnen weer en keren in een andere vorm weer terug, die ook weer tijdelijk is.

De aso-adolescent transformeert in een volwassene die op zijn beurt de volgende generatie weer opvoedt.

De rest van de dag leek opeens toch een stuk minder nat en kil.

Ellen Deckwitz schrijft op deze plek een wisselcolumn met Marcel van Roosmalen.

Leeslijst