IDFA-directeur Orwa Nyrabia: ‘Mensen moeten op IDFA ruimte vinden om na te denken’

Orwa Nyrabia In de aanloop naar de 36ste editie van IDFA twijfelt artistiek directeur Orwa Nyrabia (46) over alles: de positie van het festival in een brandende wereld, de keuze van de openingsfilm, en wat moet hij aan?

Orwa Nyrabia, directeur van documentairefestival IDFA.
Orwa Nyrabia, directeur van documentairefestival IDFA. Foto Simon Lenskens

Dinsdag 31 oktober

Bots, Chili en Hamas

Ik word positief wakker met de gedachte dat ik over Chili en IDFA moet schrijven. Het is de 50ste verjaardag van de beruchte staatsgreep in het land. We brengen een nieuwe film, The Eternal Memory, die toont hoe de pijn daar blijft doorspoken in het heden. En we brengen ook twee vijftig jaar oude films, The First Year en Socialist Realism, over de kortstondige democratie die aan de staatsgreep voorafging. Die oude films zie je weerspiegeld in de dromen van de nieuwe film, lijkt het.

Ik poets mijn tanden en denk: ‘Zal het niet net lijken alsof ik focus op het verleden, terwijl de wereld vandaag in brand staat?’ Het maakt dat ik aan mijn idee begin te twijfelen. Ik zet koffie en pak mijn telefoon. Meer dan vijftig sociale media-berichten eisen dat ik Hamas veroordeel. Ik kijk beter; ze komen alle van twee accounts, op dezelfde avond aangemaakt. ‘Bot accounts!’ denk ik.

Ik vind ook een e-mail van een bevriende Israëlische filmmaker, die op 7 oktober haar neef verloor. Ik schreef haar: „Ik kan me de pijn alleen maar voorstellen, mijn vriendin.” Ze antwoordde: „Mijn hart bloedt, maar mijn pijn kan niet gebruikt worden om wraak te rechtvaardigen.”

Woensdag 1 november

Leed versus comfort

Vanochtend lees ik in NRC een paar leuke artikelen over IDFA, waaronder een column van Tristan Theirlynck. Het is mijn werk om erover na te denken hoe anderen IDFA zien. Theirlynck wil benadrukken dat IDFA niet slechts gaat om wereldleed. Naast de column staat een artikel over vijf ‘feel-good films’ op IDFA.

De column zet me aan het denken en leidt ook tot interessante discussies, zowel op kantoor als thuis. Is ‘feel good’ wel wat we nodig hebben als de wereld in brand staat? Is het niet een teken van totale onthechting? Wat mij verbaast, zeg ik tegen mijn partner, is dat ik nooit op deze manier over film denk. Vanwaar die geconstrueerde tweedeling? Wereldleed tegenover mijn comfort! Misschien moet ik het hier tijdens de festivalopening over hebben. Over het investeren in een goed gevoel voor toekomstige generaties, in plaats van twee uur feel good creëren voor mezelf, nu.

Donderdag 2 november

Ingewikkelde ochtend

Het is vijf uur ’s ochtends. Over een half uur moet ik een podcastinterview doen met een buitenlandse journalist. De interviewer wil praten over het programma dat ik heb samengesteld, ‘Corresponding Cinemas’. Wat een ingewikkelde ochtend! Het programma onderzoekt de onderlinge inspiratie van filmmakers: de banden tussen onze schijnbaar verre en gescheiden werelden. Het begint met Sky Hopinka, de beroemde Native American beeldend kunstenaar . Ik vroeg hem in februari: „Wie heeft jouw werk geïnspireerd?” Hij antwoordde: „Ken je Basma Al Sharif?” Ik was verbaasd. Hij werd geïnspireerd door het werk van een dochter van Gaza. Vervolgens vroeg ik Basma naar haar inspiratiebron, enzovoort. Het leidde tot een aaneenschakeling van filmvertoningen en gesprekken. In februari had ik niet kunnen bevroeden wat nu de betekenis zou zijn van deze opzet. Wie had dat gedacht! Of is dit wat men bedoelt met ‘Kismet’?!

Het is tijd. Ik klik op de link naar het interview.

Vrijdag 3 november

Zwakken en de sterken

Op een borrel van een partnerorganisatie vertelde ik vanavond trots dat deze editie van IDFA de meest internationale ooit wordt, na jaren werk om ondervertegenwoordigden te laten weten dat ze welkom zijn, als gelijken en niet als tokens.

„Als het programma echt internationaal is, vertegenwoordigt het echt Amsterdam!” Toen ik weer naar huis ging, viel er lichte regen in het stille, donkere Vondelpark. Een collega stond buiten te roken. „Mag ik je wat vragen?” zei hij. „Je zei laatst dat we geen definitief politiek standpunt moesten innemen, dat het festival zichzelf niet moet opdringen. Waarom nam iedereen na de invasie van Oekraïne dan wél een standpunt in?”

Ik wist niet wat ik moest zeggen. Zijn we racistisch?, dacht ik. Ik legde uit dat de situaties verschillend zijn. Niet in het feit dat de sterken de zwakken bombarderen, maar omdat er nu een gebrek aan consensus is over wie zwak is en wie sterk. Mensen die het gevoel hebben vast te zitten in die polarisatie moeten op IDFA ruimte vinden om na te denken. Toen ik wegliep, vroeg ik me af of wat ik zei onzin was. Ik kon die nacht niet goed slapen.

Orwa Nyrabia en marketing manager Selin Murat in het kantoor van documentairefestival IDFA in het Vondelpaviljoen in Amsterdam. Foto Simon Lenskens

Zaterdag 4 november

Niet van deze tijd

De openingsavond start met een korte film. Het publiek zal zich die na afloop nauwelijks herinneren, maar de film is sfeerbepalend: een overgang van het leven naar film. Ik heb uren naar korte films gekeken om er één uit te kiezen. Uiteindelijk bekeek ik het werk van Johan van der Keuken opnieuw. Ik dacht dat ik mijn openingsfilm gevonden had in De poes, een vijf minuten durende film uit 1968 over het leven van een kat. Maar in de film verbindt Johan de kat visueel aan een traditionele tekening van een Indiase vrouw, met Indiase muziek op de achtergrond. Dat heeft context nodig. We weten wel beter vandaag.

Daarna was ik enthousiast over Even Stilte. Een ritmisch beeld van werkende mensen in de straten van Amsterdam in 1963. Totdat ik bij een Zwarte Piet kwam die met kinderen speelde, en dacht „Verdomme, Johan!”. Uiteindelijk vond ik wat ik zocht in Time – Work, een film over universalisme van arbeiders wereldwijd: een smid ergens in Afrika hamert in hetzelfde ritme als een Europeaan.

Zondag 5 november

Modedag

Het is modedag. Ik heb veel werk te doen, maar dit is ook mijn laatste kans om mijn festivalkleding te bepalen.

Ik wilde overhemden strijken, maar moet vrij snel accepteren dat ik daar nu het geduld niet voor heb. Bij de stomerij in de buurt telt de vriendelijke dame de overhemden en zegt: „Kom vrijdag maar terug.” „Dat kan niet! Het moet dinsdag zijn!” Ze belooft het „te proberen”. Ik ben er niet goed in, uitzoeken wat ik aan moet op het festival. Ik kan ook niet beslissen of ik erom geef of niet. Het voelt ongemakkelijk om toe te geven dat ik erom geef, of om te stoppen met erom te geven. Belachelijk! Toen hoorde ik Oscar Wilde tegen me zeggen: „Alleen oppervlakkige mensen oordelen niet op uiterlijkheden.”

Maandag 6 november

Het wachten begint

„Ik ben bang omdat het lijkt alsof alles in orde is, is dat normaal?” zegt een collega. Ik lach en antwoord: „Dat is het beste soort angst.” Er zullen dingen fout gaan, maar ons team heeft alles goed voorbereid. Het is niet erg als we niet perfect zijn. Op kantoor worden de IDFA-boekjes afgeleverd. Ik ben altijd enthousiast over deze tastbare dingen, ze blijven over na een festival. De afgelopen zes jaar sneden we 90 procent van onze gedrukte publicaties weg. Het weinige dat we nog drukken, is belangrijk voor me. Ik loop er kinderlijk blij mee rond.

De laatste vergadering is geweest. Binnenkort zullen we een enorm publiek en meer dan 3000 internationale gasten verwelkomen. Elk jaar rond deze tijd dringt zich een emotionele jeugdherinnering aan me op. Mijn ouders, die zich vol spanning voorbereiden op de komst van gasten. Het enige wat ik nu kan doen is luisteren naar klassieke muziek, terwijl ik wacht.

Lees verder…….