‘Kunstenaars moeten zich met de wereld bemoeien’

Fides Lapidaire is uitvoerend kunstenaar, met consultants als haar directe collega’s. Bijzonder is dat op zichzelf niet. Advieswerk en artistiek talent sluiten elkaar niet uit. Maar als kunstenaar meewerken aan consultancy-opdrachten, dat mag een opvallende combinatie heten – vooral omdat ze niet komen van musea, theaters, kunstacademies of andere instellingen voor kunst en cultuur.

Waar komen die opdrachten dan wel vandaan? Van ministeries, provincies en waterschappen, van boeren en voedselproducenten.

Drie dagen per week werkt Fides Lapidaire (28) voor een adviesbureau, TwynstraGudde. Ze is opgeleid als social designer, een vak dat nieuwe perspectieven ontwikkelt voor veranderingen in de samenleving. De teelt van grassen en granen, van groenten en fruit; de industrie van vee en vlees; het gebruik van zuiver water, om dit vervuild weer te lozen in riolering en oppervlaktewater – het moet ánders. Dat is haar overtuiging. En dat is hoe ze inhoud geeft aan het kunstenaarschap.

Niemand zal ooit zeggen: ik ben als consultant geboren of opgevoed. En als kunstenaar? „Mijn moeder is beeldend kunstenaar. Dat heeft mij wel gevormd, ja”, zegt ze. „Enerzijds hebben mijn ouders me best streng opgevoed, met simpele dingen als ‘altijd je bordje leegeten’. Maar anderzijds leerde ik dat er geen grenzen zijn aan expressie en creativiteit. Verhalen, tekeningen, dansjes – álles kon, niets was te gek.”

Ze herinnert zich een moment op de kleuterschool, dat diepe indruk op haar heeft gemaakt. „Ik kreeg een plaatje, een prikker en zo’n prikkussentje. Ik begon ijverig te prikken, maar niet langs de lijntjes van dat plaatje. Toen riep de juf, hard en boos: ‘Dat doe je fout!’ Ik begreep er niets van: hoe kun je nou iets fout doen als je lekker creatief bezig bent?”

Is dit een levensles voor je geweest: buiten de lijntjes kleuren – en prikken?

„Wat ik vooral heb geleerd, is dat ik mezelf niet in woorden, in bestaande beelden en routines, hoef op te sluiten. Er is een wereld voorbij de dingen die je denkt te zien en te weten. Die begint met bewust iets níet weten. Daaruit ontstaat creativiteit: ‘leven is béleven!’ Misschien klinkt dit als een zin op zo’n Delfts blauw tegeltje, maar des te beter: dan kun je ’m makkelijk onthouden… Ik gun dit iedereen die leeft, maar niks wezenlijks beleeft.”

Wat was voor jou een ‘wezenlijke beleving’?

„Ik ben tien jaar lang regelmatig ziek geweest, van m’n 12de tot mijn 22ste, zo ongeveer. Veel pijn, uitgeput. Dokters in ziekenhuizen konden niks voor mij doen. Ik had het graag willen missen, op één ding na: in die jaren heb ik leren kijken. Eindeloos naar een boom staren, en dan zoveel méér zien dan bij oppervlakkig kijken. Kijken is mijn manier van mediteren.”

Het ziektebeeld van Fides Lapidaire lijkt te passen in een patroon dat kinderarts Elise van de Putte onlangs in NRC verwoordde, van ‘kinderen, meest meisjes, die te moe zijn om naar school te gaan. (..) Ze hebben hoofdpijn, buikpijn en spierpijn, en een behandelbare oorzaak is niet te vinden.’ Dé remedie hiertegen hebben artsen nog niet gevonden. Kinderarts Van de Putte zegt wel een hoopvol spoor te zien, in gedragstherapie om met name pubers ‘meer grip op hun leven te geven’.

Wat ik vooral heb geleerd: ik hoef mezelf niet op te sluiten in bestaande beelden en routines

Ook dit sluit aan bij de manier waarop Fides Lapidaire, op eigen kracht, haar klachten heeft bestreden. „Ik lag een keer ziek in bed, in mijn studentenkamer, starend naar de muur. En plots realiseerde ik me: ik ben zoveel meer dan alleen die stomme pijn en vermoeidheid. Ik kon opeens een scheiding maken tussen wat ik op dat moment doormaakte en wie ik ben als persoon. Dat besef heeft me veerkrachtiger gemaakt: voortaan kon ik een stuk milder oordelen over mezelf. En dat inzicht helpt me nu ook in mijn werk. Wat ik doe – goed of fout, in de ogen van anderen – heeft minder invloed op mijn eigenwaarde.”

Roger Cremers

Zo heb je met je geest je lichaam genezen?

„Zo heb ik geleerd op mezelf te vertrouwen. Ik besefte dat ik niet van buitenaf te helpen was, ik moest de kracht in mezelf zien te vinden. Dat is gelukt, mede dankzij chineng qigong, een Chinese bewegingsleer en ademhalingstechniek.”

Fides Lapidaire haalde ook energie en inspiratie uit Zuid-Amerika, waar ze in 2017 een half jaar stage liep voor haar design-studie. In Peru woonde ze in een dorp met een inheemse bevolking van Quechua-indianen. Centraal in hun samenleving staat het begrip Ayni, wat zich laat vertalen als wederkerigheid.

„Alléén wanneer je iets geeft, neem je iets”, verklaart Lapidaire het Ayni-beginsel. „Dat zit in hun manier van landbouw, in al hun rituelen, in de manier waarop ze met elkaar samenleven. Het is een diep gewortelde levensfilosofie, geen godsdienst. Deze wet van wederkerigheid beschouw ik als een belangrijke leidraad in mijn werk. Die zie je trouwens ook terug in Chinese landbouwculturen, die duizenden jaren oud zijn. Als een Chinese boerenfamilie jou te eten uitnodigde, was het beleefd om daar dan ook te kakken. Zo leverde je jouw bijdrage aan volgende maaltijden.”

Er volgt een gloedvol betoog over een van haar grote ambities: „Ik wil bijdragen aan het sluiten van de voedselketen.” Anders gezegd: aan herstel van natuurlijk evenwicht in de landbouw. Want: „Het is kortzichtig dat er kunstmest wordt gemaakt in fabrieken, waardoor het bodemleven, met z’n natuurlijke voedingsstoffen, steeds verder achteruitgaat. Tegelijk hebben we natuurlijke meststoffen in overvloed, die we behandelen als afval en weggooien via fabrieken voor rioolwaterzuivering.”

Het kweken van groenten en fruit met behulp van compost uit menselijke ontlasting brengt ze al in de praktijk. Ze kweekt rode biet, waarvan een snack wordt gemaakt die lijkt op een kroket. Naam: ‘Broodje poep’. Het vindt z’n weg naar het publiek via haar eigen foodtruck op festivals en andere evenementen – en daar vooral om het verhaal te vertellen over de voedselketen.

Hoe is dit idee ontstaan?

„Het is gegroeid. Het begon een jaar of vijf geleden, tijdens mijn studie aan de Design Academy in Eindhoven. Voor een praktijkopdracht raakte ik in gesprek met een Brabantse varkenshouder, Kees Schepers, die zei: ‘Laat mensen uit de stad met een emmer vol poep naar me toe komen; dan maak ik daar iets moois van.’ Ik dacht eerst: wablief?, iets moois maken uit onze poep? Vervolgens ging ik erover nadenken en lezen. Wat gebeurt er na het doortrekken van de wc? Toen opende zich een hele nieuwe wereld voor mij. Daar kon ik wat mee, als kunstenaar. Dat werd ‘Broodje poep’.

„Als kritiek krijg ik wel te horen: ‘Je moet het niet zo noemen. Dat schrikt mensen af. Je creëert een lacherige sfeer rondom iets wat je kennelijk heel serieus bedoelt.’ Ik zie dat echt anders. Voor mij is humor een belangrijk instrument. Ik wil de absurditeit laten zien van dingen die zogenaamd heel normaal zijn. ‘Poep is vies…’ – helemaal niet! Poep is goud waard! Ik heb hierover ook een documentaire gemaakt, met de titel Holy shit. Er is inmiddels een complete shit-beweging op gang gekomen, van mensen die zich hard maken voor compostering van mensen-mest.”

De wet van wederkerigheid beschouw ik als een belangrijke leidraad in mijn werk

Het mest-project was niet haar eerste werk als ontwerpend kunstenaar. Dat was ‘The Carrot Experience’, een expositie van verse wortelen, alsof het sieraden in een etalage waren.

De wortelen stonden tentoongesteld op een congres over de toekomst van de Brabantse landbouw. Fides voegde twee podcasts toe aan deze opstelling, beide in de stijl van een reclamespotje. In het ene klonk een enthousiaste stem, die de luisteraar aanspoorde van elke wortel één hapje te nemen en de rest weg te gooien. In het andere vroeg een zwoele stem de wortel van alle kanten te bekijken, te betasten, eraan te likken en te beleven als ‘een erotische ervaring’. Er was een derde groep, die niet naar de podcasts luisterde en alleen toekeek. De vraag was: wat lijkt jou de fijnste ervaring?

Het laat zich raden wat de kunstenaar hiermee bedoelde. In haar eigen woorden: „Op deze manier kon ik mooi spiegelen hoe ons huidige voedselsysteem werkt. Daarin zit een paradox: we doen iets heel anders dan we zeggen te willen. Als je snel kijkt, zeg je: ‘Dat oranje ding, dat is een peen.’ Hap!, volgende peen. Als je langer kijkt, ga je andere dingen zien en jezelf vragen stellen. Zo maak je ruimte voor verwondering, in plaats van snel oordelen, veroordelen, vooroordelen.”

Fides Lapidaire streeft ernaar een kunstenaar te zijn „die midden in deze wereld staat”. Want: „Ik wil niet alleen maar roepen This world goes to shit! Ik wil zelf bijdragen aan verandering. Wat dit betreft mogen kunstenaars zich wel duidelijker uitspreken, vind ik. Wij móéten ons met de wereld bemoeien. Dat geldt trouwens voor de hele creatieve sector, voor alle vrijdenkers. We kunnen onszelf, in deze tijd, niet de luxe permitteren een passieve rol aan te nemen. Onze creativiteit, ándere manieren van kijken en denken, zijn keihard nodig om problemen vanuit verschillende perspectieven te bekijken, met al hun ingewikkelde gelaagdheid.”

Foto Roger Cremers

In deze laatste woorden klinkt de taal door van de consultant, die geschoold en getraind is in analyseren en abstraheren. Voelt ze zich thuis in die wereld? „Het kost me aardig wat tijd en moeite om die taal te leren spreken. Maar ik vind het beslist de moeite waard. Ik zie het als het uitpakken van een doos van Pandora. Daarin zitten niet alleen maar rampen en plagen, maar ook hele mooie dingen. Regelen en óntregelen, het normale en het ongewone hebben elkaar keihard nodig.”

Het is beeldspraak uit de Griekse mythologie. Kan ze die met een voorbeeld toelichten? Ze noemt het stikstofprobleem. „Ik vind dat nu te veel een cijferoorlog: de bouw mag méér stikstof uitstoten wanneer boeren dat minder doen. Zogenaamd zit daar een oplossing. Ik bekijk dat op een andere manier. Ik probeer het blikveld open te trekken, van mezelf én de mensen met wie ik werk. Kan het zijn dat we hier te maken hebben met een systeem dat is vastgelopen in z’n eigen regels? Gaan we dat systeem redden door hier weer éxtra regeltjes bovenop te zetten? Ik betwijfel het. Nieuwe ideeën, voor nieuwe systemen, zijn keihard nodig. Tot échte oplossingen kom je als je je gevoel aanspreekt.”

Wij móéten ons met de wereld bemoeien.

Wat ze daarmee bedoelt, illustreert ze aan de hand van een recent project. In opdracht van gemeenten hielp ze mee plannen te maken tegen oplopende hittestress in binnensteden. Blijven mensen nog wel winkelen in het centrum van bijvoorbeeld Delft of Deventer, wanneer het buiten boven de 40 graden is?

Zo pakte ze het aan: „Op zomerse dagen hebben we in steden een broeikas gezet op plekken waar je de temperatuur van de toekomst kon ervaren. Daarin zijn we gaan praten met ambtenaren, raadsleden, winkeliers, horeca-mensen en hun klanten. Als je de hitte echt voelt, praat je anders dan in een koele vergaderkamer.”

Roger Cremers

Een kwestie die haar op dit moment bezighoudt, gaat over drinkwater. „Zodra je een kraan opendraait, stroomt daaruit een hoogwaardige vloeistof, een eerste levensbehoefte zelfs: drinkwater. Amper een seconde later eindigt verreweg het meeste als afval in de riolering. Drinkwater is dus een product met een ongelofelijke korte levensduur.

„In feite staan kranen model voor overvloed: die blijven stromen totdat je ze dichtdraait. Vinden we dat normaal? Past dit wel in deze tijd, waarin we weten dat we waterverspilling moeten tegengaan? Kan ik een kraan ontwerpen die niet is ontworpen vanuit overvloed, maar vanuit schaarste?”

Heb je al een begin van een antwoord?

„Het gaat me niet direct om de antwoorden, maar om de manier waarop we met elkaar praten over drinkwater. Ik noem dat: waterwederkerigheid. Jij draait elke dag talloze malen een kraan open en je trek de wc door. Je néémt water. Maar wat geef je ervoor terug?”

Lees verder…….