Normale viering

Marcel van Roosmalen

Ik was jarig, altijd een moeilijke dag. Ik vul hele jaren om de onbenulligheid van het vieren van je eigen geboorte er bij iedereen in te peperen en besluit dan altijd om op het allerlaatste moment toch wat aan mijn eigen verjaardag te doen.

De grootste nog beschikbare tafel in een restaurant in Amsterdam was er, in verband met coronamaatregelen, een voor maximaal drie personen. De goede vriend die ik de avond ervoor laat had overvallen met het goede nieuws dat hij, zonder partner, tussen mij en de vriendin mocht aanzitten belde af met vage coronaklachten. Zijn vrouw vond het onverantwoord dat hij in een restaurant zou hoesten, maar hij gaat dit weekend wel naar Vitesse-PSV, want hij had zich niet getest.

„En met griep mag dat wel.”

Op de achtergrond hoorde ik zijn vrouw souffleren, we gaan lang terug. Dat hij zich niet zo van de ene naar de andere kant van het land moest laten commanderen door mij, met mijn zogenaamde belangrijke medialeven. Was ik niet de man die het op zijn vijftigste verjaardag, toen hij voor het eerst een zaaltje had gehuurd, had laten afweten voor een of ander dom persreisje? Nou dan.

Het was het eerste telefoontje van de dag.

Daarna belde mijn broer.

Niet om te feliciteren, maar om mee te delen dat hij voor zijn eigen verjaardag in maart een huisje in een vakantiepark in Mierlo had afgehuurd.

Dan het geluk dichtbij. Ik was vroeg gewekt met zacht gezang, een halfslachtig ‘lang-zal-ie-leven’. Lucie van Roosmalen (6) en Leah van Roosmalen (4) hielden er na twee coupletten mee op. Leah van Roosmalen had twee tekeningen gemaakt – een vluchtige schets van onze katten Joseph en Olga die tussen de wolken in de lucht vlogen en een zelfportret in oranje jurk – en Lucie van Roosmalen was er nog niet aan begonnen.

Ik bracht de vijftig (!) tekeningen in herinnering die ze een week eerder voor de verjaardag van hun moeder hadden gemaakt.

„Misschien na school”, zei Lucie van Roosmalen. „Als er taart is.”

De kamer was niet versierd, ik zag geen pakjes.

„Die komen met de post, misschien”, zei Lucie van Roosmalen, die haar moeder in alles nakakelt.

En zo bracht ik ze op de bakfiets naar hun school, op deze niet-speciale dag. Ik liep hand in hand met Leah van Roosmalen naar de poort en droeg haar over.

„Hij is jarig”, zei ze tegen de juf, die de hand op de automatische piloot naar voren stak, „maar hij viert het niet.”

De juf trok haar hand terug, we knikten wat ongemakkelijk naar elkaar.

Ik dacht: ‘volgend jaar doe ik normaal, maar dat denk ik ieder jaar.’

Marcel van Roosmalen schrijft op deze plek een wisselcolumn met Ellen Deckwitz.

Lees verder…….