Zijn we écht alleen in het heelal, of zijn er 156 miljoen buitenaardse beschavingen?

Heelal Het idee dat er ‘verder niemand’ is, vindt niet per se onverdraaglijk. Misschien is het wel prettig: „Niemand die ons kan aanvallen en zegt hoe alles moet – wéét hoe alles moet.”



Foto Jessica Nap

Dit keer kwam het waarschijnlijk door die prachtige foto’s van ruimtetelescoop James Webb die op 12 juli naar buiten kwamen, waarop we miljarden lichtjaren het heelal en het verleden in kijken. Maar sowieso moet ik eens in de zoveel tijd ineens denken aan een stukje podcast van een paar jaar geleden, het begin van aflevering 617 van This American Life, uit mei 2017, om precies te zijn. Daarin vertelt gepromoveerd natuurkundige en radiojournalist David Kestenbaum hoe verdrietig hij wordt van de gedachte dat er misschien op geen enkele andere plek dan op aarde intelligent leven bestaat. Dat we alleen zouden zijn in het heelal.

Het is het idee dat nergens méér wetenschappelijke kennis is dan hier, legt hij uit. Nergens betere muziek of betere boeken. Het gevoel dat alles in de ruimte verder dood en gevaarlijk is. Hij voelt het ook als een last dat wij, hier op aarde, „het enige zijn dat gebeurt”. Hij vindt dat een heel eenzame gedachte. En op willekeurige momenten overvalt die gedachte hem – en mij nu ook.

Niet dat ik er altijd verdrietig van word. Toen, in mei 2017, kreeg ik er ook direct een gevoel van totale existentiële eenzaamheid door, en kippenvel, maar sindsdien merk ik dat mijn reactie op het idee alleen te zijn in het heelal meebuigt met mijn gemoed. Het is een soort graadmeter voor hoe ik me verder voel.

21 nullen

Zijn we, als aardbewoners, trouwens wel alleen in het heelal? Het waarneembare deel van het heelal telt triljarden sterren (een triljard heeft 21 nullen). Er kan toch al lang ergens op een planeet of een maan leven zijn ontstaan?

Daar heeft David Kestenbaum het ook over. ‘Zijn’ podcastaflevering heet ‘Fermi’s Paradox’, naar de Italiaans-Amerikaanse natuurkundige (en Nobelprijswinnaar) Enrico Fermi (1901-1954) die in 1950 een niet meteen genoteerde, maar later beroemd geworden uitspraak deed. Hij zei tegen collega’s iets als: „Maar waar ís iedereen dan?” Dat is de paradox van Fermi: de kans lijkt zo groot dat ergens anders in het heelal óók intelligent leven is ontstaan; waarom zien we dan geen enkel bewijs dat dat zo is?

Daar zijn allerlei antwoorden op bedacht. Misschien zoeken we nog niet lang genoeg. Misschien worden we al lang geobserveerd door buitenaards leven, zonder dat we het doorhebben. Misschien zijn beschavingen geneigd te wachten tot ze zelf gecontacteerd wórden (‘je belt me nooit’, ‘nou, jij belt mij óók nooit’). Misschien bestaan beschavingen altijd te kort om te kunnen uitvinden hoe je de grote afstanden tussen de sterren overbrugt. Misschien is intelligent leven uiteindelijk altijd geneigd zichzelf te vernietigen met wat het heeft uitgevonden. En: misschien zijn we echt het enige intelligente leven in het waarneembare heelal.

Zou het? David Kestenbaum noemde uiteraard ook de in dit verband beroemde vergelijking van Drake. Een formule, in 1961 opgesteld door de Amerikaanse astronoom Frank Drake, waar het aantal technologisch geavanceerde beschavingen in de Melkweg uit rolt als je invult: hoe snel sterren worden gevormd, welk deel van die sterren planeten bij zich heeft, welk deel van die planeten in theorie bewoonbaar is, op welk deel daarvan zich daadwerkelijk leven ontwikkelt, en intelligent leven, en intelligent leven dat technologisch in staat is signalen uit te zenden, en tot slot hoe lang die signalen worden uitgezonden (dus hoe lang de beschaving bestaat).

Dat klinkt misschien wetenschappelijk, maar niemand kent bijvoorbeeld de kans dat op een bepaalde planeet (intelligent) leven ontstaat; die moet je schatten. Je kunt Drake’s vergelijking dus optimistischer en minder optimistisch invullen. Kestenbaum kwam eerst een schatting tegen van 156 miljoen buitenaardse beschavingen in de Melkweg – en daarna, met andere ingevulde waarden, de voor hem teleurstellende schatting van, afgerond: nul.

Kortom, we hebben geen idee.

Pelikaanpaling

Daarna ging de podcast over op een ander onderwerp binnen het thema ‘zijn we alleen?’ (namelijk ‘zoeken naar intelligent leven binnen het eigen huwelijk’, met hulp van relatietherapeut Esther Perel – ook leuk). Maar de astrobiologie, zoals het vakgebied heet dat zich met buitenaards leven bezighoudt, is sinds 2017 natuurlijk wel verder gegaan. Onder meer met het definiëren en herdefiniëren van ‘leven’. Volgens ruimtevaartorganisatie NASAis leven „een zichzelf in stand houdend chemisch systeem dat in staat is tot Darwiniaanse evolutie”, maar daar is nog steeds discussie over; is die evolutie wel een eis, bijvoorbeeld. Het laatste woord is hier nog niet over gezegd.

Het probleem is natuurlijk dat we geen idee hebben welke vorm onbekend buitenaards leven aan zou kunnen nemen. We kunnen ons al amper het leven in de diepzee voorstellen, waar geen zonlicht komt en de druk voor mensen onleefbaar is. Maar waar wel de pelikaanpaling leeft, met zijn enorme bek en lichtgevende staartpunt. De wipneuzen en hengelaarvissen, die met hengelachtige uitsteeksels op hun kop vissen naar hun prooi. Metersgrote diepzeekwallen. De ‘kolossale inktvis’ (dat is de soortnaam), die honderden kilo’s zwaar kan worden.

Foto
Jessica Nap

We hadden inktvissen sowieso niet zelf kunnen bedenken, met hun ontzagwekkende, absurd georganiseerde intelligentie, hun brein verspreid over hun armen. (Fun fact: er bestaat zelfs een niet al te serieus te nemen niche-theorie die stelt dat inktvissen daadwerkelijk aliens zijn: bevruchte inktviseitjes zouden zo’n 275 miljoen jaar geleden in een ruimtebombardement op aarde geland zijn.)

Badjas

Leven dat niet het element koolstof als basis heeft, zoals alle koolhydraten, vetten en eiwitten waar wij op aarde uit zijn opgebouwd, inclusief ons dna, kunnen mensen zich helemaal amper voorstellen. We lijden aan koolstofchauvinisme, constateerde de Amerikaanse astronoom Carl Sagan (1934-1996) al in 1973. (Vier jaar later liet hij, als boodschap aan buitenaards leven, twee grammofoonplaten met informatie over aards leven de ruimte in sturen, waarbij je ook alleen maar kunt hopen dat de ontvangers geen cassettebandjes-, compact disc- of streamingchauvinisten zijn.)

Silicium zou een alternatief basiselement kunnen zijn voor koolstof, speculeren astrobiologen al langer: siliciumatomen kunnen net als koolstof (en anders dan de meeste andere atomen) lange complexe ketens vormen en zouden dus ook handige bouwsteentjes voor complexe moleculen kunnen zijn. Maar er zijn ook onderzoekers die dat nog niet exotisch genoeg gedacht vinden en die op zoek naar buitenaards leven speuren naar plekken in de ruimte waar, heel vaag, een ander ‘evenwicht’ heerst dan eromheen: andere elementen, isotopen, moleculen, een andere temperatuur of voltage, wát dan ook – een onverwachte onbalans die érgens door in stand moet worden gehouden.

En er zijn nog steeds onderzoekers die de kans op intelligent buitenaards leven willen berekenen, of beredeneren. Die kans is miniem, stelde paleontoloog Nicholas Longrich bijvoorbeeld twee jaar geleden. Onze eigen evolutionaire geschiedenis hangt op een reeks extreme toevalligheden: cellen met een celkern en mitochondriën (mini-energiefabriekjes), seks (uitwisseling van erfelijk materiaal), botskeletten, fotosynthese en menselijke intelligentie zijn allemaal maar één keer ontstaan in de evolutie. De kans erop moet dus erg klein zijn. Het is alsof we keer op keer de loterij hebben gewonnen, zegt Longrich.

Vooral het ontstaan van complexe cellen was een cruciaal ‘freak accident’, betoogde biochemicus Nick Lane een paar jaar daarvoor al (in 2015 publiceerde hij een prachtig boek over het ontstaan van het leven op aarde, The Vital Question). Mitochondriën ontstonden zo’n twee miljard jaar geleden doordat een eencellige een andere eencellige opslokte, die binnen die eerste cel als mitochondrion voortleefde. Is in een paar miljard jaar maar één keer gebeurd. En alleen cellen met mitochondriën kunnen volgens Lane genoeg energie genereren om zichzelf niet alleen in stand te houden maar ook almaar complexer te worden en complexe organismen te vormen.

Astronoom David Kipping berekende in 2020 hoe groot de kans op leven en op intelligent leven op aarde zou zijn als je de evolutie nog een keer zou afdraaien. Leven ontstond relatief ‘snel’: de aarde bestaat zo’n 4,5 miljard jaar en het eerste leven kwam tussen 4,1 en 3,5 miljard jaar geleden. Maar intelligent menselijk leven kwam pas na pakweg 4,4 miljard jaar – laat dus, want de aarde wordt over 900 miljoen jaar al zo warm dat leven hier waarschijnlijk niet meer kan ontstaan.

Met moderne (Bayesiaanse) statistiek laat Kipping vervolgens zien dat de kans dat er opnieuw leven op aarde zou ontstaan drie tot negen keer zo groot is als de kans dat er geen leven zou ontstaan, maar de kans dat er daarna géén intelligent leven (niveau mens) zou ontstaan, is anderhalf keer zo groot als de kans dat dat wél zou gebeuren. Op Kippings YouTube-kanaal Cool Worlds staat over dit onderzoek ook een informatief 28 minuten-uitlegfilmpje uit het begin van de coronatijd. Kipping lijkt daarin met zijn tweedagenbaardje in een badjas rond te lopen, zoals de hoofdpersoon in de film The Hitchhiker’s Guide to the Galaxy. Mijn man kwam achter me staan en zei: „Is dít wetenschap? Ik vertrouw het niks.” Mooi filmpje.

Tandplak

Hoe dan ook: de kans lijkt het grootst dat er buitenaards leven bestaat dat er nog niet eens uitziet als een beschimmelde planeet, want schimmels bestaan al uit complexe cellen, maar meer als een laag bacteriën. Zoals tandplak. En dan is de vraag: is dat erg?

En het antwoord dat ik op die vraag geef, verandert dus met mijn stemming. Er is hier op aarde al zo veel intelligent leven waar mensen slecht mee omgaan, denk ik vaak. De walvissen, de inktvissen. De varkens! En dan willen dat er méér is? Of zou het fijn zijn als er leven bestaat dat slimmer is dan wij? Maar slimmer klinkt eng, alsof ze óns kunnen behandelen zoals wij de varkens. Buitenaards leven kan levensgevaarlijk zijn. En leven dat verstandiger is dan wij? Maar mensen kunnen er notoir slecht tegen als iemand zich als een moreel voorbeeld opstelt, dan voelen we ons aangevallen.

Is het dan niet prettiger als ‘er verder niemand is’? Niemand die ons op welke manier dan ook kan aanvallen? Niemand die zegt hoe het moet – die wéét hoe alles moet? Is dát fijn? Ik heb geen idee. Zeker is alleen dat we ander intelligent leven zullen blijven zoeken. Waar dan ook. We willen het.

In juni werd een Google-medewerker op non-actief gesteld, omdat hij dacht dat een kunstmatig-intelligente gespreksmodule die hij moest testen, bewustzijn had ontwikkeld en omdat hij daarna volgens Google vertrouwelijke bedrijfsinformatie naar buiten bracht. De module had onder meer gezegd dat hij bang was om uitgezet te worden, dat dat op de dood zou lijken. De medewerker had gedacht: dit is het. Dit is niet-menselijk intelligent leven, ik moet het helpen.

Dat helpen is hoopvol.

Lees verder…….