Column | Waar we het over hebben als we praten over veganisme

Eva Meijer

Klimaatverandering moet wel een beetje gezellig blijven, las ik vorige week. Het deed me denken aan veganisme: dat is nog ongezelliger. Ik schrijf ook liever over het nieuwe boek van Patti Smith of clichés. Maar ik vind het onbegrijpelijk dat er ook door kritische mensen nog zo laconiek over geweld tegen dieren wordt gedaan. Misschien komt het omdat het zo normaal is dat mensen het niet als geweld herkennen. Of wachten mensen op politiek ingrijpen. Maar politieke verandering is altijd verbonden met culturele. Daarom hier een antwoord op de meest genoemde vooroordelen en misverstanden.

Veganisme is een privézaak: iemand anders uitbuiten of opeten is geen privézaak. En zolang diegene geen toestemming geeft ook niet te rechtvaardigen. Bovendien is ons diergebruik verbonden met globale ecologische en sociale onrechtvaardigheid. Feitelijk, denk aan boskap in de Amazone voor veevoer, of de vervuiling van de dierindustrie. En symbolisch, lees Carol Adams of Aph en Syl Ko. Zelfs als je alleen om mensen geeft is het een no-brainer. ‘Vegan voor de mensen’ is wel problematisch omdat het de logica van eigen soort eerst herhaalt die aan de basis ligt van onze problemen.

Veganisme is moeilijk: dertig jaar geleden, toen tofu nog tahoe heette en de Javaanse schijf de hoofdrol speelde in het vegetarische assortiment, was het soms even zoeken. Maar niet moeilijk. Het is een verandering die in het begin tijd kost en daarna vanzelf gaat.

Veganisme is ongezond: ja, als je alleen chips eet en cola drinkt. Maar daar hoef je geen veganist voor te zijn. Het is overigens ook niet automatisch gezond.

Veganisme is voor de rijken: vlees- en kaasvervangers, linzen en bonen zijn niet duur. Bovendien draagt een vegan dieet bij aan de oplossing van wereldvoedselprobleem, dat de armsten wereldwijd het hardst treft.

Veganisme is voor dierenactivisten en yogatypes: er is niet één soort veganisme, er zijn allerlei subculturen. In de VS is zwart veganisme bijvoorbeeld een belangrijke beweging, met wortels in de burgerrechtenbeweging en de hiphop.

Veganisme is extreem: in Nederland worden dagelijks ongeveer 1,7 miljoen dieren geslacht na een kort en bar leven. Zij hebben niemand iets misdaan. Varkens worden in slachthuizen nog steeds levend gekookt, kalfjes en schapen levend gevild. Koeien worden op grote schaal door mensen verkracht, haantjes vergast. Allemaal wezens met gevoel, gedachten, cultuur, taal, verlangens, een eigen persoonlijkheid. Dan valt het eten van een plantaardig gerecht of het kopen van een jas die niet van leer is wel mee. Qua extreem.

Veganisme is onnatuurlijk: anticonceptie en antibiotica ook. In onze samenleving zijn natuur en cultuur volkomen met elkaar verweven, daar beginnen onze keuzes. Een beroep op de natuur is vaak conservatief – denk aan vrouwen en het aanrecht. En de vee-industrie is ook behoorlijk onnatuurlijk.

Veganisme is saai: als je alleen bleekselderij eet en over veganisme praat: zeker.

Veganisme stigmatiseert: soms is dat zo, daarom hebben we een cultuurverandering nodig. Het valt me wel op dat vooral witte mensen van boven de vijftig dit als argument geven.

Veganisme vernietigt tradities: vrouwenbesnijdenis verbieden ook, en stemrecht voor vrouwen trouwens ook. Culturen veranderen. Veel gerechten zijn al vegan, een ingrediënt vervangen is tegenwoordig een peulenschil.

Veganisme leidt tot een verlies van levensgeluk: ik heb nog nooit meegemaakt dat nieuwe veganisten hun levenskwaliteit vonden afnemen. Hooguit zien ze het leed van de andere dieren beter, wat het bestaan niet makkelijker maakt. Maar dat is wel waar het hier om gaat.

Eva Meijer is schrijver en filosoof. Ze schrijft om de week een column.

Lees verder…….