Column | Zwevend boven club en stad

Theo Bos, mister Vitesse, is vandaag elf jaar dood. Ik schreef op zijn verzoek een boek over hem. Aan zijn bed In Elst heb ik de eerste hoofdstukken voorgelezen, hij vond de foto’s mooi, een half uur later was hij overleden, het is in de betere antiquariaten verkrijgbaar. Met dat boek kwam de morele verplichting om de herinnering aan hem levend te houden.

Theo Bos wordt nog steeds gemist, nu de Arnhemse voetbalclub er zo zorgelijk bij ligt: misschien wel steeds meer gemist. Er is een borstbeeld op Papendal, een Theo Bos-tribune in Gelredome en graffiti op het supportershome, maar bovenal hangt hij als wolk boven club en stad.

Sinds zijn heengaan zijn we alleen maar verder afgegleden.

Tegen wil en dank sta ik rond 28 februari jaarlijks de pers te woord. Ik kende hem goed, of in ieder geval goed genoeg, maar was niet zijn beste vriend. Ieder jaar hoor ik mezelf weer zeggen dat we op Nieuw Monnikenhuize massaal ‘Theo pak ‘m terug’ riepen als een speler van de tegenpartij ons irriteerde, dat hij een spijkerbroek droeg van een onbekend merk, dat bami zijn lievelingseten was en dat hij een cynisch gevoel voor humor had. Dat hij het echt leuk vond als hij iemand tegen een deur zag lopen, juist als het ook echt pijn deed. En dat hij niet alleen speler, maar ook supporter van Vitesse was.

Ik was met zijn vrouw Marieke, ‘zilveren Vitessenaar’ Jorgos Zagkotsis en oud-persvoorlichter Ester Bal bij Vitesse-Volendam (1-1), Lucie van Roosmalen (8) zat op zijn plek op de West-Tribune. We keken naar Edward Sturing en zijn tegen het naderend onheil vechtende spelers, ik denk dat we het spel in zijn geest becommentarieerden. Tussen de kommer en kwel zag ik ook een lichtpunt, de manier waarop de stad Arnhem en de voetbalclub elkaar sinds kort weer omhelzen, voelt bijna net zo puur als in zijn tijd.

Tijdens een van de laatste interviewsessies zei hij dat het voor mij ook zwaar werd als hij er niet meer was. „De rest van je leven moet je rondom de sterfdatum vragen beantwoorden over mij. Weet je al wat je gaat zeggen? ”

„Dat we je heel erg missen. ”

Hij lachen.

Marcel van Roosmalen schrijft op deze plek een wisselcolumn met Ellen Deckwitz.