Column | Van vogels en vissen

Ellen Deckwitz

Vanwege een verrekte rug heb ik de afgelopen dagen veel gewandeld en zo kom je al genezende ook weleens andere levensvormen tegen. Dinsdagochtend liep ik bijvoorbeeld door Hoorn, waar de grachten zich door de vrieskou als ogen hadden gesloten. Midden op het ijs stond een clubje kokmeeuwen. Ze keken sip naar de bevroren massa onder hun zwemvliezen, dribbelden op en neer, verbaasd en ook wat gefrustreerd. Het zou best kunnen dat ze zich de vorige winter óf niet konden herinneren, óf dat dit zelfs hun eerste was, waardoor het voor hen een complete verrassing moest zijn dat het kanaal opeens niet meer uit vloeistof bestond, maar uit ijskoude baksteen.

„Ik had net zo’n zin om te dobberen”, piepte er een.

„Ik verheugde me op verse alg”, jammerde een ander.

Voor watervogels is zo’n gracht natuurlijk zowel voedsel- als slaapbank. Hoe zalig moet het zijn dat je er in slaap kan vallen zonder te verdrinken. Heerlijk meedeinen met de golven (een weldaad voor de wervelkolom!) en altijd word je verkwikt wakker. Natuurlijk moet je niet te dicht tegen de kade indommelen, dan kan een hond je pakken of een mens op je plassen, maar als je een beetje oplet, rest je niets dan complete ontspanning.

Ik liep wat dichter naar het water toe, de meeuwen negeerden me. Eentje pikte lusteloos in de bevroren spiegel. Ik keek naar beneden en zag onder het ijs enkele baarzen zwemmen. Die hadden nu de tijd van hun leven. Geen enge snavels meer die als kermisgrijparmen opeens je geliefde of familie konden wegrukken. Geen vislijnen meer, met hun haken als glanzende vraagtekens, in je woonkamer. Geen afval en flessen die vanaf dreunende boten je huis in werden gesmeten. Je plafond niet meer de plek waarvandaan het gevaar kwam, maar een oneindig bevroren autoraam dat je als een raketschild beschutte.

Een baarsje keek omhoog. Ik tikte met de neus van mijn laars op het ijs. De vis schoot weg, nog niet gewend dat de winter zijn leefgebied in een bunker had veranderd waarin hij veilig was, met genoeg voedsel en zuurstof om het nog heel lang uit te zingen.

Dit was een gek jaar, dacht ik. We betalen een hoge prijs voor warmte. Er zijn ijzige gordijnen opgetrokken. Op sommige plekken kan je niet meer komen.

Ik voelde mijn rug steken, wist dat ik weer moest gaan bewegen. Ik groette de vogels en de vissen en beende weg, door een winter die het bekende vervormde en het vertrouwde deed stollen. Terwijl de temperatuur verder daalde, schoven er vliezen over de wereld heen en plaatste de wezens in coulissen waar ze nooit om hadden gevraagd.

Ellen Deckwitz schrijft op deze plek een wisselcolumn met Marcel van Roosmalen.

Lees verder…….