Zangeressen Greetje Kauffeld en Thérèse Steinmetz: ‘Hier ben je snel een oude gek, terwijl je elders op handen gedragen wordt als je op late leeftijd nog artiest bent’

Kijk, hier stond ze, wijst ze. Greetje Kauffeld (84), na Rita Reys een van de grote naoorlogse jazz-zangeressen die doorbrak bij The Skymasters en een mooie internationale solocarrière opbouwde, klimt voorzichtig het podium op. De laarsjes knellen, even oppassen.

Jazzstandards, Greetje Kauffeld zingt ze al haar hele leven. De liedjes zitten verankerd in haar hoofd. Niettemin is haar voorbereiding voor een concert stevig: stemoefeningen natuurlijk, zeker de ouder wordende stem moet getraind blijven. Het liefst zingt ze mee met haar eigen cd. En dan ouderwets teksten stampen – een jazz-zangeres die zingt van een papiertje, dat kán gewoon niet. Ze zou er bovendien haar leesbril bij moeten opzetten.

Maar dan kan het toch nog gebeuren dat je in ‘Sweet Georgie Fame’ – ze kan het nummer dromen, nooit moeite mee gehad, Tony Bennett zong het ook – ineens een black-out hebt. Het was het tweede liedje in de set laatst. En ineens kon ze denken: hoe ging het ook weer?

„O, maar dat ving je heel open en leuk op”, reageert vriendin en zangeres Thérèse Steinmetz (90). „Zo van: o, wacht, ik weet de tekst even niet meer. Hoe je toen even de tijd nam. Dat deed je fantastisch geroutineerd.”

Greetje: „Ja, ik liep naar mijn saxofonist, Jan Menu. Hij fluisterde een regeltje. En als je dat eenmaal weer hebt…”

Thérèse: „Ja, dan weet je het weer!”

Greetje knikt. Maar hoewel de rest van het optreden gesmeerd ging, steekt het haar. Zachtjes: „Dat kan dan zomaar ineens gebeuren. Zo vervelend.”

https://www.youtube.com/watch?v=mCuVMK176Bo

Het Anna Stibbe-theaterzaaltje van het Rosa Spierhuis, modern seniorencomplex voor culturele coryfeeën en oud-wetenschappers in Laren, was vorige week zondag uitverkocht (145 mensen). Dat verbaast niet. Maar dat Kauffeld haar jazzconcert, met songs als ‘A Song For You’ en ‘Just One of Those Things’ uitgevoerd met jazztrio Dig d’Diz, voor ‘eigen mensen’ merkwaardig genoeg angstaanjagender vond dan voor een anoniem duizendkoppig publiek, dat wel. Zingen voor mensen met namen, dat is lastiger – vinden ze allebei.

Het was evengoed een „eclatant succes” hoor, bevestigt vriendin Thérèse hartelijk. Ook zij weet hoe dat geheugen kan haperen. Hoe je je dingen kunt herinneren van toen je piepjong was. Hoe liedjes van toen er, hup, uit rollen. Of hoe ze afgelopen najaar bij Tijd voor Max op verzoek zo een stukje Roemeens zong. Maar op namen komen? Of liedjes uit haar vorige voorstelling?

Greetje Kauffeld (links) en Therèse Steinmetz in het Rosa Spierhuis.
Foto Bram Petraeus

In diezelfde zaal trad Thérèse Steinmetz – expressieve stem, theatrale maar intiem naar de luisteraar toegezongen voordracht – ook al tweemaal op, met vaste Franse zangpartner Philippe Elan. In 2016 namen ze samen het album Amsterdam – Paris op, met Franse chansons en Nederlandse liedjes; het werd, onder meer in deze krant, goed ontvangen.

In het Rosa Spierhuis gaat Thérèse vaak oefenen in de Muziekkamer. „Als de tent vrij is, ten minste. De piano is er vals. Maar aan tien minuten zangoefeningen heb ik genoeg. Even die spieren op gang brengen. Na alle toonladders hoor ik mijn oude Duitse leraar klassieke zang weer zeggen: ah, es ist nog da.”

Greetje: „Aja! Ik trouwens niet hoor. Ik zing thuis. En weet je, alles nog in dezelfde toonsoort als toen, ik ben niet lager gaan zingen. Dat vind ik heel fijn, want als je lager gaat zingen, gaat er zoveel verloren.”

Thérèse: „Dat hangt natuurlijk van de stem af. Er kan ook iets bij komen hè.”

Greetje: „Ja, zeggingskracht. Maar ik ben blij dat het voor mij nog hetzelfde is.”

Thérèse: „Ik zong vroeger veel klassiek. Als ik nu eens een lied zing van vroeger, dan denk ik dat het misschien nog mooier zou zijn in een toontje hoger of lager. Ik heb een andere visie gekregen van hoe mijn stem moet klinken.” Maar misschien, vervolgt ze, heeft ze een groter bereik dan haar vriendin. „Weet jij hoeveel octaven je kunt? Wat is je laagste noot en je hoogste?”

Jazz-zangeres Greetje Kauffeld (84)
Foto Bram Petraeus

Greetje: „Hm, dat heb ik ooit wel eens geweten.”

Thérèse: „Door de piano weet ik: van D klein tot F 2-gestreept. Dat hebben jazz-zangeressen haast nooit. Ik zong klassiek hè, in het Concertgebouw. De Habanera uit Bizets opera Carmen. De grote aria van Dalila uit Saint-Saëns’ Samson et Dalila. Maar ik zou geen jazz kunnen zingen. Dat zit niet in mijn systeem.”

Appeltaart

Het is gezellig om lunchtijd aan een wat beschut tafeltje in het Galeriecafé van het Rosa Spierhuis. We zitten dicht bij elkaar, dat praat en luistert makkelijker. Er komt appeltaart op tafel en ik mag tutoyeren in een dubbelgesprek over de creatieve muziekvonk, blijven zingen tot je erbij neervalt, de vooroordelen over zingen op (een zekere) leeftijd en het behoud van een goede zangstem. Bij het woord ‘zangeressenpensioen’ trekken beiden een vies gezicht.

Naast de tafel en in de hele residentie hangt abstract realistisch schilderwerk van een bewoner, kunstenaar Eric Zilverberg. Achter ons staat een vleugel. Diverse muziekinstrumenten staan uitgestald in vitrines. Even verderop zit een oud-politicus te eten met zijn echtgenote, een oud-actrice. Een raampartij kijkt uit op een parkachtige tuin.

Ze voelen zich hier thuis. De theaterzaal is een grote plus. De muziekkamer, de leestafel, de vrijdagmiddagborrel. Hoe je snel „je kringetje vindt”. Greetje Kauffeld woont hier nu bijna drieënhalf jaar. Toen haar man, producer Joop de Roo, in 2018 overleed, verhuisde ze van Almere terug naar ’t Gooi om dichter bij de kinderen te zijn.

Moederlijk: „Zeg moet je niet eens een hap nemen van je tosti? Anders wordt het koud.”

Thérèse Steinmetz werd ruim twee jaar geleden door lieve vrienden „verleid”. Ze woonde lang, vanaf haar 63ste, in Cannes in Frankrijk, als „vlucht van alle narigheid”. Eerst overleed haar dochter, ruim een jaar later haar (tweede) echtgenoot, componist en liedjesschrijver Gerrit den Braber. Naar terug verhuizen had ze geen oren. Al werd het heel wat minder leuk hoe haar vriendenkring in Frankrijk uitdunde tijdens corona – „daar zeggen ze covíddd” – en ze regelmatig naar Nederland ging voor familiebezoek.

„Met een smoes gingen we hier eens kijken. Ik kwam direct bekenden uit het theatervak tegen.” Ze viel als een blok voor het appartement dat ze nu bewoont.

Waar de één een carrière bouwde op jazz en schlagers (met veel succes in Duitsland), volgde de ander het pad van liedkunst, Franse chansons en klassieke muziek – om uiteindelijk te belanden bij een meertalig repertoire van Roemeense volksliederen tot Spaanstalige liedjes. Ook was Steinmetz actrice en kunstschilderes.

https://www.youtube.com/watch?v=54AX_A4Fcks

Ze hebben gemeen dat ze aan het Eurovisie Songfestival meededen. Greetje was 21 jaar toen ze meedeed met het nummer ‘Wat een dag’, in 1961. Thérèse was ‘al’ 33 jaar toen ze meedeed met ‘Ring-Dinge-Ding’ in 1967. Lachend: „Zeg, jij was toen echt nog een kind!”

Opvallend is hoe ze in beide liedjes jubelden over een ‘bijzondere dag’. Niet uit vrije wil overigens. Steinmetz zong zes liedjes in een nationale selectie, waaruit het publiek toen moest kiezen. Tot haar spijt kozen ze het luchtige ‘Ring-Dinge-Ding’ met olijke zinnetjes als „Als ik zin heb om hardop te zingen, Door het huis en de straten te springen. Als een straatmuzikant, heel elegant. Voor me buigt met z’n hoed in de hand. Dit wordt een ring-dinge-dinge-ding (dag).”

„Eén ging over een STORM. Oh, die vond ik gewéldig! Ach, ik hoopte toch zo dat ze die zouden kiezen.” Ze zingt het voor, met veel drama: „De stóóórm, de storm! Zoveel duizend uren,… waar bénnnn je?” Haar ‘Ring-Dinge-Ding’ kreeg bij het Eurovisie Songfestival in Wenen slechts twee punten. ‘Puppet on a String’ van Sandie Shaw won. „En terecht. Ik heb het daarna nóóit meer gezongen. Ik vond het niets voor mij.” Wel heeft ze een hit met ‘Speel het spel’.

Greetje had wél wat met het nummer ‘Wat een dag’, vult ze aan. Ze zingt het nog vaak als toegift. https://www.youtube.com/watch?v=eBnIF9gQxkg

Hoe ze de inzending van dit jaar, Joost Kleins ‘Europapa’ vinden, laat zich raden. De dames zijn het er over eens: idioterie. Vroeger was het een écht Songfestival, de titel zei alles. Thérèse: „Er waren plenty mooie nummers. Van de ‘Troubadour’ van Lenny Kuhr tot ‘Volare’ van Domenico Modugno.” Nu, lachen ze, kan het beter de Geluid- en Lichtshow heten. Of Het Gekkenhuis. „Hoe die winnares Loreen met haar lange nagels onder een soort tafel zat. Wat deed ze daar nou? Het zijn rare acts geworden.”

Respect

Hun hoge leeftijd vormt geen belemmering in het blijven zingen. Mits het lijf meewerkt, lacht Thérèse. Ze heeft wel een punt te maken. „In Frankrijk en in veel zuidelijke landen en trouwens ook in de Oostbloklanden wordt leeftijd veel meer gerespecteerd dan in Nederland. Hier ben je snel een oude gek, terwijl je elders op handen gedragen wordt als je op late leeftijd nog artiest bent.”

Zangeres Thérèse Steinmetz (90)
Foto Bram Petraeus

Ze wil duidelijk stellen nooit last te hebben gehad van leeftijdsdiscriminatie. „Maar ik zie op televisie hoe laatdunkend gesproken wordt over seks en oud worden. Dat is de tendens.”

Greetje: „Ik woonde lang in Duitsland. Ook daar word je anders bejegend als artiest. Veel positiever. Er is meer respect voor wat je doet. Nederland is wat onverschilliger.”

In de coronatijd overwoog Greetje te stoppen met haar zangcarrière. Toen ze toch weer op een uitnodiging uit Duitsland inging voor concerten met een bigband, was ze om. „Het was zo’n feest weer op te treden. Er nog te staan. Het hoort al zolang bij je leven, hè.” Maar albums maken ziet ze niet meer zitten. Bij haar zestigjarige jubileum kwam het fraaie ‘A Song For You’ uit met haar trio. Dat was de laatste.

Liedjes van het schrijfduo Alan en Marilyn Bergman, zoals ‘The Summer Knows’, zijn haar dierbaar. Ze wijdde er in 1989 eens een heel album aan (Kauffeld meets Alan and Marilyn Bergman). Ook de ontmoeting op haar 26ste in Amerika met idool Doris Day, die ze al in films en op de radio bewonderde vanaf haar tiende, is bepalend geweest. Day leerde haar intiem zingen, zegt ze. „Ik was toen net met mijn Duitse carrière bezig. We hebben lang in een café zitten praten, ze had me na een brief van mij laten ophalen bij mijn hotel. Ze was ongelofelijk aardig en gaf veel tips.”

En ze schreef, op verzoek, een briefje aan Greetjes moeder. „Ik heb het nog: ‘Dear Maria, it was so nice talking to your daughter. She is such a lovely girl’.”

In 1970 won Thérèse de eerste prijs op het Intervisie Songfestival in Brașov, Roemenië. Dat liedje toen: speciaal. Maar nu ligt een ander lied haar na aan het hart, de Spaanstalige klassieker ‘Gracias a la Vida’, Dank aan het leven. „Dat past nu bij mijn 90ste. Dan zet ik mijn stoel bij het publiek en ik vertel over de kleine dingen die mensen over het hoofd zien, waar een mens gelukkig van wordt. En het is ook een mooi liefdeslied.”

Ze zal het zingen bij haar boekpresentatie in het najaar zegt ze. Onlangs tekende ze een contract bij uitgeverij September. „Mijn levensverhaal wordt opgetekend met hulp van een ghostwriter. Maar een aantal onderwerpen beschrijf ik zelf. Zoals het verdriet in mijn leven, dan kan ik beter zelf. Zo doen we het met elkaar. Het wordt hartstikke leuk, met een optreden.

„Als ik nog leef kom ik”, zegt Greetje.

Thérèse: „Dat mag je niet zeggen. Je bent er maar gewoon.”