Schilder Maarten ’t Hart: ‘Er zijn machten die me bijstaan’


Foto Sake Elzinga

Interview

Wat maakt het leven de moeite waard? Maarten ’t Hart schildert realistische kerkinterieurs, de sfeer op zijn schilderijen is meditatief, op het mystieke af.

Maarten ’t Hart woont in Balkbrug (Overijssel), aan een weggetje dat de gps niet meteen kan vinden. Na een paar minuten rijden over een zandpad kom je bij een boerderijtje dat eruitziet zoals het er honderd jaar geleden ook uit had kunnen zien. Maar dat lijkt maar zo, de boerderij is de afgelopen vijftig jaar langzaamaan verbouwd, de laatste keer met een expositieruimte in wat ooit de hooischuur was. Als je van het zandpad naar de voordeur loopt, kom je langs een grote moestuin – al met al staan rond het huis pakweg tweehonderd soorten planten en bomen. In de expositieruimte: schilderijen en tekeningen die dezelfde, bijna vergeten sfeer oproepen als het huis en de tuin. Bloemen, vruchten en kleine dieren, maar vooral: oude gebouwen. En daarvan dan weer vooral kerkinterieurs, realistisch weergegeven, monumentale ruimtes zijn het, vrijwel altijd zie je hoge pilaren en rondbogen, door de ramen valt wit licht over plavuizen vloeren. Omdat menselijke figuren geheel ontbreken is het er steevast totaal verstild, op het mystieke af.

We zitten buiten, in de schaduw van een grote eikenboom. Er is koffie, later krijgen we nog soep van groenten uit de tuin. Op de tuintafel boeken die zijn verschenen over zijn leven en werk, Maarten ’t Hart en Maarten ’t Hart, Het Vervolg. Als je ze doorbladert, kom je op een van de eerste bladzijden een foto tegen van ‘Interieur Sint Joriskerk Amersfoort’, een schilderij uit 2002. Het is de kerk naast het huis waar hij werd geboren, vanuit de woonkamer keek hij rechtstreeks uit op het koor. Wat hij zich herinnert: „Hoe mijn moeder me voor het eerst meenam naar een kerkdienst, ik was een jaar of vijf, zes. Ik was meteen helemaal verbluft van de ruimte. Sinds die tijd ben ik gek van kerken.”

Maarten ’t Hart (72) komt, vertelt hij, uit een familie van ondernemers. Zijn opa begon een tent- en zeilmakerij, later nam zijn vader het bedrijf van hem over, als oudste zoon was hij voorbestemd dat voorbeeld te volgen. Maar hij ging naar de kunstacademie. „Mijn vader begreep dat ik dat wilde. Hij had zelf ook wel willen tekenen, maar zijn vader vond dat hij in de zaak moest. Als steuntje in de rug kochten mijn ouders zelfs werk dat ik maakte op de academie. Ik had ook een klein ateliertje in het bedrijf van mijn vader.”

Je zou kunnen zeggen dat er thuis meer begrip was voor zijn werk dan op de kunstacademie. „Het was de tijd van de abstractie hè, maar ik dacht: ik wil gewoon een vak leren. Er waren meer studenten die dat dachten, die gingen net als ik naar het grafieklokaal. En naar de tekenlessen. Ik heb ook wel aanvaringen met docenten gehad, op een gegeven moment vonden ze het eigenlijk te gek worden wat ik maakte. Maar omdat mijn werk kwalitatief goed was, konden ze me niet wegsturen. Ik heb de academie gewoon afgemaakt.”

Tekenen is niet alleen kijken, het is ook ruiken en luisteren

Wat is er zo aantrekkelijk aan het schilderen van kerkinterieurs?

„Oude kerken hebben een bepaalde sfeer, het is er sacraal. Dat ervaar je meteen als je binnenkomt, je gaat zachter praten. De romaanse kerken spreken me het meest aan, dan de gotische. Daarna wordt het snel minder. Classicisme, barok: het zegt me niet veel.”

Want?

„Romaanse kerken zijn het meest eenvoudig en daardoor qua ruimtewerking het sterkst. In de gotiek wordt het wat losser en krijg je meer licht, wat ik wel mooi vind trouwens. Het is alleen minder geconcentreerd licht, het zijn vaak hele plassen. Bij romaans licht heb je van die kleine lichtvalletjes op de grond en tegen de muren, die vaak ook nog een beetje geheimzinnig zijn.”

Gaat het om de lichtval?

„Om alles, eigenlijk. Tekenen is niet alleen kijken, het is ook ruiken en luisteren. De hele sfeer van zo’n ruimte, het sobere en meditatieve ervan. Ik schilder er ook opzettelijk geen mensen in. En ook geen beelden, die laat ik weg als ze de lijnen verstoren, soms zijn ze ook gewoon te kitscherig. In een lege kerk raak je gericht op de ruimte en het licht. Alles daaromheen leidt alleen maar af.”

Zoals ook het moderne leven afleidt. Maarten en Annelies (67) ’t Hart hebben drie volwassen kinderen, die zijn opgegroeid op deze plek. Er was en is geen mobiele telefoon. En ook geen auto, in de schuur staan twee fietsen. Ze eten vegetarisch, veel komt uit de tuin. Bij de soep is er zelfgebakken brood. En aan het maken van de schilderijen komt geen fototoestel te pas, hoe realistisch ze ook ogen.

Foto Sake Elzinga

Hoe het dan wel gaat: „Voordat ik thuis het schilderij maak, schets ik in de kerk het interieur. En terwijl ik dat doe, vergelijk ik alle elementen die ik zie wiskundig met elkaar. Daar heb ik een klein stokje voor, een dun penseeltje waar de haren vanaf zijn. Dat stokje hou ik eerst horizontaal voor mijn ogen.”

Hij pakt een stokje en laat het zien. „Als ik bijvoorbeeld het schuurtje hier in de tuin zou opmeten, dan is waar ik nu mijn duim zet het einde van de muur. Daarna draai ik het stokje verticaal, kijk zo. Nu zie ik dat de schuur net iets hoger is dan breed. Op die manier ga ik het hele interieur van een kerk door, zodat later alle verhoudingen op het schilderij kloppen.”

Tegelijk laat u dingen weg, zoals die heiligenbeelden. Of u vervangt ramen van glas-in-lood door ramen met wit glas.

„Dat doe ik voor de sfeer, maar ook omdat de compositie dan beter wordt: die is lang niet altijd goed. Dan denk je: het is hier heel mooi, maar die pilaren zouden wat dichter bij elkaar moeten staan. Soms is een bepaalde muur wel erg kaal, daar zou een nis in moeten denk ik dan. Of: dat raam ga ik wat verplaatsen, dan zit het beter op zijn plek. Het gaat erom dat je een goed schilderij maakt, dat je vrij met je onderwerp omgaat. Anders kun je net zo goed een foto maken.”

In mijn leven zijn dingen gebeurd waarvan je denkt: dat moet gestuurd zijn

Tegenwoordig zijn zijn kerkinterieurs bekend, en is zijn naam als kunstschilder gevestigd, maar toen hij begon met schilderen leidde diezelfde naam soms tot verwarring. In artikelen in lokale kranten stond dan dat hij niet alleen schilderde, maar ook boeken schreef. Ze hebben zelfs een keer kennisgemaakt, Maarten ’t Hart de romanschrijver en Maarten ’t Hart de kunstschilder. „Lang geleden hoor. Hij kreeg mensen die schilderijen wilden kopen en ik kreeg mensen die naar boeken vroegen. Ik weet niet eens meer wie het initiatief nam, ik geloof dat hij me een brief heeft geschreven. We zijn ook geen familie, dat is een keer uitgezocht. Maar goed: de naam, het gereformeerde, en dan ook nog de tuin. Want we zijn dus ook nog allebei met biologie bezig, hij beroepsmatig en ik als amateur. Ik inventariseer wilde planten en geef regelmatig dingen door aan natuurorganisaties. Dus daar heb ik ook wel eens verwarring gehad. En het gebeurt nog steeds dat je mensen hoort zeggen: kijk, daar woont de schrijver en dat is dan zeker zijn grote tuin. Maar we hebben ook tegenstellingen natuurlijk. Hij is van zijn geloof gevallen.”

En u niet. Speelt het geloof een rol als u aan het schilderen bent?

„Soms wel, ja. Bijvoorbeeld als het licht even heel mooi over een avondmaalstafel schuift. Zo’n moment leg ik dan ook bewust vast op het schilderij dat ik maak. En soms halen anderen de symbolen eruit. Ik kreeg een keer een artikel toegestuurd uit een kerkblad, waarin een schilderij van mij werd beschreven. De schilder bedoelde dit, de schilder bedoelde dat, stond erin. Ik las het en ik dacht: die man heeft gelijk. Maar zelf had ik het niet zo gezien. Ik teken en schilder vooral logisch: dat het licht uit die hoek moet komen, en dus door die en die ramen, want dat klopt dan in het geheel.”

Gaat u op zondag naar de kerk?

Foto Sake Elzinga

„Ja, meestal hier in het dorp. Ik kom uit een christelijk gezin en dat heb ik als het ware overgenomen. Ik hou ook wel van een beetje stevige preek. En in de kerk onderhoud je het contact met geloofsgenoten, dat is ook een manier om je geloof te voeden. Los daarvan heb ik een paar ervaringen gehad waardoor het geloof voor mij veel sterker is geworden.”

Kunt u daar meer over vertellen?

„Dat vind ik moeilijk. Laat ik zeggen: er zijn in mijn leven dingen gebeurd waarvan je denkt: dat is absoluut onmogelijk als je het normaal gaat beredeneren, dus dat moet wel gestuurd zijn.”

Wilt u het toch proberen? Als ik alleen dit opschrijf is het een beetje…

„Vaag.”

Ja.

Hij aarzelt. „Dit verhaal vertel ik bijna nooit, het is vooral een ervaring die heel mooi voor onszelf is.”

Dan: „Ik schilder vooral veel kerken, maar ook wel oude binnensteden. Op een dag wilde ik naar zo’n binnenstad toe, om daar te gaan zitten tekenen. Maar het was mooi weer, ik had eigenlijk meer zin om in de tuin te werken. Een andere keer dan maar, zei ik tegen mezelf. Maar in de tuin dacht ik: ik geloof dat ik toch maar ga tekenen. Dus ik pakte de fiets, reed een stukje het pad af, maar bedacht me toen toch weer: nee, ik heb geen zin, ik ga in de tuin werken. Het was een hele rare twijfel, ik heb dat anders nooit. Dus ik heb de fiets teruggezet en ben de tuin weer ingegaan. Maar ik bleef dat vreemde, onrustige gevoel houden en bedacht me nog een keer. Ik heb toch weer de fiets gepakt en ben alsnog weggegaan. En wat gebeurt er: ik ga de trein in, waar iemand mij staat op te wachten die me een plek aanwijst. Hij zegt: ga daar maar zitten. Ik kende die hele man niet, maar ik deed wat hij zei. Daarna ging hij tegenover me zitten. En vroeg hij of ik hem wilde uitleggen wat het geloof voor mij betekende. Dat vond ik merkwaardig, maar goed: ik wilde dat wel doen – en hij luisterde heel aandachtig. Op een gegeven moment stopt de trein, hij geeft me een hand en zegt: bedankt voor dit gesprek, ik stond vandaag op een kruispunt in mijn leven. En daarna ga je nadenken, dan denk je: dit is een stukje praktijk van het geloof dat normaal in het vage zit, waar je wel eens iets van hoort, wat ook in de bijbel staat, maar dat je nu zelf ervaart. Ik ben bij mijn lurven gepakt, want ik moest op dat moment daar zijn. Precies op dat moment moest ik die man verder helpen.”

Ik hoef het niet allemaal zelf te doen, er zijn machten die me bijstaan

Welke ervaring wilt u iemand meegeven die naar uw kerkinterieurs kijkt?

Foto Sake Elzinga

„De sfeer, het meditatieve. Maar ook de ruimte en het licht. Ik wil graag dat je een bepaalde rust ervaart. En dat je wat kunt nadenken: waarom staat die kerk daar, wat betekent het geloof.”

Kunt u nog in een kerk zitten zonder te denken aan lichtval en verhoudingen?

„Als ik geen bedoeling heb om te schilderen, kan het. Maar ik heb wel een beroepsdeformatie hoor, ook op dat soort momenten ontleed ik alles in lijnen.”

En waar haalt u dan uw eigen meditatieve momenten uit?

„Uit het gebed. Het gebed is voor mij iets dat altijd werkt. Het is ook niet zo dat ik een verhaaltje afsteek in het niets, ik merk met regelmaat dat er op dat moment contact is. Ik bedank ook voor alle goede dingen die er zijn, want ik heb een heleboel voorrechten. En ik vraag om bescherming, om een dag die goed loopt. Ik begin de dag met gebed en ik eindig de dag ook met een gebed, een dankgebed. Dat vind ik heel rustgevend, zo van: ik hoef het niet allemaal zelf te doen, want er zijn machten die me bijstaan. Het geloof is een werkelijkheid in ons leven die we elke dag ervaren.”

Werk van Maarten ’t Hart is op locatie te zien van 8 t/m 17 september op donderdag t/m zaterdag van 11.00 – 17.00 uur in De Schuur, Groot Oever 14, Balkbrug.

Lees verder…….