Refik Anadol en de kunst van de korte kick

Wereldkunst De razend populaire Refik Anadol maakt verleidelijke kunst die zich naar eigen believen kan blijven ontwikkelen, buiten de macht van zijn schepper om. Maar is het wel kunst? Of is het vooral lekker vies, zoals Hema-hotdogs of een zak knapperige Haribo Bananas.

Video-installatie op Refik Anadols tentoonstelling ‘Unsupervised’ in het MoMA, New York (nog t/m 15 april).
Video-installatie op Refik Anadols tentoonstelling ‘Unsupervised’ in het MoMA, New York (nog t/m 15 april). Foto Robert Gerhardt

We moeten het even hebben over Refik Anadol– die naam zegt u nu misschien nog weinig, maar dat gaat snel veranderen. Bij mij kwam de klap toen ik een paar weken geleden het MoMA in New York binnenliep en een onverwacht grote drukte aantrof in het museum-atrium. Tientallen mensen zaten er, op lage bankjes, ademloos te kijken naar een gigantisch videoscherm (7 x 7 meter!) waarop – nou ja, wat eigenlijk? Het was alsof er een veelkleurige lavagolf uit een enorme staande bak vloeide, miljoenen kleine balletjes, die in rijke weelde naar binnen en naar buiten gulpten, slurpten, stuwden. Voortdurend veranderde de massa van kleur en vorm, maar het belangrijkste was dat Anadol erin leek geslaagd de beperkingen van de natuurwetten op te heffen: onverstoorbaar vloeide de stroom over de bakranden, golfde de ruimte in, op de toeschouwer af – alsof er een grote, veelkleurige virtuele tsunami over je werd uitgestort waarin je ogen onbeperkt konden rondwentelen en je lijf elk moment mocht volgen. Het was betoverend. Geweldig, de schok van het nieuwe in optima forma. En God, wat kan die schok lekker zijn.

Maar ja, hij werkt ook weer uit. En dus keek ik, nog steeds licht gehypnotiseerd, en vermoedelijk net als iedereen, hoe Anadol het deed. Dat was eigenlijk heel overzichtelijk. Allereerst gebruikt Anadol superieure hightech beelden met een enorme intensiteit en dichtheid, (high-res beeld van zeven bij zeven meter zonder projector, daar was enkele jaren geleden geen denken aan). Dit combineert hij met een tromp-l’oeiltruc die teruggaat op het begin van de schilderkunst of preciezer: het verhaal van Zeuxis en Parrhasius (vijfde eeuw voor Christus), die een wedstrijd houden wie het meest realistisch kan schilderen. Zeuxis schildert een tros druiven die zo echt lijkt dat de vogels erop af komen vliegen, waarna Parrhasius zijn collega uitnodigt een doek weg te schuiven om zijn schildering te onthullen. Zeuxis stapt naar voren – het doek blijkt de schildering.

Op precies diezelfde manier is bij Anadol de bak-met-witte-rand waar zijn ballen zo lekker overheen gulpen een illusie: de bak is deel van het beeld, van de truc. Hoe belangrijk dat is werd duidelijk toen ik een week later een tweede, nog grotere, Anadol-tentoonstelling zag bij Jeffrey Deitch Gallery in Los Angeles: daar ontbrak de bak en hoe lekker het allemaal nog steeds ook was, hier begon Anadols werk wel héél veel op een enorme driedimensionale lavalamp te lijken, zoals New Yorker-criticus Jerry Saltz al schreef.

Refik Anadol zet met elk nieuw kunstwerk een enorme rijke, complexe schepping op de wereld met een eigen ‘vrije wil’

Leve de kunsthits!

Maar goed, Anadol is dus wel dé wereldwijde kunsthit van het moment. Iedereen wil Anadol. Die populariteit steekt hij zelf niet onder stoelen of banken: onlangs postte hij nog een Instagram-story waarin hij iedereen bedankt die heeft meegewerkt aan zijn „recente tentoonstellingen in de VS, Turkije, Engeland, Denemarken, Finland, Duitsland, Italië, Spanje, Zwitserland, UAE, Saoedie-Arabië, China, Japan en Korea”. (Inderdaad een gigantische rij, waarover ik graag twee dingen wil zeggen. 1. Het valt op dat steeds meer grote nieuwe, spraakmakende, wereldcultuur-verbindende kunstenaars en kunstwerken, goed of slecht, variërend van Christian Marclays meesterwerk The Clock tot een goed overzicht van Olafur Eliasson of, ik noem maar iemand, van Takashi Murakami en dit werk van Anadol nog maar heel zelden naar Nederlandse musea komt. En 2. Je daarom mag hopen dat al die suffe snobs die naar aanleiding van de Vermeer-drukte roepen dat ze tegen blockbusters zijn, iedere avond nederig neerzijgen voor een diep dankgebed om de hemel hartstochtelijk voor dit feit te bedanken. Minder spraakmakende, drukbezochte kunst, wat een geweldig streven, veel publiek voor kunst, dat moeten we niet willen.)

Video-installatie op Refik Anadols tentoonstelling ‘Unsupervised’ in het MoMA, New York (nog t/m 15 april).
Foto Robert Gerhardt
Video-installatie op Refik Anadols tentoonstelling ‘Unsupervised’ in het MoMA, New York (nog t/m 15 april).
Foto Robert Gerhardt
Video-installatie op Refik Anadols tentoonstelling ‘Unsupervised’ in het MoMA, New York (nog t/m 15 april).
Foto Robert Gerhardt
Video-installatie op Refik Anadols tentoonstelling ‘Unsupervised’ in het MoMA
Foto’s Robert Gerhardt

AI

Anadols aantrekkingskracht zit ondertussen niet alleen in het feit dat zijn werk zo sexy is, maar vooral dat hij zichzelf presenteert als de grote profeet van de nieuwe, aanstormende kunstvorm: Artificial Intelligence-kunst – zelfdenkende kunstwerken, waarbij de computer niet alleen zelf nieuwe beelden genereert, maar meestal ook reageert op het licht en het geluid dat de omgeving produceert – vooral de toeschouwers. Hipper kan het niet: door de interactie tussen computer en mens doet Anadols werk meteen denken aan veelbesproken computerprogramma’s als Chat GPT, dat ‘zelf’ teksten genereert, en Dall-E, dat zelf beelden maakt. Anadols AI-werk gaat nog een stap verder: zijn installaties baseren zich niet alleen op enorme hoeveelheden data (Machine Hallucinations (2022): de hele collectie van het MoMA, Quantum Memories (2020): 200 miljoen beelden, Sense of Space (2021): zeventig terabyte aan MRI-data) doordat het werk ‘zelfdenkend’ is, kan het genereren van nieuwe beelden in principe tot in de eeuwigheid doorgaan. Daarin zit een bijna goddelijke belofte: door de enorme, zeg maar gerust onbeperkte hoeveelheid data die het werk gebruikt, suggereert Anadol dat er een platoonse, bijna universele waarheid onder zijn lavalampen schuilt. En doordat de computer de beelden zelfstandig genereert, besef je als toeschouwer dat het werk dit óók zal blijven doen in aankomende tijden die jij met je beperkte voorstellingsvermogen helemaal niet kunt overzien.

Anadols kunst is daardoor sterker dan het individu. Sterker dan jij. Dat is een vreemde gewaarwording: waar je als toeschouwer bij ‘normale’ kunstwerken (schilderijen, zelfs video’s) nog de illusie van beheersing koestert doordat de hoeveelheid gepresenteerde informatie min of meer overzichtelijk is, wordt die illusie je bij Anadol radicaal uit handen geslagen: dit gaat altijd door, dit blijft eeuwig veranderen. Daarbij speelt Anadol zelfs de rol van ouderwetse God: met elk nieuw kunstwerk zet hij een enorme rijke, complexe schepping op de wereld met een eigen ‘vrije wil’. Een kunstwerk dat zich in principe geheel naar eigen believen kan blijven ontwikkelen, ook buiten de macht van zijn schepper om. Buiten de macht om, zelfs, van iedereen.

Maar willen we dat wel van kunst?

Zal Anadol-achtige AI-kunst bijna noodzakelijkerwijs in het effect-genre blijven hangen?

Verwachten

Dat is het fascinerende: door het op de wereld zetten van ‘zelfscheppende’ kunstwerken raakt Anadol nadrukkelijk aan de vraag naar het wezen van de kunst – of beter: wat wij, toeschouwers, kijkers, consumenten, eigenlijk van kunst verwachten. En het pijnlijke is: als ik naar Anadols werk kijk, is een antwoord alvast duidelijk: niet dit. Anadols werk mag dan nog zo verleidelijk zijn, het doet me vooral denken aan wat we thuis vaak ‘lekker vies’ noemen als een Hema-hotdog, een grote suikerspin, of een enorme zak knapperige Haribo Bananas (weet iemand trouwens waarom die dingen buiten Nederland zelden te krijgen zijn?): verleidelijk, zéér bevredigend op korte termijn, maar als je het op hebt, blijft er geen enkele herinnering, geen enkel haakje in je brein of in je smaak achter. Er is alleen de intensivering van het moment (voor wie denkt dat ik me aanstel: probeer Anadol vooral te gaan zien, liefst lang en liefst met velen ook al mag dat niet van de publiekshaters – je weet niet wat je ziet). Anadol staat voor kunst van de korte kick, de korte klap. Fastfood-kunst.

Toen ik een paar maanden geleden al eens m’n afkeer uitsprak over soortgelijke korte-klap-kunst met gretige pretenties (weliswaar véél minder intelligent dan het werk van Anadol) was een aantal mensen die ik hoog heb zitten het niet met me eens: zulke toegankelijke kunst, betoogden ze, stimuleerde mensen een eerste stap in de kunstwereld te zetten, kon ze voor kunst interesseren – als moderne varianten op de vroegere ‘instapkunst’ van Dalí en Willink.

Ik geloof daar niks van: wie weinig ervaring heeft met het kijken naar kunst, wordt door het werk van Anadol niet verleid dieper te gaan graven, maar denkt juist dat ie door zich door zulke spectaculaire effectkunst te laten overspoelen, toch al met echte kunst bezig is. De toeschouwer, kortom, wordt niet uitgedaagd, de kunst wordt afgevlakt. Terwijl de grote kracht van kunst juist is dat het je dingen toont die je nog niet weet, je meeneemt naar de donkerste krochten en de zonnigste plekken van je geest. Daar moet je wat moeite voor doen, maar dan krijg je wel een beloning: het rekt die bijzondere ervaringen uit in de tijd, doordat je eraan blijft denken, er steeds meer nieuwe ideeën aan ontleent. Maar daarvoor heb je óók een schepper met een geest – noem het een ‘geestverwant’. Ik vraag me oprecht af of een computer die complexe geest-sensatie ooit zal kunnen oproepen, of dat Anadol-achtige AI-kunst bijna noodzakelijkerwijs in het effect-genre zal blijven hangen.

Stippen

Aan dit alles moest ik denken toen ik, na het MoMA te hebben verlaten, op 5th Avenue langs de grote Louis Vuitton-winkel liep. Daar hing tegen de gevel een gigantische afbeelding van kunstenares Yayoi Kusama, helemaal bezaaid met de voor haar werk kenmerkende, veelkleurige polkadots – ballen, verdomd, opnieuw. Het was allemaal zo vrolijk en verleidelijk, dat het even duurde voor ik besefte hoe opmerkelijk dit eigenlijk was: een 93-jarige Japanse kunstenares die werd gebruikt als mondiaal uithangbord voor een prestigieus luxemerk. En nog opmerkelijker: de parallel tussen het werk van Kusama en dat van Anadol. Daarbij ging het niet alleen om de stippen en de kleuren: toen ik een week later Anadols tentoonstelling bij Jeffrey Deitch in Los Angeles bezocht, bleek daar net zo’n spiegelkamer te staan als die Kusama beroemd heeft gemaakt – het enige verschil is dat Anadol de stippen op de spiegelwanden projecteert. Toch maakt dat het verschil goed duidelijk: Kusama’s stippenpatroon is weliswaar veel simpeler, het vertegenwoordigt wel een wereld, een geest, ze zijn de kern van een rijkdom aan gedachten die door de jaren heen is gegroeid en gerijpt (zie daarom zeker in september zeker de tentoonstelling van Kusama’s vroege werk in het Stedelijk Museum Schiedam). Juist die ‘serieuze’ reputatie, die gelaagdheid, die geschiedenis maakt Kusama nu voor Louis Vuitton tot een aantrekkelijk uithangbord. Anadol zal dat niet snel halen: hij is vooral een briljante pleaser over wiens werk nu al de schaduw hangt van het idee dat het over een paar jaar wel eens hopeloos gedateerd kan zijn. Het kan geen kwaad om af en toe eens te genieten van zo’n zoete Anadol-hap, maar laten we zijn werk niet groter maken dan het is: Anadols kunst is suikerspinnenwolk, vuurwerk, tovercakebeslag. Heerlijk voor even, maar als de zak leeg is, blijf je ongemakkelijk en leeg achter – en een beetje misselijk.

De beroemde stippen van de Japanse kunstenaar Yayoi Kusama op de winkel van Louis Vuitton op Fifth Avenue in New York. Foto Charles Guerin/ ABACAPRESS.COM

Lees verder…….