Waarom verkoopt kunst van Afrikaanse makers opeens zo goed?

Kunstmarkt De verkoop van kunstwerken van Afrikaanse makers is enorm populair. Nog niet eerder waren er internationaal zoveel veilingen met werk van hen. In 2021 steeg de verkoop van Afrikaanse kunst met maar liefst 44 procent. Wat is de reden daarvoor?


. „Verkoop aan een museum is geweldig. Het betekent dat je dat kaliber hebt bereikt, terwijl je dacht dat alleen dode kunstenaars daartoe behoren”, zegt de Nigeraanse beeldhouwer Sokari Douglas Camp via videoverbinding vanuit Londen. Dat haar soms wel vijf meter hoge sculpturen in bekende musea over de hele wereld staan, gaat de 63-jarige beeldend kunstenaar soms nog steeds de pet te boven, vertelt ze.

Haar verhaal typeert wat er momenteel op de kunstmarkt gaande is: vorig jaar kende de Afrikaanse kunstmarkt het hoogste aantal veilingen ooit, aangewakkerd door een sterke interesse in een jonge generatie Afrikaanse kunstenaars. Dat blijkt uit het Modern and Contemporary African Artist Market Report 2016-2021 van het onderzoeksbureau ArtTactic. De verkoop van werken van Afrikaanse makers steeg in 2021 met 44 procent. Die trend zet dit jaar door, al zijn de cijfers er nog niet. De vraag is of het slechts een tijdelijk verschijnsel is – zoals ruim tien jaar geleden opeens Chinese kunst het erg goed deed – of dat er meer aan de hand is.

Sokari Douglas: „Elke aandachtspiek stapelt zich op, totdat het een constante wordt.”

Foto Studio Sokari Douglas

„Kunstenaars van kleur zijn momenteel hot and happening”, zegt Ron Mandos van de gelijknamige galerie voor hedendaagse kunst in Amsterdam. Onlangs sloot in die galerie een expositie af met werk van drie Afrikaanse kunstenaars: de Ghanese kunstenaars Kwadwo Amfo (1990) en Ismael Armach (1986), en van de Zuid-Afrikaanse kunstenaar Mohau Modisakeng (1986).

Op de laatste Art Basel waren voor het eerst galeries van het Afrikaanse continent aanwezig, en vorige maand werden er topbedragen betaald bij de laatste veiling van Christies voor werken van kunstenaars van kleur, in ‘A Place With No Name’. Werken van bijvoorbeeld de Ethiopische kunstenaar Elias Sime (1968), de Ghanese kunstenaar El Anatsui (1944) en de Amerikaans-Ivoriaan Aboudia (1983) gingen voor tonnen over de toonbank, en sowieso werd bijna alles ver boven de vraagprijs verkocht.

Chinese kunst

Arno Verkade, Managing Director Christie’s in Duitsland en Nederland, bevestigt dat de ontwikkeling momenteel erg snel gaat. „Het begint met interesse voor Afro-Amerikaanse kunstenaars, die gaat over naar kunstenaars van Afrikaanse landen. Het gaat momenteel zo snel dat je nog niet echt kan beoordelen wie beklijft.” De kunstmarkt had volgens hem lang een „white and male gaze”. „Zoals altijd in de kunst”, vervolgt hij.

Sculptuur van Sokari Douglas op een expositie in de Duitse plaats Roskow.

Foto Patrick Pleul / EPA

„Kunst bungelt wat achter de maatschappelijke ontwikkelingen aan. De kunstmarkt volgt de maatschappelijke ontwikkeling en de focus ligt nu op kunstenaars van kleur”, zegt Verkade. Tien jaar geleden was dat met Chinese kunstenaars het geval, nu met die van het Afrikaanse continent. „Verzamelaars gaan altijd met een trend mee, dat zag je ook bij Cobra, en in de zeventiende eeuw ook al.”

Jean-Paul Engelen, voor veilinghuis Phillips verantwoordelijk voor de verkoop vanuit de Verenigde Staten, zegt ook dat de trend op de China-trend lijkt, maar ziet ook verschillen. „Het grote verschil is dat we nu terugkijken. Musea vragen zich af: wat hebben we gemist, welke kunstenaars hebben we over het hoofd gezien. Door nu ook oog te hebben voor kunstenaars van zo’n vijftig of zestig jaar geleden, verandert de canon. Dat is echt een verschil met de China-trend van een paar jaar geleden, toen werd er zoals vaak bij trends alleen gekeken naar wat er nu op dit moment toe doet.”

Beiden zien ook dat sociale media een belangrijke rol spelen in de aandacht. Volgens Verkade kijkt een verzamelaar nu niet meer naar welke academie een kunstenaar is gegaan, of door welke galerie hij wordt vertegenwoordigd: „Jongere en met name Chinese verzamelaars bewandelen niet meer standaard het pad van eerst alle tentoonstellingen bekijken en catalogussen lezen, maar ze schaffen meteen aan.”

Volgens Engelen wordt sinds de pandemie nu meer dan de helft van de kunst online verkocht. Daar zit naast de bewustwording en de tijdgeest volgens hem een deel van de verklaring in dat Afro-Amerikaanse kunst en Afrikaanse kunstenaars het goed doen, zoals het werk van de Ghanese kunstenaar Amoako Boafo, dat voor ruim 50.000 euro geveild wordt. „Figuratieve kunst doet het online beter.”

Volgens Ron Mandos nemen de prijzen zo enorm toe, omdat er meer kennis van Afrikaanse kustenaars is gekomen door de Black Lives Matterbeweging. „Meer musea zien dat ze jarenlang verzaakt hebben hun collectie te verrijken met kunstenaars uit Afrika en maken daar nu pas een deel van hun budget voor vrij.”

Kunstmatig hoge prijzen

Een bijkomend probleem is dat door de veilingen prijzen kunstmatig hoog worden. Jonge kunstenaars van kleur gaan door de trend drie keer over de kop als je dat vergelijkt met wat ze in een galerie zouden verkopen, stelt Mandos. „Sommige verzamelaars vinden de prijzen die nu gevraagd worden dermate hoog dat ze niet aankopen of ze droppen massaal het werk op een veiling.”

Kunst bungelt wat achter de maatschappelijke ontwikkelingen aan

Volgens Engelen was de wisselwerking er altijd, even vaak pakt het ook goed uit voor een galerie en zijn er genoeg kunstenaars die zich niets aantrekken van de markt. „Via welke weg het ook gaat, de markt is immoreel. Er wordt niet gekeken naar wat maatschappelijk belangrijk is. Het aanbod wordt afgestemd op de vraag. Het is aan de musea om bewustwording te creëren, oog te hebben voor wat er ontbrak of waar geen oog voor was. Wat dat betreft ben ik ervan overtuigd dat de kunstgeschiedenis wordt herschreven.”

Kunstenaar Douglas Camp hoopt dat de herschrijving inderdaad plaatsvindt, maar heeft ook nog twijfels als het om de markt gaat. Op kunstbeurzen worden inderdaad hogere bedragen gevraagd voor Afrikaanse kunstenaars, maar die gaan toch nog steeds naar de gevestigde namen, stelt ze vast. En ondanks meer aandacht in galeries en musea is volgens Douglas Camp kunst van zwarte kunstenaars nog altijd minder waard dan dat van witte kunstenaars. „Ik heb lang te weinig geld gevraagd voor mijn kunst, omdat ik niet dacht dat mijn werk meer waard was. Maar nu zie ik dat sommige kunstenaars meer vragen voor prints dan ik doe voor mijn sculpturen.”

‘Les Noces’ van kunstenaar Romeo Mivekannin uit Ivoorkust, op een buitenexpositie van kunstbeurs Art Basel in Parijs, oktober dit jaar.

Foto Teresa Suarez / EPA

Ook haar kunst in musea wordt nog steeds anders bekeken: „Als ik in een belangrijk museum sta, zeggen ze nog steeds dat mijn werk een intervention is.” Ze ziet elk decennium weer zo’n moment van aandacht voor niet-westerse kunst. Toch is de Nigeriaanse kunstenares hoopvol. „Elke aandachtspiek stapelt zich op, totdat het een constante wordt. We dringen langzamerhand door tot de psyche van de markt.”


Lees ook: Geschiedenis van de kunst kan prima zonder mannen

Lees verder…….