Column | Voetbal vs. werkelijkheid

Carolina Trujillo

Een bijwerking van clubvoetbal kijken is dat je het contact met de werkelijkheid compleet verliest. In plaats van te horen over de clusterfuck in Ter Apel, de misleiding van het volk door het agrokapitaal of het sterven van vogels, vissen en natuur, kon je zaterdag Feyenoord – Emmen kijken, gevolgd door bijvoorbeeld, Heerenveen – Fortuna Sittard.

Bij Fortuna hadden ze trainer Sjors Ultee na drie verloren wedstrijden ontslagen. Aanvaller Burak Yilmaz had de spelers ieder duizend euro beloofd bij een overwinning. Als Ultee een personage van mij was geweest, had hij bij een wedkantoor ingezet wat nodig was om duizend euro per speler te vangen bij verlies van Fortuna. Toen Fortuna met 2-1 van Heerenveen verloor, liet het personage Ultee in zijn huiskamer zijn broek zakken en kuste zijn tv-scherm met zijn achterste. Daarna liet hij zichzelf elfduizend euro uitbetalen. In het echt lag Ultee waarschijnlijk onder een dekentje op de bank en meed hij het voetbal door naar actualiteitenprogramma’s te kijken over Ter Apel en de mesthoop die big agro van Nederland heeft gemaakt.

Zondag viel aan de werkelijkheid te ontvluchten met ADO – Jong Ajax en Utrecht – Oud Ajax. Een Haagse vriend zei dat het hem pijn deed toe te geven dat een heel klein deeltje van hem hoopte dat ADO zou verliezen. Misschien dat Dirk Kuijt er dan ook uit vloog. Kuijt had net als Ultee de drie gespeelde wedstrijden verloren. Ik weet hoe zwaar deze bekentenis de Hagenees viel, want ze willen in Den Haag van best veel dingen verliezen: van agrarische lobbyisten, Wopke Hoekstra en de georganiseerde criminaliteit bijvoorbeeld, maar niet van Ajax en al helemaal niet van Jong Ajax. Toen ADO de 3-0 scoorde, schakelde ik naar Oud Ajax in Utrecht.

Daar werd de wedstrijd na een enorme knal stilgelegd. Scheidsrechter Danny Makkelie haalde iedereen tijdelijk naar de kant. Bij de nabeschouwing bleek dat toen Brian Brobbey de 0-2 scoorde, er oerwoudgeluiden te horen waren. „Dit kan toch niet!” riep Hélène Hendriks tegen de collega aan haar tafeltje. De collega werd hier ook heel verdrietig van – ik kan de mannelijke analisten niet zo goed uit elkaar houden, ze lijken allemaal op elkaar.

Even later stond Brobbey voor het sponsorwandje. De verslaggever daar begon ook over de oerwoudgeluiden, daar was hij kotsmisselijk van. Brobbey had de geluiden niet opgemerkt, hij hoorde ervan toen hij na de wedstrijd op zijn telefoon keek. De verslaggever bleef zware termen op Brobbey afgooien: dit is beledigend, krenkend, mag niet. Brobbey haalde zijn schouders op. „Misschien krijgen ze wel een boete.” Hem deed het niks, zei hij.

De witte analisten buitelden met grote woorden over elkaar heen en dat was goed, want racisme op de velden is niet een probleem van zwarte mensen, maar van witte.

Hélène vroeg: „Moeten we hier nog over doorgaan of moeten we het laten?” Als Brobbey commentaar had kunnen leveren op haar commentaar, had hij waarschijnlijk gezegd: „Laten gaan en boetes klappen.”

Om drie uur was de vuurwerkgooier al gevonden. De racisten waren ook al in beeld. De werkelijkheid had alsnog van voetbal gewonnen.

Carolina Trujillo is schrijfster.

Lees verder…….