Nieuwe perspectieven op oude collecties: deze drie musea lopen voorop

‘We staan nog maar aan het begin van de dekolonisatie van musea”, zegt Naomi Oosterman. Ze doet aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam onderzoek naar cultureel erfgoed en dekolonisatie. Ze heeft een gemengde boodschap over musea die nieuwe verhalen willen vertellen met hun historische collecties. „In de afgelopen jaren, zeker sinds Black Lives Matter, zie ik echt een versnelling in de Nederlandse musea. Maar ze zijn er nog niet.”

‘Oude verhalen, nieuwe collecties’ is het thema van de jaarlijkse Museumprijs. Het Museum Jan Cunen in Oss, het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam en het Wereldmuseum Amsterdam zijn genomineerd. „We waren verbaasd dat dat thema nog niet geweest was”, zegt jurylid Nathanja van Dijk. „Het is zo actueel, het is een beweging in de hele culturele sector.”

Van Dijk, voormalig directeur van de Kunsthal in Rotterdam, plaatst dat brede thema allereerst in de context van ongelijkheid en kolonialisme. „We realiseren ons dat we aan het dekoloniseren zijn, dat we veel geschiedenissen over het hoofd hebben gezien. Alle identiteiten die onderbelicht zijn geweest – over het koloniale verleden, maar bijvoorbeeld ook over de positie van de vrouw.”

Bij de drie genomineerde musea speelt dekolonisatie echter in heel verschillende mate een rol. Wat zij wel gemeen hebben, is dat hun nieuwe vaste exposities een hedendaags én meerstemmig verhaal vertellen.

Identiteitsmachines

Museumdirecteur Wim Hupperetz, die als bijzonder hoogleraar doceert aan de Universiteit van Amsterdam, ziet die meerstemmigheid als belangrijkste ontwikkeling die musea zouden moeten doormaken. „Musea zijn in de 19de eeuw ontstaan. Niet alleen vanuit een besef dat dingen bewaard moesten worden, maar ook als ‘identiteitsmachines’. Met collecties, veelal bijeengebracht door een elite, kreeg een publiek – een stad, een land – een verhaal aangeboden om de geschiedenis te duiden.”

Die zogeheten ‘modernistische’ opvatting over musea bestaat nog steeds, zegt hij. „Vaak geeft een museum één dominant narratief weer. Dat is wat het publiek gewend is, en dat is ook lekker duidelijk. Terwijl we weten dat er meerdere perspectieven en betekenissen zijn.”

Hupperetz was twaalf jaar directeur van het Allard Pierson in Amsterdam. Sinds 2021 werkt hij in Maastricht en leidt daar onder meer het Maastricht Museum, het stadsmuseum dat in april zijn deuren opende. In een nieuw museum, zegt Hupperetz, is het gemakkelijker om die meerstemmige benadering te kiezen. „We onderzoeken welke verhalen in de stad leven, de oral history, en daar baseren we ons verzamelbeleid op.”

Schatgraven

„Sommige musea hebben een prachtige oude collectie, maar vertellen er geen nieuwe verhalen mee”, zegt jurylid Nathanja van Dijk, die momenteel hoofd museum is bij het Textielmuseum in Tilburg. Ze vertelt over de stalenboeken van Indonesische batikstoffen die daar in de bibliotheek liggen. Die traditionele batikpatronen werden door Nederlandse katoendrukkerijen nagemaakt en als goedkoop massaproduct geëxporteerd naar Indonesië en Afrika.

„Die patronen zijn helemaal uit hun context gehaald. We kunnen ze niet teruggeven, maar we kunnen wel aan ‘esthetische restitutie’ doen. We laten kunstenaars onderzoek doen: welke verhalen zijn over deze stoffen, over hun herkomst te vertellen? Het zoeken naar nieuwe verhalen is een soort schatgraven in de collectie.”

De Rotterdamse universitair onderzoeker Naomi Oosterman vindt dat musea nog veel meer aandacht zouden moeten geven aan verschillende perspectieven op met name hun koloniale collectie – iets wat zij het „herstructureren van narratieven” noemt. „Wat steeds meer musea al doen, is de collectie duiden. Het Nationaal Jenevermuseum Schiedam doet dat bijvoorbeeld heel goed. Het museum vertelt uitgebreid waar specerijen vandaan komen, en dat je op een Delftsblauwe jeneverfles waarschijnlijk een tot slaaf gemaakte ziet.”

Bordjes plaatsen

„Ik ben een beetje een zeurpiet op congressen”, vervolgt ze. Want ze vindt dat musea verder moeten gaan dan „bordjes plaatsen”. „Er is geen koloniaal verleden, er is een koloniale erfenis waar we nog altijd mee leven. De narratieven die door het westers perspectief onderdrukt zijn, moeten naar boven komen.” Ze vindt ook dat musea zich sterker zouden moeten inspannen voor teruggave van koloniaal erfgoed.

Ook de Maastrichtse museumdirecteur Wim Hupperetz vindt dat musea nog sneller zouden moeten veranderen. „De jonge museumprofessionals aan wie ik les geef, kijken veel meer naar hoe verschillende communities aankijken tegen de collectie.”

Hupperetz ziet dat directies en staf vaak al lang aan een museum verbonden zijn, wat vernieuwing in de weg staat. „Ik ben 57, ik wil vooral de nieuwe generatie binnenloodsen. Dat is de olifant in de kamer: ik vind dat we plaats moeten maken.”

Museum Jan Cunen, Oss. ‘Villa Curiossa’ is een vaste tentoonstelling over de geschiedenis van Oss.

Foto’s: Loek Blonk

‘We laten de anticonceptiepil uit Oss zien en vrouwelijk sperma’

„Het museum komt uit een moeilijke tijd”, vertelt Herman Tibosch, sinds 2020 directeur van het stadsmuseum van Oss. Museum Jan Cunen, dat in een 19de-eeuwse villa huist, viel tien jaar geleden door gemeentelijke bezuinigingen bijna om. Het maakte in 2017 een doorstart met minder budget en mensen dan voorheen, maar vond toch nieuwe energie.
„In de geschiedenis van Oss is de industrie belangrijk, daar kon je als Ossenaar trots op zijn. Maar in het museum was dat door ruimtegebrek nooit structureel te zien. Het museum had ook nooit zulke objecten verzameld. We hebben nu veel gekregen van Organon, Unilever en de SP. We besteden ook aandacht aan de Bende van Oss [die begin 20ste eeuw tientallen moorden en andere misdrijven pleegde].

„Villa Curiossa is ingericht in het hart van ons pand, en heeft verbindingen naar alle zalen. We willen zo in alle tijdelijke exposities die geschiedenis een plek geven. Afgelopen voorjaar was er een ‘bio art’-tentoonstelling, omdat Organon honderd jaar bestaat. Daar lieten we de ontwikkeling van de anticonceptiepil zien, maar ook werk van hedendaagse bio-kunstenaars: Charlotte Jarvis had vrouwelijk sperma gemaakt.

„We betrekken ook bewoners meer bij het museum, om zo meer verhalen uit Oss te verzamelen. ‘Jan Cunen blijft slapen’ is een initiatief waarbij inwoners van Oss een weekend een kunstwerk in huis krijgen, en dan organiseren we een kunstroute langs die woningen. Iemand heeft een Isaac Israëls thuis gehad.”

Nederlands Fotomuseum Rotterdam. Beeld van de Eregalerij, de vaste tentoonstelling van het museum.
Foto Fred Ernst

‘Mensen zeiden: waar zijn die 6 miljoen foto’s uit de collectie?’

„Het museum had geen vaste expositie”, zegt directeur Birgit Donker. „Mensen zeiden vaak: jullie hebben 6 miljoen beelden in de collectie, maar waar zijn die nou?”

De Eregalerij op de begane grond vertelt sinds twee jaar de geschiedenis van de Nederlandse fotografie en de moderne maatschappij in 99 foto’s. Er zijn 19de-eeuwse portretfoto’s bij, stadsgezichten, beelden uit de Tweede Wereldoorlog, van gastarbeiders en uit voormalige koloniën zoals Indonesië en Suriname, maar ook moderne foto’s van Anton Corbijn en Erwin Olaf.

„We geven de kracht van fotografie een podium, zoals de Eregalerij van het Rijksmuseum dat doet voor schilderijen. We willen bezoekers raken, we willen dat ze voelen: dit gaat ook over ons. Zo hebben we een bezoek georganiseerd voor statushouders. Eén van hen reageerde: ‘Jullie hebben ook een oorlog meegemaakt.’

„In de selectie speelde meerstemmigheid nadrukkelijk een rol. Daarover maken we nu themaroutes door de Eregalerij: de eerste gaat over het slavernijverleden. En op de bovenverdieping is nu de tentoonstelling ‘Womxn’ te zien, met foto’s waarvoor vrouwen zich lieten inspireren door een van de 99 foto’s.

„Sinds vorig jaar hebben we een ‘community-manager’ in dienst, om het museum toegankelijker te maken voor mensen die daar niet vanzelfsprekend komen. Die richt bijvoorbeeld gratis pop-upmusea in in de stad, zoals in een moskee en in Tasha’s Hairsalon in Rotterdam-Zuid. We delen daar ook museumkaartjes uit. Want dat is zeker een punt: ook geld kan een drempel zijn om het museum te bezoeken.”

Wereldmuseum Amsterdam. Deze zaal is onderdeel van de vaste tentoonstelling ‘Onze koloniale erfenis’.

Foto’s: Rick Mandoeng

‘Onze vorige permanente expositie was ook kritisch, maar je moest een goede verstaander zijn’

„Ik denk dat we vooral genomineerd zijn omdat we in ‘Onze koloniale erfenis’ zo duidelijk een standpunt innemen”, zegt tentoonstellingsmaker Rik Herder van het Wereldmuseum Amsterdam (voorheen het Tropenmuseum). De nieuwe vaste expositie (2022) biedt een veelvormige kijk op de onrechtvaardigheid van het Nederlandse kolonialisme.

Herder: „De eerste tekst van de expositie schrijft dat de Nederlandse koloniale geschiedenis een periode was van ‘overheersing, onderdrukking en uitbuiting’. Onze vorige permanente expositie was ook kritisch, maar je moest een goede verstaander zijn. Nu maken we die kritiek expliciet, ook omdat we een voormalig koloniaal instituut zijn [het Koninklijk Instituut voor de Tropen]. De kop van Jan Pieterszoon Coen zit hier ingebeiteld in de muur.

„We zijn in de nieuwe vaste opstelling afgestapt van de indeling in regio’s. Alsof je heel Latijns-Amerika of Afrika kan samenvatten, dat voelt nog steeds een beetje koloniaal. Ook de wijze van vertellen is verschoven. In de zaal over slavernij stond tien jaar geleden de pijn van de slachtoffers centraal. Maar door zwepen en martelingen te laten zien, herhaalden we juist die pijn. Nu richten we ons vooral op de veerkracht van tot slaaf gemaakten – zoals door muziekinstrumenten te laten zien die mensen op de plantages bespeelden.

„Er hebben wel tweehonderd mensen meegewerkt aan de expositie, ik heb nog nooit zo’n lang colofon gemaakt – met experts, dichters, filmmakers, en we hebben gezocht naar mensen van diverse afkomst. We hebben lang gepraat over of we ook vertegenwoordigers van gemeenschappen zouden betrekken. Want wie vertegenwoordigt wie? Er bestaat niet iemand die ‘namens de Surinamers’ spreekt.”

Lees verder…….