‘Mijn vader trouwde een Engels meisje dat munitie voor de Spitfires maakte’

„Juli 1952. Daar staan ze, op een kade in Rotterdam. Mijn vader, net terug uit de Koreaanse Oorlog – zijn tweede oorlog! Mijn stralende moeder in een nieuw mantelpakje.

Vader was marechaussee en na de capitulatie op 14 mei 1940 vertrok hij richting Frankrijk en daarna naar Engeland. Hij werd daar ingedeeld bij wat later de Prinses Irene Brigade zou worden genoemd en kreeg algauw verkering met een mooi Engels meisje. Ze werkte ’s nachts in de munitiefabriek; munitie voor de Spitfires maakte ze. Al snel trouwden ze.

September 1944. De Prinses Irene Brigade komt in de nacht na mijn vaders verjaardag de Belgisch-Nederlandse grens over, de bevrijders! Pas in mei 1945 ziet hij mijn moeder terug en het duurt tot augustus voordat zij naar Nederland overkomt, in een Dakota, zittend op de grond met haar dochtertje. Mijn moeder – lippenstift, nylonkousen en schoenen met hakken – arriveert in Rotterdam bij de Hollandse familie, die honger heeft geleden. Wat ze wil drinken. „Coffee? Two sugar and cream please.” Hun monden vallen open. Alles is nog op de bon. Maar ze heeft wel fietsbanden meegenomen en dat maakt veel goed.

Ik, de tweede dochter, word geboren in het geconfisqueerde huis van een NSB’er. Het moet gedeeld worden met een andere militair, die ook een Engelse vrouw heeft.

1951. Ik ben 4. Groot Amerikaans oorlogsschip, fanfaremuziek en huilende vrouwen. Mijn moeder zwaaiend en roepend „Harry, Harry”, maar ík zie mijn vader helemaal niet. Wekenlang, tegen etenstijd, kijk ik door de brievenbus of hij al terugkomt. De man die terugkeert, bruin en mager, lijkt wel iemand anders. Langzaam wordt hij weer mijn vader, maar is het wel diezelfde man die een jaar eerder was vertrokken?”

Lees verder…….