Gedraag je als een korstmos: doe rustig aan en sta open voor samenwerking

Korstmos Het nederige korstmos staat ineens vol in de schijnwerpers: tentoonstellingen, protestmarsen, boeken. Wat valt er te leren van deze anti-helden van de natuur?

Foto Getty Images

Plakjes, plukjes, ribbeltjes, franjes, korstjes, haartjes. Korstmossen pakken hun moment in de winter. Loop de deur uit en je ziet er gegarandeerd ergens eentje op een boomstam, struik of stoeptegel zitten. De Amerikaanse natuurschrijver Henry Thoreau noemde ze al ‘de bladeren van de winter’. Ze kunnen rood, groen, blauw, paars en alles daar tussenin zijn. Niemand weet het precies, maar volgens sommige schattingen bedekken ze 6 tot 8 procent van het landoppervlak op aarde, er zijn zeker 20.000 bekende soorten. Sommige exemplaren kunnen duizenden jaren oud worden. Korstmossen zijn overal maar tegelijkertijd onzichtbaar, onbekend, onbemind. Je stapt er zó overheen, gunt het op een doorsnee dag geen blik waardig.

En hoe meer wetenschappers erover leren, hoe raarder ze blijken te zijn: het zijn geen mossen zoals de naam suggereert, ook geen schimmels zoals lang gedacht: het zijn unieke samenwerkingsverbanden tussen schimmels en algen of cyanobacteriën en andere microscopische partners. Ze leven wel óp andere organismes, maar meestal niet ván hun gastheer. Het woord symbiose (samen-leven) lijkt speciaal voor ze uitgevonden. Ze tarten klassieke grenzen tussen organismes, individuen en identiteiten.

Het werd dus wel eens tijd voor een boek over deze ‘antihelden van de natuur’, vond Vincent Zonca. De Franse essayist schreef Lichens, toward a minimal resistance (Polity, 2022), waarin hij probeert te komen tot een ‘filosofie van het korstmos’. „We leven op een sleutelmoment om onszelf meer af te stemmen op organismes om ons heen, om er opnieuw een relatie mee aan te gaan”, zegt Zonca met een stevige Franse tongval aan de telefoon vanuit Frankrijk. Hij deed drie jaar lang literatuuronderzoek en veldwerk voor zijn boek: „Op een gegeven moment zag ik ze echt overál.”

‘Gestoord wat ze allemaal kunnen’

Zonca sluit aan in een groeiende rij van wetenschappers, schrijvers, activisten en cultuurmakers die het korstmos hebben (her)ontdekt. De Amerikaanse inheemse denker Robin Wall Kimmerer schrijft in haar bestseller Een vlecht van heilig gras (2022): „Korstmossen lijken op perfecte kleine naveltjes die het liefst zou willen kussen.” De Britse bioloog Merlin Sheldrake in Verweven Leven (2020): „Korstmossen helpen mensen om de grenzen van het leven beter te begrijpen.”

En het gaat verder. Op Netflix zijn er populaire documentaires over te zien, zoals Fantastic Fungi. In musea wereldwijd zijn exposities over schimmels en korstmossen. En eind januari was er in Amsterdam een heuse protestmars, Fungi for Future, die opriep tot meer aandacht voor de ‘superkrachten’ van schimmels en verwante organismes zoals korstmossen. „Het is gewoon gestoord wat ze allemaal kunnen”, volgens de organisatoren.

Pardon? Slaan al deze schrijvers en activisten niet wat door in hun schimmel- en korstmossenverheerlijking? Zonca citeert in zijn boek de Amerikaanse bioloog Scott Gilbert: „We zijn allen korstmossen – we zijn nooit individuen geweest.” Tsja. We zijn juist bepaald géén korstmossen toch? En tot op zekere hoogte wel degelijk individuen. Is het niet veel te romantiserend wat Zonca en zijn medestanders doen?

Natuurlijk moet je oppassen met het projecteren van menselijke eigenschappen op korstmossen en andersom, zegt Zonca. Maar als we wat beter ons best doen om ze écht te begrijpen, zien we dat er wel degelijk aspecten van hun leven leerzaam kunnen zijn voor het onze, zegt hij. „Vooral het langzame van korstmossen: waarom zouden wij het niet ook wat rustiger aan kunnen doen? En daarnaast laten korstmossen zien hoe ook wij ons op een heel andere manier kunnen verbinden met het leven om ons heen.”

Foto Getty Images
Foto Getty Images
Foto’s Getty Images
Foto Getty Images
Foto’s Getty Images

Maar zijn korstmossen wel écht het schoolvoorbeeld van symbiose? Over deze symbionten worden levendige debatten gevoerd: is het echt een wederzijds gunstige relatie, of pleegt de schimmel een soort ‘algenlandbouw’ die vooral de schimmel goed uitkomt? Is symbiose puur een horizontale, ‘mutualistisch’ relatie: zo ingericht dat alle partijen er evenveel aan hebben? „Alleen al het stellen van deze vraag laat zien dat we geneigd zijn om in individualistische termen te denken over de natuur.”

Zonca meent dat denken in termen van winnen en verliezen hier niet toereikend is. Juist als symbiose één van de partners meer oplevert dan de ander, dan is die symbiose dus nóg onmisbaarder voor de ‘profiteur’. Ook mensen hebben ontelbare samenwerkingen met de schimmels en bacteriën in ons lichaam en onze omgeving (zeker de helft van de cellen in ons lijf is niet-menselijk). Het idee van een volledig losstaande soort, en van volledig autonome individuen binnen die soort, daarvan blijft sowieso weinig over in de moderne biologie.

„Elk bios is symbios”, volgens Zonca. Elk organisme is een ecosysteem op zich. Het draait in de natuur om de verbindingen, niet alleen om de afscheidingen. „Een spinnenweb bestaat niet uit losse punten maar vooral uit de draden tússen de punten.”

Dat staat nogal in contrast met het natuurbeeld dat de laatste eeuwen dominant is geworden: de natuur als arena van harde competitie en survival of the fittest. Dat is één kant van de natuur, maar niet het volledige plaatje, zegt Zonca.

De natuur is niet alleen een arena van harde competitie

De alg in een korstmos zorgt voor fotosynthese, en produceert suikers en eiwitten die de schimmel kan opeten, en de schimmel ruilt daarvoor aan de alg een stevige structuur om op te groeien, mineralen en water. Soms doet er zelfs nog een derde mee aan het korstmos-feestje: gist-achtige basidiomyceten, weer een andere stam in het rijk der schimmels. Die derde korstmosganger werd pas in 2016 ontdekt, wat wel laat zien hoeveel er nog te ontdekken valt aan deze organismes, zegt Zonca. „Korstmossen definiëren hun identiteit door verbindingen en associaties, in plaats van door afscheiding. Korstmossen hebben een poreuze leefstijl, een fundamentele openheid voor samenwerking.”

Maar of er uit een organisme dat zó ver van ons afstaat levenslessen te halen zijn voor mensen? Korstmossen vormen in elk geval een uitdaging voor ons denken over het leven. Het is geen plant, geen schimmel: „Het is niet eens echt een ‘een’”, volgens Zonca.

Ethiek van traagheid

Hij zegt aan de ene kant dat hij niet wil romantiseren, maar gebruikt in het gesprek en in zijn boek toch meeslepende, politiek geladen taal over wat het korstmos ons kan leren: „Het is een katalysator van fantasieën en utopieën over de toekomst van onze relatie met de natuur.” Maar welke utopieën dan? In het voorwoord van Zonca’s boek komt filosoof Emanuele Coccia met de term ‘biologisch communisme’. Was dat niet al eens uitgeprobeerd – en met niet al te groot succes?

„Ik zou zelf die term biologisch communisme niet gebruiken”, zegt hij. „Ik wil juist voorbij de grenzen tussen cultuur en natuur, voorbij het onderscheid tussen menselijke systemen en de rest van de levende wereld.”

Dat kan wat esoterisch klinken, maar volgens Zonca is het dat niet. Hij pleit vooral voor ‘perspectivisme’: het aannemen van het perspectief van andere organismes om ze beter te begrijpen. Bijvoorbeeld als hij het heeft over ‘een ethiek van traagheid’. Korstmossen herinneren ons eraan dat de natuur op heel andere tijdschalen opereert dan de menselijke. Deze organismes die duizenden jaren oud kunnen worden, verbinden ons volgens Zonca met de tijdschaal van stenen, mineralen, en geologische plaatverschuivingen. Ze kunnen ons leren om meer op lange termijn te denken. „Ze contrasteren onze eindigheid met de oneindigheid van de natuur.”

Het weerbarstige, trage, geharde van het korstmos is leerzaam voor ons, júíst omdat het zo anders is dan wij leven, vindt hij: „Het laat ons zien dat er een totaal andere verhouding mogelijk is met tijd en ruimte dan de relatie die mensen doorgaans hebben.” Op een paradoxale manier zijn korstmossen ons in Zonca’s visie wel degelijk nabij: „Misschien wel het belangrijkste wat ik wil bereiken is dat we onze ogen weer leren openen voor al het leven direct om ons heen: in onze steden, onze tuinen, op onze muren. Hoe bouwen we daar een andere relatie mee op?”

Dat heruitvinden van de relatie met andere levende wezens op aarde, het weer leren aannemen van hún perspectief, is volgens Zonca de grootste maatschappelijke uitdaging van deze tijd. En het nederige korstmos laat zien: een antwoord daarop ligt al sinds mensenheugenis gewoon onder onze neus, op onze stoep.

Lees verder…….