Een opdringerige man kun je verjagen door ‘gewoon’ een keel op te zetten

Ellen Deckwitz

Gisteravond hadden we het in mijn hardloopclub over het gedoe bij The Voice en binnen mum van tijd waren daar de eigen #metoo-verhalen. Ieder van ons (m/v) had weleens met ongewenste intimiteiten te maken gehad, waardoor me even het verdrietige vermoeden bekroop dat er een causaal verband zit tussen deze ervaringen en het feit dat we allemaal keihard kunnen rennen. Vriendin N. vertelde over een personeelschef die tijdens een vrijmibo opeens zijn hand onder haar rok stak.

„En toen?” vroegen wij.

„Ik heb het gewoon op een gillen gezet,” zei ze, „toen hield hij wel op.”

Er werd geklapt en instemmend geknikt. Ja, meteen gaan schreeuwen, dat is de beste remedie, tegen alles.

Toen ik naar huis sjokte, bleven die woorden maar door mijn hoofd spoken. Het was niet de eerste keer dat iemand me vertelde dat ze een opdringerige man had weten te verjagen door „gewoon” een keel op te zetten. Zo vanzelfsprekend is het immers niet dat je in zo’n situatie direct erop los brult. Toen ik 19 was, drukte een veel oudere man zich onverwachts en vooral ongewenst tegen me aan. Ik kreeg uit angst de slappe lach, waardoor hij zich meteen uit de voeten maakte. Ik heb mezelf jarenlang gehaat om mijn spontane geschater. Straks dacht hij nog dat ik de hele situatie grappig, misschien zelfs leuk had gevonden, dat het allemaal zo erg niet was. Een paar jaar later werd ik tijdens het uitgaan in mijn kruis gegrepen. Ik was zo verbouwereerd dat ik geen woord kon uitbrengen, laat staan me verzetten. Gelukkig duwden mijn vriendinnen de jongen meteen terug het donker in.

‘Waarom zei je niets”, vroegen ze. Het klonk haast als een verwijt. Overal waar deze week in mijn omgeving het gesprek op #metoo kwam, zag ik diverse vrienden en kennissen maar afwezig meeknikken wanneer er werd gezegd dat je bij vervelende figuren gewoon je stem moet verheffen. Je zou haast vergeten dat sommige mensen in bedreigende situaties kunnen verlammen en ze niet meer in staat zijn om dan om hulp te roepen. Waardoor er bij hen achteraf een dubbele schaamte ontstaat. Allereerst om de aanranding en ten tweede omdat ze ook nog eens niet, toen het erop aankwam, in staat bleken om „gewoon” voor zichzelf op te komen. „Gewoon” van zich af te bijten of te slaan.

Zo stapelen de stiltes zich op. En dat je je dan nog afvraagt waarom het zo lang duurt voordat sommigen eindelijk hun mond open durven doen. En hoe ironisch het is dat alles weer naar boven komt door een programma dat „The Voice” heet.

Ellen Deckwitz schrijft op deze plek een wisselcolumn met Marcel van Roosmalen.

Lees verder…….