‘Een ezel moet je alles vragen’

Ik doe iets goeds Veel mensen willen iets goeds doen. Deze week: ongewenste ezels verzorgen.



Foto Folkert Koelewijn

Een kleine, tanige vrouw steekt haar hand diep tussen de vierkante tanden van een gevlekte ezel. „Goed zo, Goof, goed zo.” Al twintig jaar verzorgt Mona van Minden (69) ezels op De Ezelsociëteit in Zeist. „We vangen ongewenste en verwaarloosde ezels op. Als ze oud zijn blijven ze, voor de jongeren zoeken we een thuis.” Verder met de gebitscontrole van Goofert, de enige die haar ooit „een rotschop” verkocht. „Ik had haast, en bij een ezel moet je altijd rustig te werk gaan.” Ze masseert zijn lippen: „Gek hè, jongen, gek hè.”

In de jaren zeventig volgde Van Minden een tuinbouwopleiding, maar ze kwam niet aan de bak: „In die sector werkten weinig vrouwen. Als ik belde om te solliciteren werd er lacherig gedaan.” Ze zorgde voor haar dochter en andere kinderen, deed wat kantoorwerk, had een grote volkstuin en was vrijwilliger in de Kloostertuin van de Utrechtse Dom. Op een dag „ontmoette” ze tijdens een paardenmarkt op de Maliebaan een paar ezels van de opvang. „Mijn hart begon te bonzen.” De week erop fietste ze naar het huisje in het bos waar de opvang achter ligt. De eerste keer werd ze in het diepe gegooid. „Ga jij maar hoeven krabben.” De truc? „Een paard kun je je wil opleggen maar een ezel moet je alles vragen, anders doet hij het niet. Ze zijn niet koppig, ze overwegen.”

Tot haar achtste woonde Van Minden in Noorwegen: „Daar was een andere sfeer. Ik was veel buiten in de natuur. Dan kwam je een slang tegen en wist je: kalm eromheen. Op school werd op een leuke manier met kinderen omgegaan. Er werd contact gemaakt.” Terug in Nederland ervoer ze een cultuurshock. „Hier was meer dwang, sommige leraren schreeuwden.”

Nu fietst Van Minden iedere woensdag van Utrecht naar Zeist. Op een enkeling na begrijpt niemand in haar omgeving haar inzet. „Er zitten veel hoger opgeleiden bij. Ze vinden het vreemd en komen niet gauw kijken.” Wat jammer is, want De Ezelsociëteit is een vredig park. Zon valt door de kronen van de eiken, een poes ligt in het stro, naast het terrasje op het voorerf blozen de appels. De vrijwilligers vormen een hecht team, er werken onder anderen mensen die even uit het arbeidsproces zijn en stagiairs dierverzorging, „ik heb hier mensen zien opbloeien”.

Bij het hek staat Coco (bijna 30). „Ha Cootje.” Coco heeft een doorgezakte rug en wekelijks masseert ze haar: „Ze is in Italië als werkezel gebruikt en te jong belast.” En daar is ezel Menno: „Hallo schat.” Hij duwt zijn hoofd in de hals van Van Minden. „Menno heeft een zware tijd achter de rug. Hij werd gebruikt voor de fok en was erg alleen.” De ezels drommen om haar heen. „Het vertrouwen over en weer is mooi. Het is niet als een vriendschap met een mens. Het voelt alsof je hart opengaat.”

Lees verder…….