Column | Arnhem in Wormer

Marcel van Roosmalen

Ik was met Frida van Roosmalen (1) neergestreken in het huiskamerrestaurant dat in de ochtenden amper wordt bezocht door de dorpelingen. Ik haal haar dan vaak uit de kinderwagen zodat zij lekker kan gooien met het speelgoed uit de plastic bak bij de bar en ik ongestoord op mijn telefoon kan kijken. Zo ook de laatste keer. Restaurant-houder Arno, hij heeft Arnhemse roots, klaagde over Vitesse.

De wereld was even perfect.

„Nee, je krijgt mijn koekje niet”, zei een vrouw die een paar tafeltjes verderop met een vriendin een kop thee dronk. Ze had het tegen Frida van Roosmalen.

„Ga maar naar je opa.”

Ze wees daarbij naar mij.

„Ga maar naar opa, daar zit hij.”

Frida van Roosmalen en ik schelen bijna 53 jaar, maar dit liet ik me niet vertellen. Ik stond zo soepel mogelijk op en trok mijn dochter weg bij de vrouwen. En toen zei ze het weer.

„Daar is opa al… En nog een bekende opa ook.”

„Ik ben de vader”, zei ik. „Niet de opa.”

De vrouw: „Had gekund toch?”

Ik droop af, en vroeg me met Frida van Roosmalen op schoot hardop af of ik soms nog gezonder moest gaan leven. Of moest ik net als de andere vaders op het schoolplein consequent joggingbroeken gaan dragen?

„In Amsterdam zijn oudere vaders een normaal verschijnsel”, klaagde ik tegen Arno, die antwoordde dat een biertje in Amsterdam tegenwoordig vijf euro kost en dat hij die stad daarom niet langer de maat der dingen vindt.

Ik dacht ondertussen aan mijn eigen vader, we scheelden 43 jaar. Toen hij zich een paar weken niet schoor werd hij door mijn klasgenoten op de Fredericusschool in Velp ‘sinterklaas’ genoemd. Om zijn leeftijd te compenseren voetbalde hij dan wel weer met ons mee op straat, hetgeen de zaak alleen maar verergerde – we kozen hem consequent als laatste. Misschien deed hij het voor mijn moeder, die een stuk jonger was. Ze herinnerde zich hem aan zijn sterfbed als ‘een speelse man’.

„Veel sportiever dan alle andere vaders.”

Ik moet de vrouw woedend hebben aangekeken want even later kwam ze, op weg naar het toilet, schoorvoetend zeggen dat ik bij nader inzien toch meer een vader dan een opa ben. Arno moet dat ook hebben gehoord want hij kwam niet veel later vragen of ‘opa’ nog een espresso wilde. Hij zei er achteraan dat hij er niets aan kon doen. Het was er zomaar uitgefloept. „De Arnhemmer in mij kwam even tevoorschijn.”

Marcel van Roosmalen schrijft op deze plek een wisselcolumn met Ellen Deckwitz.

Lees verder…….