De slechte naam van Molenbeek blijft op haar jongeren plakken

Molenbeek Sinds de aanslagen in Brussel, waarvoor enkele terroristen uit Molenbeek zijn veroordeeld, is er veel veranderd in de wijk. „Maar er is nog veel werk te doen.”

Kinderen en jongeren op een speelplaats in de Brusselse wijk Molenbeek, deze maand.
Kinderen en jongeren op een speelplaats in de Brusselse wijk Molenbeek, deze maand. Foto Aurelien Goubau

Hem is het wél gelukt om te slagen in de Brusselse ‘probleemwijk’ Molenbeek. En dat ging heus niet vanzelf. Het was soms ronduit lastig opgroeien op een plek waar de kansen niet voor het oprapen lagen. Waar de werkloosheid hoog was en de criminaliteitscijfers eveneens. Waar men sinds de aanslagen van Parijs in 2015 en die op luchthaven Zaventem en metrostation Maalbeek een paar maanden later – waarvoor acht terroristen deels afkomstig uit de wijk vorige week tot lange gevangenisstraffen werden veroordeeld – denkt dat elke jongeman met een getint uiterlijk, een baard en een djellaba in potentie een terrorist is.

Een wijk die in internationale media als een hellhole werd bestempeld, een plek waar de wereld de handen van af moest trekken. Die moest worden „opgekuisd”, schoongeveegd – zoals de toenmalige Vlaamse minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon in 2015 zei. Maar hij, Hassan Al Hilou, zwom tegen de stroom in. Ondanks, en misschien wel dankzij, het stigma waaronder veel van zijn leeftijdsgenoten gebukt gingen, wilde hij dat het beter zou gaan met Molenbeek. Hij had één belangrijke troef in handen: zijn ouders.

Hassan Al Hilou Foto Caroline Dupont

Zij waren gevlucht uit de Irakese stad Basra, vanwege hun activisme, toen hij nog geboren moest worden. Ze hebben regelmatig huilend voor de televisie gezeten bij het zien van beelden uit Irak, eerst in hun portiekflat in Vlaardingen, later, toen Al Hilou acht jaar oud was, in Molenbeek. En het is dankzij hen dat hij hier nu zit, op een bankstel in zijn eigen kantoor, als oprichter en baas van Capital, een organisatie even buiten Molenbeek die al vijftienduizend Brusselse jongeren aan een baan heeft geholpen.

Amerikaanse invasie

Zij hebben hem altijd gestimuleerd om zijn stem te gebruiken. Thuis aan de keukentafel werd ook aan hem, nauwelijks tien jaar, gevraagd wat hij van de Amerikaanse invasie in zijn thuisland Irak vond. „We hadden nauwelijks geld in die tijd”, vertelt Al Hilou. „Maar we hadden een basis. En dat is kennis.”

Op zijn twaalfde schreef Al Hilou een politiek manifest waar zijn leraren op de middelbare school van schrokken, maar zijn ouders niet. „Ik ben toen eigenlijk geradicaliseerd”, zegt hij. „In mijn manifest was ik fel tegen het systeem in België, tegen de hele structuur van de politiek, hoe men in Molenbeek jongeren aan hun lot overliet. Maar ik had het geluk dat ik de juiste mensen om me heen had, die ervoor zorgden dat mijn radicale ideeën bij woorden bleven, en niet in daden werden omgezet.”

Ik probeerde altijd naar de kansen te kijken die ik nog wél had

Hassan Al Hilou ondernemer

Lees ook deze reportage uit 2015: Molenbeek – kroniek van een aangekondigde ramp

Al Hilou groeide op aan de Gentsesteenweg, nu een van de drukste winkelstraten van Brussel. Het zit er vol met theehuizen, bakkers, slagers en kledingwinkels. „Maar drie jaar geleden werd er nog volop drugs gedeald”, zegt Al Hilou. „Veel van mijn leeftijdgenoten zijn voor de verleidingen uit die wereld gevallen. Ja, een aantal van hen raakte ook in de ban van de radicale islam en vertrok naar Syrië om zich bij Islamitische Staat aan te sluiten. Omdat ze, zonder een vangnet thuis, geen kant op konden. Voorzieningen in Molenbeek waren zo versnipperd dat niemand wist waar ze heen moesten. Het ontbrak aan perspectief. Molenbeek was een introverte, in zichzelf gekeerde plek, waar jongeren niet meer konden doen dan overleven.”

Last van het stigma

Maar volgens Al Hilou is er veel veranderd sinds de aanslagen in Brussel van 2016. Ook hij had natuurlijk last van het stigma van ‘hell hole’. Het was nu eenmaal zo dat Molenbeek wereldwijd bekend stond als de plek waar tientallen terroristen waren opgegroeid. Al Hilou: „Ik probeerde altijd naar de kansen te kijken die ik nog wél had. Als mensen zeiden: ‘O, daar heb je weer zo’n Arabier’, antwoordde ik met: ‘Maar heb jij niet toevallig iemand nodig die de Arabische markt goed kent?’ Je kunt natuurlijk niet een heel stadsdeel als verrot wegzetten door die paar criminelen die er vandaan kwamen.”

Woning in Molenbeek waar enkele van de daders van de aanslagen in Parijs van november 2015 bijeenkwamen.

Foto Aurelien Goubau

Dat dat beeld nog altijd niet verdwenen is, werd vorig jaar duidelijk toen Connor Rousseau, voorzitter van de sociaal-democratische partij Vooruit, in gesprek met weekblad Humo zei dat hij zich niet in België waant als hij door Molenbeek rijdt. Die uitspraak kwam hem op veel kritiek te staan, maar hij bleef bij zijn punt. Rousseau zou een Nederlandstalige school hebben bezocht waar hij van een leerkracht te horen had gekregen dat ze vrijwilligers zochten om te tolken bij het contact met ouders.

Het aanhoudende negatieve sentiment over Molenbeek heeft tot gevolg dat veel betrokkenen niet langer met de media willen praten. Korpschef Johan Berckmans van de politiezone Brussel-West, waar Molenbeek onder valt, schrijft in een mail: „Het probleem van radicalisme kan moeilijk herleid worden tot een probleem van Molenbeek alleen.” Winkeliers in de Gentsesteenweg laten stuk voor stuk weten aan de toekomst te willen denken, in plaats van te spreken over het besmeurde verleden. Aboubakr Bensaihi, de acteur die naam maakte met zijn hoofdrol in de film Rebel, over de aanslagen, reageerde niet op herhaaldelijke telefoontjes.

Lees ook: Lange celstraffen helen niet alle wonden van de aanslagen op luchthaven Zaventem

In Sint-Jans-Molenbeek, zoals de wijk in het westen van Brussel voluit heet, wonen inmiddels bijna honderdduizend mensen. Het stadsdeel geldt als een ‘stad van aankomst’; migranten beginnen hier al sinds de jaren na de Tweede Wereldoorlog hun zoektocht naar een beter leven. Huizen zijn er relatief betaalbaar en de kosten voor voeding, kleding en meubels zijn er laag.

Molenbeek is een overlevingseconomie, schreef oud-wethouder van de gemeente Jef Van Damme in april dit jaar in een blogpost. Dat betekent ook dat mensen er weer vertrekken zodra ze geld beginnen te verdienen. Per jaar gaat het om zo’n vijftienduizend inwoners. Dat betekent volgens Van Damme ook dat er veel kennis en geld verloren gaat. En dat heeft weer tot gevolg dat de openbare diensten, waaronder de politie, met chronische tekorten kampen.

Meer ondernemingen

Uit cijfers van het Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse blijkt dat het wel enigszins de goede kant op gaat met Molenbeek. De werkloosheid was in 2019 ten opzichte van 2014 weliswaar gedaald, maar de wijk doet het met 21,5 procent werklozen nog altijd slecht in België. Er werden meer ondernemingen opgericht in die periode en er kwamen tussen 2017 en 2022 bijna tweeduizend woningen meer beschikbaar. De gemiddelde huizenprijs in Molenbeek steeg van 155.000 naar 210.000 euro, maar dat is nog altijd ver onder het gemiddelde in het Brusselse gewest.

Direct na de aanslagen van Parijs werd het even veiliger in Molenbeek. Het zogenaamde Kanaalplan werd gelanceerd, waarbij zeven Brusselse gemeenten gingen samenwerken in de strijd tegen radicalisering en terrorisme. Duizenden huizen werden gecontroleerd en verdachte organisaties doorgelicht. Het ging onder andere om ‘keldermoskeeën’, een ondergronds netwerk van plekken in Molenbeek waar mensen werden geronseld om aanslagen te plegen in Europa, staat te lezen in een onderzoeksrapport naar radicalisering in Molenbeek van de Belgische criminologen Elke Devroe en Paul Ponsaers uit 2017. Zij wijzen de warrige bestuursstructuur in Brussel, met negentien verschillende burgemeesters en zes politiezones, aan als een van de redenen waarom de preventie van radicalisering in de stad aanvankelijk moeizaam verliep. Vandaag de dag worden er nog altijd zo’n vijftig Molenbekenaars die dreigen te radicaliseren op de voet gevolgd.

De criminaliteitscijfers in Molenbeek daalden een tijdje. Hippe winkels openden er vestigingen en diverse ondernemers die in de wijk opgroeiden, startten een stichting om jongeren te helpen. Zo richtte Oussama Ouassari (44) in 2015 MolenGeek op, een plek waar jongeren kennis kunnen maken met de technologiesector en kunnen worden opgeleid in de IT. Het bedrijf van Ouassari haalde Google als geldschieter binnen en werd in 2017 tijdens een conferentie over digitale innovatie op het kantoor van de Verenigde Naties in New York in het zonnetje gezet.

Bij MolenGeek worden jongeren opgeleid in de IT.
Foto Aurelien Goubau
Inwoners van Molenbeek Stony (22) en Djenaba (18) zitten in de wijk.
Foto Aurelien Goubau
Links: Bij MolenGeek worden jongeren opgeleid in de IT

Rechts: Inwoners van Molenbeek Stony (22) en Djenaba (18) zitten in de wijk.

Foto’s Aurelien Goubau

Het succesverhaal van Ouassari is vergelijkbaar met dat van Hassan Al Hilou en zijn Capital. Beide mannen krijgen geregeld vragen van Molenbeekse jongeren over hoe ze zo ver zijn gekomen. „Ik zeg dan tegen ze: laten we stoppen met boos zijn, en roepen en tieren, maar bouwen aan een maatschappij. En daarvoor moet je eerst bouwen aan jezelf.” Al Hilou spreekt geregeld met Belgische bestuursvoorzitters en politici. Hij probeert de culturele diversiteit in Molenbeek en Brussel als een kans te verkopen . „Een Mohammed heeft ook in België nog altijd vijf keer minder kans om uitgenodigd te worden voor een sollicitatie”, zegt hij. „Dat betekent dat de structuren inclusiever moeten worden. Daarover geef ik geregeld speeches. Brussel heeft een enorm potentieel. Het is een laboratorium van talent. Maar dat talent wordt nog niet altijd benut.”

Migranten

Veel jongeren uit Molenbeek wisten tot een paar jaar geleden volgens Al Hilou niet waar ze terecht konden om aan hun toekomst te bouwen. „Dat is voor mij de kern”, zegt hij. Dat is sinds de oprichting van zijn stichting Capital in 2020 wel anders. Tijdens een rondleiding door zijn grote pand aan de Antwerpse-laan in Brussel zitten overal groepjes jongeren te werken. Ze worden aan de hand van onder andere virtual reality geïntroduceerd bij verschillende beroepsgroepen en vinden via Al Hilou een baan. „Wij vragen jongeren: doe nou niet aan fatalisme. Werk aan jezelf. Zodat je een identiteit vormt. Dan word je minder gevoelig voor radicalisme.”

Op de kelderverdieping van Capital heeft Mohammed El Marcouchi sinds 2020 een boksschool. Hij groeide op in Molenbeek en heeft er de laatste jaren iets fundamenteels zien verbeteren. „Vroeger was het altijd wijk tegen wijk”, vertelt hij. „Iemand uit Elsene [een rijke gemeente in Brussel, red.] bleef daar boksen. In Molenbeek waren we voor de aanslagen gesloten. We moesten niets van andere wijken weten. Maar na de aanslagen zijn we elkaar gaan opzoeken. Molenbekers sporten in Elsene en andersom. We leren van elkaars mentaliteit. Er is een uitwisseling van kennis, van normen en waarden. Dat is een belangrijke verandering. Maar is er nog veel werk te doen.”

Drugscriminaliteit

El Marcouchi ziet ondanks de vele goede initiatieven in Molenbeek nog altijd veel jongeren in de drugscriminaliteit belanden. „Zij willen makkelijk geld verdienen”, zegt hij. „Maar wat ook niet helpt is dat iedereen altijd denkt dat wij in Molenbeek slecht zijn. Beleidsmakers deelden op een gegeven moment gratis voetballen uit. Om de tijd te doden. Maar dat hadden we niet nodig. We hadden mensen nodig die ons lieten zien waar we met onze andere talenten heen konden.”

Vorig jaar vonden er weer tientallen schietincidenten in Molenbeek plaats, die aan rivaliserende drugsclans worden toegeschreven. „We zien een periode voor en na Covid”, zei burgemeester Catherine Moureaux tegen de website bruzz.be. „Sindsdien zijn er veel hardere conflicten, circuleren er meer wapens en geld. We voeren echt een oorlog tegen de drugsbendes.”

De problemen zullen waarschijnlijk niet helemaal weggaan in Molenbeek”, concludeert El Marcouchi triest. „Molenbeek heeft nu eenmaal een slechte naam. En die gaat blijven plakken.”

Winkelstraat in Molenbeek. Foto Aurelien Goubau

Lees verder…….