De meest succesvolle basketballer ooit werd gedreven door rechtvaardigheidsgevoel en getroffen door discriminatie

Necrologie

Bill Russell (1934-2022) basketballer en activist

Hij was de meest succesvolle basketballer ooit. Ook buiten de sport onderscheidde Bill Russell zich, als voorvechter van burgerrechten voor Afro-Amerikanen. Hij stond vaak letterlijk in de schaduw van legendes als Muhammad Ali en Martin Luther King.

Links: Russell, met nummer 6, won elf titels met de Boston Celtics. Boven: Bill Russell met presidentiële onderscheiding in 2011. Onder: Russell (links) verdedigt Wilt Chamberlain in 1969.
Links: Russell, met nummer 6, won elf titels met de Boston Celtics. Boven: Bill Russell met presidentiële onderscheiding in 2011. Onder: Russell (links) verdedigt Wilt Chamberlain in 1969.

Foto’s Danny Moloshok/ REUTERS, AP Photo

Wie is toch die oude zwijgzame man naast Kawhi Leonard, zullen sommigen zich in juni 2019 hebben afgevraagd, de laatste keer ‘voor corona’ dat de trofee voor de beste speler (MVP) uit de finale van de NBA persoonlijk door basketballegende Bill Russell aan de winnaar werd uitgereikt. Het was een tafereel zonder veel uiterlijk vertoon, de oude kampioen en de nieuwe, van de Toronto Raptors, wisselden amper een woord. De trofee die Leonard had ontvangen, draagt sinds 2009 de naam van Russell, een man die altijd bij voorkeur op de achtergrond bleef, ook toen hij in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw zelf een superster was.

Toch stond daar de meest succesvolle speler uit de geschiedenis van het basketbal. In de periode 1957-1969 behaalde hij met de Boston Celtics, de enige club waarvoor hij speelde, elf NBA-titels – van de zeventien die de Celtics tot nu toe in totaal wonnen. Zijn laatste twee kampioenschappen behaalde hij als speler-coach: in 1967 werd Russell de eerste zwarte coach in één van de vier grote sportcompetities (basketbal, American football, ijshockey en honkbal) in Noord-Amerika. Zondag overleed hij, 88 jaar oud.

20.000 vrouwen

Van de twee grootste zwarte basketbalhelden uit de jaren vijftig en zestig was Wilt Chamberlain (1936-1999) de langste (2.16 meter) en degene die tussen de wedstrijden door het meeste plezier maakte. Bill Russell (2.08 meter) was de man die honderd procent voor zijn sport leefde en zich profileerde als voorvechter van gelijke rechten voor Afro-Amerikanen in de VS. Chamberlain wendde zijn roem vooral aan om vrouwen in bed te krijgen; naar eigen zeggen sliep hij met 20.000 vrouwen – een aantal dat Russell in zijn carrière niet eens in gescoorde punten haalde (14.522).

Al zijn records ten spijt, waaronder de indrukwekkende en ongeëvenaarde honderd punten in één wedstrijd – Chamberlain moest met gewonnen NBA-titels zijn meerdere erkennen in William Felton Russell. Zijn twee kampioenschapsringen staken schril af bij de elf van de nummer zes van de Celtics, de enige basketballer ooit die meer ringen dan vingers had. Weinig basketballers ook die zo trouw waren aan hun club. Ondanks aanbiedingen bleef Russell bij de Celtics, tenminste, als speler. Later coachte hij ook nog de Seattle Supersonics en de Sacramento Kings, zonder noemenswaardig succes. Maar in Boston, waar sinds 2013 voor het stadhuis zijn standbeeld staat, groeide hij uit tot de spil van de basketbaldynastie. Hij verliet de club en de stad pas toen hij daar alles gewonnen had, als speler en als coach.

Bij president Eisenhower

Voordat Russell in december 1956 zijn NBA-debuut maakte, werd hij met de Amerikaanse ploeg in Melbourne olympisch kampioen, na een ruime zege op de Sovjet-Unie: 89-55. De pas 22-jarige Russell was in Australië aanvoerder van het team dat zijn land ook een fraaie overwinning met een politieke lading bezorgde: het was tijdens het dieptepunt van de Koude Oorlog tussen Oost en West, een paar weken nadat de Russen Hongarije waren binnengevallen.

Sinds de jaren 90 van de vorige eeuw zijn basketbalprofs welkom op de Spelen, destijds bestonden de teams uit amateurs. Tot de Zomerspelen in Melbourne speelde Russell nog in een college-team, dat van de Universiteit van San Francisco, in Oakland. Daar was hij na de middelbare school terechtgekomen „in een zee van witte mensen, in een tijd waarin zwarte spelers nog geen beurs kregen voor prestigieuze universiteiten”. Net als in die ploeg, en later bij de Celtics, was op de Spelen K.C. Jones zijn teamgenoot. In de VS hadden ze eerder in dat olympische jaar voor de tweede achtereenvolgende keer met het universiteitsteam de Amerikaanse amateurkampioenschappen (NCAA) gewonnen: in 1955 leverde die eerste van twee titels Russell een uitnodiging bij president Eisenhower op – zijn vader reed hem naar de andere kant van de VS.

Na zijn olympische succes begon Russell eind 1956 zijn profcarrière in Boston. Hij werd gedraft door de St. Louis Hawks, maar die ruilden hem graag voor twee spelers van de Celtics. Daar wist coach Red Auerbach naar eigen zeggen al meteen dat hij de beste basketballer ter wereld had ingelijfd. Aan het eind van Russells debuutseizoen troffen de Celtics in de NBA-finale van 1957 de St. Louis Hawks. In hun zevende en beslissende onderlinge duel won Boston zijn eerste titel, de eerste dus van Russell. Hij baalde dat niet hij maar zijn witte teamgenoot Tim Heinsohn gekozen werd tot rookie van het jaar. In 1958 veroverden de Hawks de NBA-titel, nadat Russell in het derde onderlinge duel in de finale moest afhaken met een enkelblessure, maar in de acht jaren daarna maakten de Celtics de dienst uit in het Noord-Amerikaanse basketbal.

Russell, met nummer 6, won elf titels met de Boston Celtics
AP Photo

Michael Jordan

Ver na zijn actieve carrière, in 1980, werd Russell door basketbaljournalisten verkozen tot beste speler ooit uit de NBA. Pas vier jaar later zou Michael Jordan zijn profdebuut maken, LeBron James was nog niet geboren. Jordan, de meest succesvolle van die twee, kwam met zijn aantal NBA-titels overigens niet in de buurt van de elf van Russell: hij won er zes, ook alle met hetzelfde team, de Chicago Bulls. „Legends are forever”, twitterde Jordan zondag na het nieuws van Russells dood. LeBron James staat in het zicht van zijn sportpensioen op vier titels.

Russell veranderde en vernieuwde de sport, vooral in defensief opzicht. Al in zijn eerste jaren als speler sprong hij omhoog om schoten te blokkeren toen dat nog niet gebruikelijk was. Conservatieve coaches hadden het over ‘negro basketball’, anderen spraken van ‘Russell moves’. Van schoten blokkeren maakte Russell een gevreesd wapen, zijn handelsmerk. Hij ontwikkelde zich tot een unieke verdedigende speler. Voor een basketballer van zijn lengte was hij erg beweeglijk, hij sprong uitzonderlijk hoog en het kostte hem weinig moeite een paar tegenstanders tegelijk te dekken. Van zijn linkshandigheid maakte hij een voordeel. Scoren was niet zijn sterkste punt, goed passen des te meer, net als rebounden en snel omschakelen van verdedigen naar aanvallen – de fast break. Bescheiden als hij was liet center Bill Russell vooral zijn teamgenoten schitteren.

Racisme was nooit ver weg

Als William Felton Russell werd hij in 1934 geboren in West Monroe, in Louisiana in het diepe zuiden van de Verenigde Staten, en hij groeide daar ook op. Racisme was nooit ver weg; de boeken die hij schreef staan vol met racistische ervaringen. Verhalen over lynchpartijen hoorde hij als kind, en dat waren nooit geruchtmakende zaken die de kranten haalden, schreef hij in zijn boek Second Wind – The Memoirs of an Opiniated Man (1979). „Zwarten verdwenen simpelweg, en mensen waren gewoon bang om het erover te hebben laat staan er drukte over te maken.” In dat boek vertelde hij dat zijn opa in 1917 ruzie kreeg met een witte man over het bewerken van zijn land. Die witte man kwam ’s avonds terug met de Ku Klux Klan, en nadat opa zijn gezin in veiligheid had gebracht hield hij met zijn Winchester de KKK op afstand – met succes. Van zijn eigen vader leerde Russell dat iedereen, net als opa, voor zichzelf ergens een grens moet trekken – een les die Russell in zijn oren knoopte.

Toen hij op zijn negende naar Californië verhuisde, waar zijn basketbalcarrière begon, maakte het diepe indruk op hem dat hij met vader en broer Charlie L. in de trein van Louisiana naar Oakland tot St. Louis (Missouri) eerst in de coupé voor kleurlingen moest zitten, en dat ze daarna overal mochten plaatsnemen waar ze wilden. Als tiener in Oakland werd hij door witte agenten op straat herhaaldelijk aangehouden en als ‘nigger’ aangesproken.

Ook in het Boston van 1956 waar zwarten in een getto woonden, werd hij niet met open armen ontvangen. Nadat hij daar met de Celtics voor de derde keer de NBA-titel had gewonnen, werd hij uitgescholden toen hij met zijn nieuwe Lincoln voor het stoplicht stond. Toen hij een huis wilde kopen in een witte voorstad van Boston, probeerden bewoners met een petitie de komst van de zwarte sportheld tegen te houden. Toen hij daar eenmaal woonde en het gezin Russell van een vakantie terugkeerde, troffen ze thuis een vernielde inboedel aan. Met stront was het woord ‘nigga’ op een muur gekliederd. En toen hij met zijn zoons William jr. en Jacob in 1962 weer eens naar Louisiana ging, voor familiebezoek, mochten ze onderweg geen restaurant in en werden ze bij hotels geweigerd – dus sliepen ze in de auto, langs de kant van de weg. Een jaar eerder had hij onderweg in Kentucky met de Celtics een soortgelijke ervaring gehad: nadat twee zwarte spelers uit zijn team in een hotelbar niet bediend waren, besloten ze gedrieën de wedstrijd daar tegen de St. Louis Hawks niet te spelen en werden ze door coach Auerbach op het vliegtuig terug naar Boston gezet.


Lees ook: zeventien voetballers over hun ervaringen met discriminatie en racisme. „Wij zwijgen niet langer.”

Muhammad Ali

Russell was ook een drijvende kracht in de Amerikaanse burgerrechtenbeweging. Hij zat op een van de voorste rijen bij Martin Luther King toen die in 1963 in Washington zijn I have a dream-speech hield, hij nam het met andere grote zwarte sporters op voor Muhammad Ali toen die weigerde tijdens de Vietnamoorlog in militaire dienst te gaan, ging naar Jackson in Mississippi kort nadat daar een zwarte burgerrechtenactivist was vermoord om er onder doodsbedreigingen een basketbalkamp voor zwarte en witte kinderen te organiseren, en hij steunde de twee zwarte atleten Tommie Smith en John Carlos toen die op het erepodium op de Olympische Spelen in Mexico hun vuisten-in-zwarte-handschoenen omhoogstaken als steunbetuiging aan de Black Panther-beweging. Russell betreurde het dat hij ze niet voor was geweest met dat gebaar. Hij had begrip voor de vreedzame benadering van Martin Luther King en weigerde de militante benadering van Malcolm X af te wijzen. Net als zijn vader en zijn grootvader predikte Russell geweldloosheid, „totdat de eerste vuistslag werd uitgedeeld”.

Russell was van mening dat zwarte sporters veel hebben bereikt in de sport, maar dat er vooral buiten de sporthallen en de stadions nog veel werk te doen viel. Hij liet ook geen gelegenheid voorbijgaan om jongeren, zwart én wit, te wijzen op het belang van onderwijs. Dat had hij vooral meegekregen van zijn moeder, die hem de doopnaam Felton had gegeven, naar Felton Grandison Clark, toen president van de zwarte Southern University in Louisiana. Russells moeder overleed onverwacht toen hij twaalf was. Toen hij voor de begrafenis van zijn moeder terugging naar Louisiana, bleek dat zijn vriendinnetje van voor de verhuizing naar Californië, bijgenaamd Too Little, ook was overleden, pas elf jaar oud.

Bij president Obama

Ingrijpende gebeurtenissen als deze hadden van Russell naar eigen zeggen een ‘loner’ gemaakt, „een introverte jongen waar leeftijdgenoten door de mannelijkheidsrites gingen van roken, vechten en seks”. De jonge Russell vluchtte in boeken, en was bijna elke dag in de bibliotheek te vinden. Hij las over slavernij en zijn eerste held – naast zijn moeder – werd Henri Christophe, de zwarte man die zich opwerkte van bordenwasser tot president en koning van het noorden van Haiti. „Hij was het tegenovergestelde van een slaaf. Zijn leven maakte me ervan bewust dat zwart zijn niet alleen maar een gevoel van beperking met zich meebracht.”

Als basketballer groeide zijn zelfvertrouwen, vooral dankzij een witte docent die basketbalcoach was op de zwarte middelbare school die hij bezocht. Naar eigen zeggen was hij niet langer onhandig in alles wat hij deed, behalve als het om vrouwen ging.

In alles wat hij deed werd Bill Russell gedreven door zijn rechtvaardigheidsgevoel, zonder zich op de borst te slaan, zoals hij ook als basketballer geen showman was en dunks en grote gebaren na mooie acties en overwinningen schuwde.

President Barack Obama prees hem in 2011 in het Witte Huis als sportman en als mens toen hij Russell de Presidential Medal of Freedom omhing, de hoogste Amerikaanse burgeronderscheiding. „We hebben vandaag een reus verloren”, twitterde Obama zondag kort na het nieuws van Russells overlijden, in een koor van lofzangen op diens leven. „De grootste kampioen uit de basketbalgeschiedenis, en een wegbereider van burgerrechten, die opkwam voor de rechten en de waardigheid van álle mensen.”

Op de vraag of hij basketballer was, antwoordde hij eens: „Nee. Dat is wat ik doe, niet wat ik ben.” Al decennia geleden bedacht hij een grafschrift: ‘Bill Russell, he was a man.’

Lees verder…….