De Eerste symfonie van Joey Roukens verdient vele luisteraars

Recensie


Muziek

Première Componist Joey Roukens (40) vond het tijd voor zijn Eerste symfonie. Het bleek een meeslepend werk dat vele luisteraars verdient.

Rotterdams Philharmonisch en dirigent André de Ridder
Rotterdams Philharmonisch en dirigent André de Ridder

Eduardus Lee

Oppervlakkig gezien waren er wel overeenkomsten tussen de twee premières die het Rotterdams Philharmonisch en dirigent André de Ridder presenteerden. De Amerikaan Mason Bates schreef een Pianoconcert (2021) voor wereldster Daniil Trifonov dat voor het eerst in Nederland te horen was; Joey Roukens componeerde zijn Eerste symfonie. Beide componisten zijn in hun orkestbehandeling beïnvloed door pop, dance en filmmuziek, maar het kwaliteitsverschil was bijna gênant. Roukens bleek een klasse apart.

Bates, tevens dj, betoonde zich een musicus van grote gebaren. Het openingsdeel was intrigerend genoeg, met sprookjesachtige Eftelingdeuntjes, omineus schuivende bassen, klepperende castagnetten, een pompende beat en een wat lukrake koperfanfare. Trifonov toverde ondertussen enigszins triviale, maar gelaagde quasi-pop uit het klavier. Daarna ging het vreselijk mis. Het uit pathetische pianoclichés opgetrokken middendeel was zo kitscherig dat het absurdistisch werd: gespierde, overdadig ingeoliede niksigheid. De stuwend bedoelde finale in zeventelsmaat zat dusdanig onhandig in elkaar dat zelfs het Rotterdams Philharmonisch er niets van kon maken.

Joey Roukens en het Rotterdams Philharmonisch. Eduardus Lee

Eigenzinnig vernuft

Nee, dan Roukens. Die excelleert al jaren in eigenzinnige orkestmuziek en op zijn veertigste vond hij het tijd voor een heuse ‘symfonie’ in vier delen, die hij zelf de bijnaam ‘Kaleidoscopische’ gaf. Eclectisch en veelkleurig was Roukens muziek altijd al, maar hier bereikt hij qua technisch vernuft en vormgevoel een nieuwe mijlpaal. Dit stuk verdient het om heel vaak gespeeld te worden, zodat muziekliefhebbers zelf kunnen gaan horen hoe meeslepend het is – ook zonder het opkontje van een teleurstellend voorprogramma.

Bij Roukens uiteraard geen traditioneel allegro als eerste deel. Celesta en harp herhaalden een verweesd nootje, filmische strijkers zwollen aan: de muziek ontspon zich geduldig, verre van hemelbestormend. Pas na een vlot zappaësk dansje en een dreigende bijna-climax met pulserend koper kwam de zorgvuldig opgebouwde spanning tot een daverende ontlading. Die had John Adams-achtige allure, zoals de hele muziekgeschiedenis zich samenbalde in een vonkend, nauwelijks te beheersen krachtenveld. Het spookcodaatje daarna was beeldschoon.

Een eindeloze melodie vormde de kern van het langzame tweede deel, ‘Ayre’, met een etherische wending die niet helemaal uit de verf kwam. Maar Roukens’ sfeermanagement bleek feilloos: deel drie, ‘Scherzo’, wreef Bates onder de neus hoe je wél opwindende noten in een stuwende zeventelsmaat schrijft. Het Scherzo ontpopte zich als volbloed finalemuziek met een fantastisch einde, een vette en virtuoze knipoog naar bombastische negentiende-eeuwse climaxen. Het creëerde ruimte voor een terugkeer naar de verstilling van het begin, maar dan grimmiger en wijzer, voor het slotdeel, een imposant opbloeiend, louterend Adagio.

Meer Roukens is aanstaande: zijn Bosch Requiem gaat op 3 november in première in Amsterdam en is daarna te horen tijdens November Music (Den Bosch) en in Enschede.

Tweede deel uit Roukens’ ‘Rising Phenix’ (2014) voor koor en orkest:

Lees verder…….