Cultuurbestel moet op de schop, vindt adviesraad: minder Randstad, meer vernieuwing

Het huidige stelsel voor landelijke cultuursubsidies is aan grootscheepse hervorming toe. Subsidies moeten gelijkmatiger over Nederland verdeeld worden en nieuwe kunstdisciplines moeten meer kansen krijgen. Als gevolg zal de cultuursector minder Randstedelijk en minder Amsterdams worden.

Die plannen schetst de Raad voor Cultuur deze vrijdag in zijn advies Toegang tot cultuur. Voormalig staatssecretaris Gunay Uslu (Cultuur, D66) had in maart 2023 om het advies gevraagd omdat het cultuurbestel „aan herziening” toe is. Het huidige subsidiesysteem remt vernieuwing, en maakt cultuur te weinig toegankelijk, bleek uit een evaluatie van het landelijke cultuurbeleid.

De Raad voor Cultuur presenteert in het advies – dat niet bindend is – nu een „prototype” van dat nieuwe bestel, dat aan het eind van dit decennium ingericht moet zijn.

In de plannen wordt een veel kleiner deel van het cultuurgeld dan nu rechtstreeks vanuit Den Haag verdeeld – en juist meer binnen provincies. De zes rijkscultuurfondsen, zoals het Mondriaan Fonds (beeldende kunst), het Fonds Podiumkunsten en het Nederlands Filmfonds, worden samengevoegd. Er komt meer aandacht voor nieuwe, veelal interdisciplinaire kunstvormen en voor amateurkunst. Het betekent een radicale breuk met de manier waarop het ministerie van OCW cultuursubsidies de afgelopen decennia verdeelde.

Omdat de looptijd van cultuursubsidies vier jaar is (de komende periode is 2025-2028), kan zo’n nieuw subsidiestelsel pas in 2029 ingaan. De ideeën zijn verzameld tijdens bijeenkomsten waaraan het afgelopen jaar zo’n vierhonderd mensen uit de culturele sector hebben meegedaan.

Politiek gevoelig

Het advies was bijna een jaar in voorbereiding, maar verschijnt op een politiek zeer gevoelig moment. Veel culturele instellingen en makers maken zich grote zorgen over de houding van de radicaal-rechtse PVV, de grote winnaar van de Tweede Kamerverkiezingen, tegenover de cultuursector. De partij wil alle „onzinnige” kunst- en cultuursubsidies afschaffen, stond in het verkiezingsprogramma.

Ook de andere partijen die nu in gesprek zijn over de vorming van een kabinet (VVD, BBB en NSC) kennen geen traditie van ruime overheidssteun voor cultuur. De VVD wil „ondernemerschap” in de kunsten bevorderen en het lage btw-tarief voor cultuur afschaffen. De Raad voor Cultuur pleit er in zijn nieuwe advies juist voor om jaarlijks 200 miljoen euro extra aan rijksgelden voor cultuur uit te geven. Nu gaat daar 512 miljoen euro in om.

Lees ook deze analyse van wat de partijen hun verkiezingsprogramma’s schreven over cultuur.

Bezoekers bij een concert van Stormzy tijdens North Sea Jazz: veel partijen willen een verhoging van de BTW op culturele producten.

Hoewel 2029 nog ver weg lijkt, zal een nieuw kabinet al moeten beslissen over de contouren van een nieuw subsidiestelsel. Voorzitter Kristel Baele van de Raad van Cultuur denkt dat het advies toch gehoor kan vinden. „Iedereen houdt van cultuur en doet aan cultuur, ongeacht zijn politieke voorkeur. Wij bepleiten een betere toegankelijkheid voor cultuur in alle regio’s. Daar is weinig op tegen.”

Regionale spreiding

Dat nu on-evenredig veel cultuurgeld naar de grote steden in de Randstad gaat, is een kernpunt van de stelselwijziging die de Raad voorstelt. „Talent vlucht uit andere regio’s naar plekken waar meer voorzieningen zijn”, zegt Baele. „En het culturele leven is in delen van het land verschraald. Er is minder aanbod van amateurkunst, van musea, en het publiek merkt dat.”

Om dat te veranderen, en om vernieuwing in de kunsten te bevorderen, wil de Raad voor Cultuur de landelijke cultuurfinanciering compleet anders opbouwen, van de fundering tot aan het dak.

De afgelopen decennia was een volgens veel culturele makers onoverzichtelijk systeem gegroeid met twee pijlers. Enerzijds is er de culturele basisinfrastructuur (‘kleine BIS’, in jargon). Het ministerie van OCW verleent direct subsidie, steeds voor vier jaar, aan ruim honderd belangrijke culturele instellingen in Nederland. Er zijn vaststaande disciplines, zoals symfonieorkesten, dansgezelschappen of festivals. In totaal gaat daar bijna 250 miljoen euro per jaar naartoe.

Anderzijds is er de ‘grote BIS’ van de zes landelijke rijkscultuurfondsen. Die beschikken samen over ongeveer evenveel OCW-geld, en bepalen zelf aan welke culturele instellingen en kunstenaars ze subsidie verlenen – in disciplines die deels overlappen met de kleine BIS.

Dat systeem blijkt volgens onder meer de evaluatie Cultuur van en voor iedereen (december 2022) heel goed voor kunst van hoogstaande kwaliteit, maar niet voor nieuwkomers en nieuwe interdisciplinaire disciplines. Ook zorgt het voor veel bureaucratie.

„Subsidie gaat vaak naar gevestigde partijen”, concludeerde de evaluatie. Die gevestigde partijen bevinden zich vooral in de steden in de Randstad. Bij het Fonds Podiumkunsten bijvoorbeeld, gaat meer dan de helft van de toekenningen voor meerjarige subsidies naar Amsterdam, en nog eens een kwart naar Rotterdam, Den Haag en Utrecht.

Provincies en rijkscultuurfonds

De Raad wil beide problemen oplossen door al die subsidies door één groot rijkscultuurfonds te laten bedienen – medewerkers verhuizen mee zodat „bestaande kennis en expertise” behouden blijven. Maar bij de selectie spelen disciplines een veel kleinere rol en staan doelen, zoals ‘presentatie’ of ‘talentontwikkeling’ voorop.

Het merendeel van het geld wordt verdeeld door twaalf provinciale afdelingen (plus één voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba). Het budget voor de landelijke „vaste waarden in het bestel” wordt gehalveerd, ten opzichte van de huidige ‘kleine’ BIS.

Gevolg: er gaat dan meer geld naar podia, musea, makers en gezelschappen die weliswaar niet tot de landelijke top behoren, maar wel zorgen voor cultuuraanbod in heel Nederland. „Het publiek profiteert ervan, en makers en gezelschappen in regio’s die nu minder bedeeld zijn”, zegt voorzitter Baele van de Raad. Volgens haar wordt ook de hele culturele sector er beter van, omdat initiatieven buiten de Randstad vaker tot wasdom komen.

Gevestigde orde

Het hete hangijzer van dit advies zal zijn: wat betekent dit voor de „vaste waarden”, de gevestigde orde? De Raad noemt in zijn advies geen namen, maar bijvoorbeeld de Nationale Opera & Ballet, en de meeste symfonieorkesten en grote theatergezelschappen kunnen al decennia op langjarige subsidies rekenen. Aan die topinstituten wil de Raad juist meer zekerheid bieden, met subsidies voor acht jaar.

Maar tientallen andere gezelschappen en andere culturele instellingen die nu geld uit Den Haag krijgen, zullen voortaan bij de provinciale afdeling moeten aankloppen. De Raad heeft al voorzichtig een rekensom gemaakt: Noord-Holland (en dus Amsterdam) krijgt waarschijnlijk minder geld dan nu – ook als er 200 miljoen euro extra subsidie komt. Daar moet een „zorgvuldig transitiepad” voor komen, schrijft de Raad voor Cultuur. Voorzitter Baele: „Dit advies gaat over 2029. Dan heb je een aantal jaar om daarnaartoe te groeien.”