De unieke beeldtaal van de Amerikaans-Chinese queer kunstenaar Martin Wong

Vrijwel elke grote stad heeft een Chinatown. Juist die combinatie van toeristische kitsch, een vleugje smoezeligheid en een zweem van authenticiteit maakt Chinatowns zo bijzonder. „Dit is waar Chinezen op zondag dimsummen (Chinees lunchen) om één dag per week Chinees te zijn”, lacht Martin Wong genereus in het videoportret dat in de expositie te zien is, en dat de met hem bevriende regisseur, Charlie Ahearn, maakte.

De solotentoonstelling van de queer Chinees-Amerikaanse Martin Wong (1946–1999), nu te zien in het Stedelijk Museum in Amsterdam, past mooi bij het doel met exposities een betere afspiegeling van de samenleving te tonen. Hoewel Wong relatief onbekend is bij het grote publiek, verwierf hij in New York bekendheid met zijn gruizige schilderijen van de Lower East Side in de jaren tachtig en negentig.

Malicious Mischief is chronologisch opgezet, en trapt dan ook af met de jaren zeventig waarin Wong geboetseerde beelden, gekalligrafeerde poëzie en een indrukwekkend titelloos zelfportret (1974-1975) maakte. Het portret is vol ronde vormen en warme bruin- en roodtinten, waardoor het een levendige uitstraling heeft. De koele mintgroene achtergrond keert met subtiele streken terug in het gezicht.

Martin Wong, ‘Cell Door Slot’, 1986.
Foto Martin Wong Foundation

Verlangens en leefwerelden

De zelfbenoemde Chino Malo (Chinese bad boy) legde in zijn schilderijen het dagelijks leven van zichzelf en zijn omgeving vast, inclusief verlangens en leefwerelden. Zo kon hij sociale en maatschappelijke problemen aankaarten: van de hippietijd in de jaren zeventig in San Francisco (waar Wong flyers ontwierp, rekwisieten maakte en scripts schreef voor performance-collectieven) tot de verpauperde straten van New York in de jaren tachtig en negentig (waar criminaliteit, drugs en later aids de straten zou teisteren).

In 1978 verhuisde Wong naar New York, waar hij werkte als nachtportier in het Meyer’s Hotel in Manhattan, en in een van de hotelkamers woonde. Wong schilderde er onheilspellende rode luchten, talloze bakstenen muren en puien van gesloten winkels als gevolg van de oprukkende gentrificatie. Zijn intieme leefwereld bracht hij tot leven in My Secret World 1978-91 (1994) waarin twee van zijn andere schilderijen, Tell My Troubles to the Eight Ball (1978) en Psychiatrists Testify: Demon Dogs Drive Man to Murder (1980), aan de muur hangen.

Martin Wong, ‘Tell My Troubles to the Eight Ball (Eureka)’, 1978–1981.
Foto Martin Wong Foundation

Zijn werk zit vol symboliek en verwijzingen die hij uit de Chinese schilderkunst, Indiase mythologieën, graffiti en gebarentaal haalt. Over de rol van gebarentaal doet een mooi verhaal de ronde: op een dag wordt Wong in de metro benaderd door iemand met een gehoorbeperking, die hem een pamflet geeft met het vingeralfabet. Dit inspireerde hem om veel van zijn schilderijen te voorzien van teksten in het vingeralfabet, zelf zag hij dat als een eerbetoon aan de Oosterse schilderkunst. „Het komt erop neer dat ik een Chinese landschapschilder ben. Als je kijkt naar de Chinese landschappen in het museum, dan hebben ze tekst geschreven in de lucht. Ze schrijven een gedicht in de lucht, en ik doe dat ook”, vertelde hij in een interview in 1984 dat is opgenomen in de catalogus bij deze expositie.

Sluimerend racisme

Mensen die hem inspireerden, komen vaak terug in zijn werk, zoals graffitikunstenaars, Latino buurtbewoners en natuurlijk zijn Puerto Ricaanse geliefde, de dichter en acteur Miguel Piñero. Via hem wordt hij geconfronteerd met de politie, het gevangenissysteem en sluimerend racisme. In het Stedelijk is een hele tentoonstellingszaal gewijd aan indrukwekkende schilderijen van de gevangenis, bevolkt door bruine en zwarte mannen. De gevangeniscellen vormen zowel een aanklacht als een plek van homoseksuele verlangens van Wong.

Martin Wong, ‘Malicious Mischief’, 1991.
Foto Martin Wong Foundation

Dat is goed terug te zien in het schilderij Malicious Mischief waaraan de tentoonstelling haar titel ontleent. Hier heeft een lichtgekleurde politieman zijn rechterhand in zijn broek gestoken. In zijn linkerhand houdt hij een sigaret vast, waarvan de rook aftekent tegen de smoezelige muur. Alleen een vage glimlach en het puntje van de neus zijn te zien; zijn ogen vallen buiten het kader. Met dit werk roept Wong vragen op over vermeende misdaden: zijn het de mannen die worden vastgezet voor ‘malicious mischiefs’ als vandalisme en graffiti, of zijn het eerder de onvolkomenheden van het Amerikaanse rechtssysteem en het seksueel geweld in gevangenissen? Wong keert hiermee de verhoudingen om. Hij beschouwde graffiti juist als de laatste grote kunst van de twintigste eeuw, en richtte zelfs een graffitimuseum op, dat vijf jaar heeft bestaan.

In 1994 werd bij Wong hiv gediagnosticeerd. Tot op zijn sterfdag in 1999 bleef hij schilderen, zelfs tijdens zijn verblijf in het ziekenhuis. In zijn laatste levensfase werkte hij aan de autobiografische Chinatown-serie. Met afbeeldingen van vrouwen in Shanghai-jurken en louche onderwereldfiguren roept het precies dat clichématige maar toch ook romantische gevoel op van elke doorsnee Chinatown.

Martin Wong was een kunstenaar die via traditionele Chinese kunstvormen als keramiek en kalligrafie uiteindelijk in de schilderkunst een unieke beeldtaal vond, dat laat Malicious Mischief mooi zien. Hij vervlocht zijn Chinese identiteit moeiteloos met de dagelijkse strijd van queers en andere gemarginaliseerden, evenals met de systemen die ongelijkheid in stand houden.