De eerste food-opleiding begon met poep, het ultieme non food

‘Trofeeën’ die Adelaide Tam ontwierp voor melkkoeien.


Foto Adelaide Tam

Eet-ontwerpers De opleiding food design in Eindhoven is opgeheven. Maar eetontwerpers zijn niet meer weg te denken van de Design Academy, volgens oprichter Marije Vogelzang. „Eten is wat alles met elkaar verbindt.”

Hoe zou het eigenlijk met SAM zijn? Zou hij zijn leveranciers een eerlijke prijs betalen? Zou hij nog kombucha maken of op ghb zijn overgestapt? SAM, het zelfsturende frisdrankfabriek je, de eerste robot die eigendom van zichzelf is en zelf bepaalt wat de klant betaalt en welke receptuur hij gebruikt. Is hij al met pensioen?

De Symbiotische Autonome Machine SAM, in 2015 gemaakt door het ontwerpersduo Arvid Jense en Marie Caye, behoort tot de erfenis van acht jaar food design aan de Design Academy Eindhoven. Toen eetontwerper Marije Vogelzang aankondigde als afdelingshoofd te stoppen, besloot de academie de aparte studierichting af te bouwen tot de laatste lichting klaar was. Studenten kunnen in Eindhoven nog steeds eten ontwerpen, maar een afdeling food design is er meer. De laatste studenten Food Non Food-studenten zijn voor de zomer afgestudeerd.

Je zou kunnen denken: jammer, zonde dat het stopt. Maar Vogelzang, die in de jaren negentig internationaal haar naam vestigde als ‘eating designer’, kijkt ernaar zoals ze naar de kringloop van eten kijkt. „Waarom zou je altijd maar doorbouwen en meer willen? Het mag ook afsterven en compost worden om op te groeien.” Al is dat dan wél op het moment dat de aandacht voor voedsel groter is dan ooit.

Marije Vogelzang Foto Hilde Harshagen

Toen ze zelf aan de Design Academy studeerde, eind jaren negentig, was food design „eigenlijk niks”, zegt ze. Vogelzang vond eten ontwerpen „gewoon leuker” dan een tafel of een lamp maken. En waarom zou je zoiets voor de hand liggends als eten negeren? „Mensen vonden het raar, je kon het niet bewaren. Eten was voor huisvrouwen en koks.” Dat voedsel invloed heeft op klimaat, biodiversiteit, sociale verhoudingen en gezondheid, en dat ontwerpers daarover in hun eigen taal een verhaal te vertellen hebben – dat zat nog in niemands hoofd. „Ook niet bij mij.” Zelfs na haar studie vond ze in de hele wereld maar een handjevol mensen die ook met food design bezig waren.

Het duurde nog tot 2013 tot toenmalig directeur Thomas Widdershoven Vogelzang vroeg om een afdeling food design op te zetten. Aan dezelfde academie waar ze zelf niet had durven afstuderen op haar ‘witte begrafenis’ – een volledig witte tafel vol witte gerechten – uit vrees niet serieus te worden genomen.

De tijden waren veranderd. „Langzamerhand snapte iedereen wel dat eten is wat alles met elkaar verbindt.” Overal ter wereld waren mensen inmiddels bezig vorm te geven aan de betekenis van eten, vaak helemaal in hun eentje. Ze schreven haar vanuit Rusland, zochten haar op als ze in Japan een lezing hield. Nu ze carte blanche kreeg van de academie, kon ze de kans niet laten liggen. Het werd de eerst kunstopleiding ter wereld met een afdeling food.

Het ultieme non-food

Het begon met poep. Een module over poep voor alle nieuwe studenten. „Poep is het ultieme non-food”, zegt Vogelzang, en toch ook weer niet. „Poep gaat over gezondheid, microben, en het kan alleen uit eten komen.” Zo liet ze meteen zien: wat we hier doen is geen styling. „Styling komt pas als laatste, in de communicatie. Wat je maakt gaat over de boodschap.”

Er had een soort Marije Vogelzang-school kunnen ontstaan, met jonge ontwerpers die allemaal deden wat Vogelzang deed. Iets met rituelen, maaltijden, reststromen of kippen. „Maar de meesten waren toch heel uniek in hun eigen expressie”, zegt Vogelzang. „Ze kwamen met ideeën die ik nooit had bedacht. Of met projecten die heel ver van eten af stonden.”

Er waren studenten die met micro-organismen, virussen en fermentatie aan de slag gingen. En dat kon. „Wil jij alles met paddestoelen? Prima! Het zou zó stom zijn om dat tegen te houden.” Studenten die met levende organismen werken, stellen hiermee ook hun positie als ontwerper ter discussie, en de hiërarchische opstelling van de mens ten opzichte van ander leven. „Als je een stoel ontwerpt, maak je van dood materiaal iets dat blijft, als een schepper, een soort god. Je kunt ook een andere attitude aannemen.”

De Symbiotische Autonome Machine SAM, van Arvid Jense en Marie Caye, en
Lingua Planta, de taal van planten(geuren), van Merle Bergers.

Foto’s Arvid Jense & Marie Caye, Iris Rijskamp

Planten bijvoorbeeld kun je zien als gewoon een grondstof. Maar als je ervan uitgaat dat planten ‘praten’ door middel van geuren, kun je hun ‘taal’ proberen te vangen, zoals Merle Bergers doet. Ze ontwerpt parfums die de neus aanspreken zoals planten dat bij insecten doen: aantrekken, afstoten en verdedigen. Veel jonge ontwerpers, ziet Vogelzang, zijn bescheidener in de omgang met ander leven en proberen juist de connectie te zoeken.

Het is misschien wat ‘Eindhoven’ typeert: studenten moeten hun eigen pad zoeken. En het curriculum beweegt mee met hun interesses, over disciplines heen. De Design Academy is meer een kunstacademie dan een technische opleiding. De beste studenten veranderen je blik, geven je nieuwe inzichten.

Vogelzang noemt Adelaide Lala Tam, uit Hongkong, die haar verwondering over alle design rond leven en dood van een koe in al haar projecten liet terugkomen. Ze studeerde af met een automaat, een vending machine die laat zien hoe een messing kogelhuls uit het slachthuis tot een paperclip wordt omgesmolten. Elke paperclip staat voor het leven van één koe. „Ze ontwerpt zonder oordeel, ze wil vooral laten zien hoe magisch en mooi een koe is. En alles is zó perfect en sensitief uitgevoerd.”

Heel ander voorbeeld: Alexandra Genis, die de smaak van aardbeien tot op moleculair niveau ontrafelde en van alle onderdelen gekleurde objectjes maakte, als bouwsteentjes voor een nieuwe aardbeiensmaak. Je kunt ze raspen en als losse smaak in gerechten gebruiken. Interessant, vindt Vogelzang, omdat Genis de weerstand tegen kunstmatige stoffen onderzoekt nu veel mensen ‘natuurlijke’ smaken willen. Genis, dochter van een chemicus, laat zien: alles is moleculair, ook de smaak van een echte aardbei. Artificieel is niet goed of slecht, en kan juist duurzamer zijn. „Wat is er mis met kunstmatige smaken als je weet dat er nooit genoeg aardbeien zijn voor de hele wereld?”

Vending machine van Adelaide Tam die laat zien hoe een messing kogelhuls uit het slachthuis tot een paperclip wordt omgesmolten.
Foto’s Adelaide Tam

Een enkele keer haalt een student zijn bachelor Food Non Food zonder dat er iets van eten of levende materie aan te pas komt. Zo was er de student met een leeg doosje waaruit een audioverhaal klonk dat het bestaansrecht van de opleiding en van design in het algemeen ter discussie stelde. Hoeveel design kan de wereld aan?, vroeg Manuel Pellegrini zich af. Hoeveel nieuwe spullen hebben we nog nodig? Als we weten dat grondstoffen opraken en productie samengaat met CO2-uitstoot, wat is dan nog de rol van ontwerpers? „Dat is een discussie die schoolbreed gevoerd wordt.”

Slakkenworst

Food design hoeft niet altijd complex te zijn of grote hedendaagse thema’s uit te benen. Soms zit de kracht van een ontwerp in de eenvoud ervan. Vogelzang ging eens met een groep studenten naar Libanon. Daar ontmoetten ze slakkenkwekers die hun slakken niet meer konden exporteren. Xander Cummins ontwierp voor hen een slakkenworst, zodat de eiwitrijke diertjes niet verloren zouden gaan. Concreet probleem, praktische oplossing.

Een van de laatste studenten die dit jaar afzwaaiden, doet iets vergelijkbaars. Camille Pelissou komt uit een familie van boeren en worstmakers. In de vleesindustrie wordt seperatorvlees, de laatste flinters aan het bot, gebruikt voor frikandellen. Varkensoren, -snuiten en -poten gaan naar China – Nederlanders eten ze niet. Maar voor kleine boeren is het moeilijk alles van het varken te verkopen. Pelissou maakte met haar All you can’t eat – The Frik Show frikandellen van die restjes, samen met een kleinschalige varkenshouder-. „Om te laten zien dat die delen ook economische waarde kunnen hebben.” En lekker kunnen zijn. „Er waren zelfs veganisten die mijn frikandellen aten.” Door de frikandellen te eten was het dier tenminste geen afval geworden.

Ik kwam erachter dat design geen object hoeft te zijn. Dat was een geweldige ontdekking

Marije Vogelzang

Dat ontwerpers niet altijd hoogdravend of abstract bezig zijn, bewijst ook haar andere project. Pelissou vertaalde de catalogus van de Graduation Show van designjargon naar gewonemensentaal.

Pelissou heeft in Eindhoven weliswaar niet geleerd hoe je fondsen regelt voor een project, zegt ze, „maar ik kreeg wel alle kans om te experimenteren en met experts te werken. Niks was te groot of te gek. Het was één grote speeltuin.” Ze zal niet de enige zijn die na haar afstuderen minder goed weet wat ze wil worden dan toen ze begon. „Ik dacht dat ik ontwerper van voedselproducten zou worden. Maar ik kwam erachter dat design geen object hoeft te zijn. Dat was een geweldige ontdekking.”

Camille Pelissou gaat, met haar cum laude-diploma, voorlopig terug naar Frankrijk, om zich de in onbruik geraakte kennis en technieken van haar grootmoeder eigen te maken – voordat die verloren gaan.

Bewust ethisch incorrect

Als iets opvalt aan de huidige generatie studenten, zegt Vogelzang, is het dat ze „heel erg de wereld willen redden”. Geen plastic verspillen, geen dierlijke producten of kleurstoffen gebruiken. En dan zijn daar de laatste jaren ook nog sociale bewegingen als #metoo en Black Lives Matter bij gekomen.

Zoveel engagement, „daar kun je ook in bevriezen”, zegt Vogelzang. „Niet alleen in je materiaalgebruik, maar ook in je denken. Als je heel inclusief wilt zijn, kun je terughoudend worden, om met je ontwerp maar niemand tegen het hoofd te stoten.” Een paar jaar geleden kwam er daarom een module waarin met opzet ethisch incorrecte dingen werden bedacht. „Je hebt een vrijplaats nodig, je moet alles kunnen verzinnen.”

Niet ieder ontwerp hoeft de wereld te verbeteren. En niet iedere student hoeft autonoom food designer te worden. Er zijn er die commercieel werk voor Römertopf doen, anderen werken voor een hulporganisatie, „maar ze nemen allemaal wel hun Design Academy-blik mee.”

De makers van robot SAM gaan inmiddels ieder hun eigen weg. Met SAM zelf gaat het goed, zegt Arvid Jense. SAM had werkloos kunnen worden. Maar hij reist veel met kunstenaars en is naar de Salone del Mobile geweest, de designbeurs in Milaan. Nog steeds maakt hij kombucha en probeert hij zijn publiek ervan de overtuigen dat je met een machine heel goed kan samenwerken. En de blijde boodschap is: er zijn inmiddels drie SAM’s.

Lees verder…….