Column | Ook de mannen-Tour is klaar voor gravelstroken

Wedden dat dit een test is voor de mannen-Tour? Met een scherpe witte steen in de hand stonden we anderhalf jaar geleden op de Chemin blanc des Hautes Forêts, een gravelstrook van 3,2 kilometer vlakbij Troyes. De eerste Tour de France Femmes bevatte meteen een experiment: koersen over witte grindstroken in Noord-Frankrijk. Nooit eerder was daar een grote etappekoers overheen gegaan. In de maanden voor de vrouwen-Tour druppelden angstaanjagende verslagen binnen van rensters die verkend hadden: dit waren geen gewone gravelstroken. Dit waren wegen met grote, scherpe stenen. Met poelen stof en gruis, gelardeerd met dwars door wijngaarden kronkelende asfaltpaadjes. Garantie voor nare valpartijen, lekke banden – en oogverblindende televisiebeelden.

Het peloton was met de daver op het lijf van start gegaan die ochtend, en samen met Maarten Vangramberen deed ik verslag voor het Belgische Sporza, live vanaf een van de zwaarste gravelstroken. We hadden een deel van het parcours al met de auto gereden, en hoewel we alles wat erover te lezen viel verslonden hadden, schrokken we nog. Maar onze zorgen waren onterecht, zo bleek. Het werd een loodzware etappe, met lekke banden, materiaalpech en valpartijen – maar niet veel meer dan in andere etappes. SD Worx verzuimde Annemiek van Vleuten op achterstand te rijden, maar dat was een tactische fout. Veel rensters moesten na afloop toegeven dat het best was meegevallen, ze vonden het eigenlijk wel tof.

Deze week werd het Tourparcours voor komend jaar bekendgemaakt, en wat schetste mijn verbazing niet: in de manneneditie zit een etappe over de gravelwegen rondom Troyes. Voor 2025 voorspel ik daarom dat de dubbele dag ook voor de mannen terugkeert in de Tour. De vrouwen rijden komende zomer op dag twee een wegrit in de ochtend, en een tijdrit aan het einde van de dag. Dubbele dagen zijn niet ongebruikelijk in het wielrennen, maar komen vooral voor in kleinere etappekoersen. Het bespaart geld – elke etappedag kost een groot bedrag – en je kunt een extra etappe bieden.

Zelf vond ik dubbele dagen altijd een drama. Wanneer eet je, wanneer rust je, en mag je nu wel of niet douchen tussendoor. Het fabeltje dat je de vorm eraf spoelt als je tussendoor doucht, was hardnekkig. Hoe hou je je zenuwen in bedwang, en hoe kom je de tijd tussen de etappes door – ik kan me een dubbele dag herinneren waarop ik samen met een ploeggenoot languit op de neergeklapte achterbank van een gezinswagen lag om te rusten. Een bus hadden we tien jaar geleden nog niet. Op een andere dubbele dag werd mijn elleboog onverdoofd gehecht. Ik was tijdens de tijdrit gevallen en wilde ’s middags de bergrit wel fietsen, maar niet met een verdoving in mijn lijf.

Jonas Vingegaard of Tadej Pogacar languit achterin een auto tussen twee etappes, dat lijkt me nu zo’n leuk gezicht. Maar zij hebben natuurlijk gewoon een bed in de bus, en een appje waarin ze lezen wat ze moeten eten, hoe te rusten tussendoor, en dat je de vorm er echt niet afspoelt als je doucht. Toch lijkt het me geinig, zo’n dubbele dag bij de mannen. En ondanks het risico dat het een grande casino kan worden waar iedereen voor vreest, kijk ik ook uit naar de graveletappe rondom Troyes. De vrouwen konden het tenslotte ook.

Marijn de Vries is oud-profwielrenner en journalist.