De Dacia Jogger is een strontnuchter gelijnde stationcar

Recensie


Auto

Autotest Zo’n fijn, doelmatig vervoermiddel zag zelden meer. En hij is niet eens lelijk.


Foto Merlijn Doomernik

Aanschouw de, op de Dacia Sandero na, goedkoopste testauto van dit seizoen: de Jogger. Voor lachwekkend weinig geld passen er zeven mensen in. Clever merk, Dacia: met 22.550 euro duikt de basisprijs twee honderdjes onder het gemiddelde bedrag dat Nederlanders tegenwoordig noodgedwongen aan occasions uitgeven. Alleen bij Dacia is nieuw nog enigszins betaalbaar. Mijn testauto, het topmodel Extreme, kost met fancy zwarte wielen en wat multimediale snuisterijen net geen 26 mille.

Met die insteek kunnen we meteen de hamvragen te lijf. De eerste: waarom verkoopt vrijwel geen Europese autobouwer meer goedkope middenklassers? Antwoord: de premium-obsessie, excessieve investeringen in veiligheid en dito productiekosten voor elektrische modellen stuwen de prijzen krankzinnig op. Vraag twee, bien étonné, is het dilemma voor het bovenmodale ouderpaar dat met drie studerende kinderen en een bloedzuigende hypotheek niet meer aan Tesla’s durft te denken: nieuwe Jogger of gebruikte Golf-station? Want denk vooral niet dat de budgetbak het dubieuze privilege van de armen is. De autopijn treft de hoogopgeleide, niet-leasende middenklasse even hard.

Het antwoord lijkt me duidelijk. Betaalbare stationcars met zeven zitplaatsen en serieuze bagageruimte, met alles neergeklapt 1.819 liter, vind je nergens meer. De Jogger is een fantastisch uitgekookt gebruiksvoorwerp. Beide stoelen van de derde zitrij, via de achterdeuren redelijk bereikbaar dankzij de wegklapbare achterbank, zijn bovendien demontabel. Omdat ze op een koopje moesten, zijn ze licht hanteerbaar.

Sportief rumoer

Waarom heet het topmodel Extreme? Wat kan extreem zijn aan een strontnuchter gelijnde stationcar met een bescheiden 110 pk? Meer dan genoeg trouwens voor een auto van geen twaalfhonderd kilo, die in de rechte lijn zelfs enig rijgenoegen biedt met onverwacht veel trekkracht en aanstekelijk sportief rumoer bij optrekken. De zesbak schakelt goed, de stuurpositie is ondanks de beperkt verstelbare stuurkolom beter dan nodig, want bochten trekt de auto minder. Gelukkig is de Dacia-coureur er niet de man of vrouw naar om de Jogger dagelijks de boog te laten spannen.

Onderweg neemt de auto voor zich in met praktische voorzieningen die voor normale stervelingen zwaarder tellen dan sfeerverlichting en verlichte make-up-spiegels. Tot op de derde zitrij vind je haakjes, vakjes en bekerhoudertjes, rechts van het stuur een usb-aansluiting en een slimme maar wat iele telefoonhouder die door premium-concerns beschaamd zou zijn gedegradeerd tot ‘accessoire’. De deelbare achterbank is zoals al aangestipt compleet wegklapbaar. Rugleuningen neer, zittingen omhoog en alles wordt laadruimte. Achterpassagiers beschikken deftig over klaptafeltjes in de rugleuningen van de voorstoelen. In de Joggerwereld kan niets tegenvallen. Alles wordt luxe. Bluetooth, touchscreen, cruisecontrol, stoelverwarming en stuurbediening: de Extreme heeft het allemaal.

Wat offer je voor dit geld? Raffinement. De motor klinkt op snelheid weliswaar beschaafd, je hoort hem altijd. Verder doet de koppeling soms kloing, over de duurzaamheid van de bibberige wisserbladen heb ik twijfels, voor het stoplicht loopt de driecilinder enigszins onregelmatig. Anderzijds: zo’n fijn, doelmatig vervoermiddel zie ik zelden meer.

Als hij het tien jaar volhoudt, ga je met je Jogger schappelijke tijden tegemoet, mits de brandstofprijzen enigszins normaliseren. Het verbruik van 1 op 16 is niet meer dan redelijk, hoewel alle Joggers ook als Bi-Fuel te koop zijn en dan, met A-milieulabel, zowel op LPG als op benzine lopen. Het overwegen waard.

Hij is niet eens lelijk. Bij Dacia’s dacht je altijd dat hun uiterlijk de straf was voor je voordeel, maar de Jogger ziet er in Brun Terracotta met een zweem oranje en die kloeke dakrails alleraardigst uit. De proporties kloppen, de welvingen boven de wielkasten grenzen aan modieus.

Weer lukt het Dacia zonder verontrustende concessies aan het rijplezier een niche te vullen op een budgetmarkt die het inmiddels vrijwel monopoliseerde. Maar hij is niet elektrisch, zegt u. Klopt, en daarom wil het volk van één- tot viervoudig modaal hem ook. Hij dicht het gat tussen het brandstof- en het stroomtijdperk voor iedereen die nu geen halve ton voor een familiewaardige EV op zak heeft, maar wel dringend toe is aan een nieuwe. Misschien wordt in vervolg op de Dacia Sandero, vorig jaar een Europees verkoopsucces, ook deze tussenpaus het onbehaaglijke symptoom van de transitiecrisis, waarvan de politiek de economische portee maar niet tot zich laat doordringen: de mensen hebben geen geld. En wat ze hebben, besteden ze voorlopig misschien liever aan een tussenauto die ze zonder tien laadfiles probleemloos naar Zuid-Frankrijk brengt, nu nieuw voor minder dan een tweedehands.

Lees verder…….