Column | Het was een absurde grap, Willem en Sarah met hun kerstdorp


Het begon met een huisje dat we lacherig in de dagen tussen Kerst en Nieuwjaar in een tuincentrum uit een mand afgeprijsde ballen hadden gevist. Een Engelse plattelandsbakker, met een bebloemd voorgeveltje en een dak van rode bakstenen. Binnenin scheen één akelig fel lampje. Het interieur stelde niet veel voor. Wat haastig getekende croissants en een bakkersvrouw met scheve kraalogen. We zetten het huisje op de schouw, er zeker van dat het geen blijvertje was. Maar in het voorbijgaan merkte ik dat ik steeds even moest kijken naar het toonbankje, het uithangbordje met ‘Bakery’ in vreemd gotische letters, het rode katje dat zich om de hoek van het huis verschool. En dat ik dan gelukkig was.

Nu staat er een kerstdorp met een kerk, een kathedraal, een main street vol leuke winkeltjes, een skipiste, een orangerie, allerlei volk dat met elkaar keuvelt of een goeie sneeuwbal gooit, een partij aangeklede hondjes, een theater, een kerstman in een luchtballon, nog wat bakkers en wat afgelegen landhuizen waar, volgens Willem, ‘de zonderlingen’ wonen. Daar vind je de man die in zichzelf mompelend zijn tractor aan het repareren is. De oude dame met de muziekschool aan huis. Het excentrieke koppel met de gotische Bed & Breakfast. Allemaal van hoogwaardige Duitse kwaliteit. Toch kost het ons de laatste jaren steeds meer moeite om de dozen van zolder te halen, de piepschuimen platen op maat te snijden, het mos te schikken en te bedenken waar we de ketende dorpsjeugd nu weer eens origineel kunnen opstellen.

We begonnen het kerstdorp om in ons drukke, door drank en chaos overgoten levens even God te kunnen spelen in een wereld waar we naar verlangden als we niet konden slapen: lieflijk, warm en veilig. Het was een absurde grap, Willem en Sarah met hun kerstdorp. Kijk ze nou toch eens bakkeleien over de aanschaf van een koffiebar. „Doen!”, roept Sarah. „We willen mid century county fair!” „Het past niet!”, roept Willem vertwijfeld uit. „Wat doen die gezinnen met hun Dickenskleren dan bij de waterput?”

Maar de tijden zijn veranderd. Nu wonen we met onze kinderen in een huis in een kalme buurt. Bij de bakker om de hoek, met een interieur uit 1962, kun je roze kasteeltjes en kletskoppen halen. Als het sneeuwt, sleeën we voor de deur. We drinken warme chocolademelk op koude avonden bij de kachel.

Dit jaar kwam Willem in schipperstrui, met zijn armen vol huisjesdozen mopperend de trap af, van top tot teen een vader met een hobby. Ik plaatste ongeduldig de boompjes op het plein en duwde kinderhandjes vinnig weg, terwijl ik mezelf erop betrapte dat ik die hele ongetwijfeld xenofobe gemeenschap op dat moment ook best in brand zou kunnen steken.

Maar ach, op een dag zijn we oud en is van alles ons ontglipt. Dan zal het kerstdorp ons doen verlangen naar nu.

Tot die tijd ploeteren we door. Wij, het kerstdorp, met ons kerstdorp.

Lees verder…….