Ik ben Donny het Doneerrek en probeer een eind te maken aan het openbreken van afvalbakken

Recyclen Modern voddenrapen: afvalbakken openbreken voor flesjes en blikjes met statiegeld. Helpen ‘doneerrekjes’ daartegen? onderzoekt het op de Wallen.

Illustratie
Illustratie Indra Bangaru

Noem mij Donny. Donny het Doneerrek. In de ochtend van maandag 22 mei bevestigden mannen van Stadsbeheer Amsterdam mij met vier schietnagels aan ECOnTop 161136, een zelfpersende afvalbak met zonnepaneeldakje, tegenover peepshowtheater Casa Rosso.

Ik ben een staalplaat, tot harmonica gevouwen, met tien gaten voor blikjes en petflessen. Nu daar statiegeld op zit, zijn er sprokkelaars actief die de bakken doorzoeken of openbreken. Mijn missie: de rotzooi die dat geeft tegengaan, en de gevers een dubbelgoed gevoel bezorgen. Die helpen het milieu én de kansarmen. Ik ben een win-win-win-ding, een deugrek in het kwadraat.

Sinds de invoering van statiegeld op petflesjes in 2021 experimenteren tientallen gemeenten met varianten, meestal in de vorm van doneerringen, mijn ijzeren neefjes en nichtjes van Duitse komaf, in ringvorm rond de bakken, met plaats voor vijf flesjes.

Mijn persoonlijk bestaan dank ik aan de klokkenluider van de Oude Kerk. Bert Nap, die honderd meter verderop woont op deze Oudezijds Achterburgwal, wees de gemeente twee jaar terug al op het bijeffect van het statiegeld dat op 1 juli 2021 was ingevoerd op kleinere petflesjes. Overal braken moderne voddenrapers de bakken open. „In eerste instantie wilde de gemeente er stevigere sloten op zetten”, herinnert Nap zich.

Tonnen spenderen aan het sluiten van de ogen voor schrijnende armoede. Die reflex past in het rijtje stationsbankjes wegslepen, flyers uitdelen met de oproep bedelaars niets te geven, en – afgelopen zomer in Den Haag – voorstellen om barmhartige gevers te beboeten.

Nap was het zat. Eind 2022 liet hij, gesteund door lokale ondernemers, dertig doneerrekjes maken, die hij bevestigde aan de bakken in het Wallengebied. „Bij het Stadsdeel dachten ze dat er alleen maar méér rotzooi zou komen. Maar als je niets probeert, weet je het niet.”

Waarom ik uitgerekend op de Wallen hang snap ik wel

Met zijn actie wilde hij ook de gemeente verleiden tot een grootschaligere pilot. In het voorjaar waren ze bij het stadhuis om. En aldus kwam ik op aarde. Ontworpen door Mr. Fill, het Culemborgse concern achter de zelfpersende bakken.

Waarom ik uitgerekend op de Wallen hang snap ik wel. Zo’n pilot doe je op plekken waar de wegen van uiteenlopende bevolkingslagen elkaar kruisen. Ik zie alles. ’s Ochtends zijn de ramen leeg en de straten schoongeveegd. Vanaf lunchtijd komen de eerste sekswerkers, al gauw gevolgd door hoerenlopers en toeristen. Tegen vieren maken frisdrankflesjes plaats voor bierblikjes, en struinen de meutes brallende Britten rond, de vrijgezellenfeesten, de pooiers, de zuipfestijnen in het donker, de orgie van zielen die geen fluit geven om die 15 cent. Als het tij keert blijven de verlopen mannen en schichtige vrouwen over, plunjezakken en boodschappentassen over de schouder, op schuifelronde van bak tot bak.

De meeste mensen lopen aan mij voorbij. Soms blijft een passant peinzend staan. Dan hoop ik altijd dat hij mij waarneemt als het zonderlinge wonder dat ik ben. Dat alle sociale verhoudingen en maatschappelijke ontwikkelingen die in mij zijn samengebald eventjes opgloeien voor zijn ogen. Ik ben de anonieme handdruk van de bestaanszekere aan de bestaansonzekere.

Tweemaal daags houd ik mijn adem in. Tweemaal daags wil ik op mijn mooist zijn. Dan komt er een ambtenaar langs namens de afdeling Schoon van Stadswerken. Rekjesschouw. Met een iPad fotografeert hij of zij mij en mijn 22 collega-rekjes op de Oudezijds Achterburgwal. ’s Ochtends hoop ik leeggeraapt te zijn, ’s avonds propvol gestouwd.

s Avonds, in de schaduw van het rode neonlicht, denk ook ik veel na over de zin van mijn bestaan

Werkt het? Heb ik zin? Bert Nap ziet in elk geval minder opengebroken vuilnisbakken. „Het gevolg is wel dat er bij de flessenautomaat in de supermarkt altijd een rij staat van mensen met vuilniszakken vol”, vertelt hij.

Men weet mij te vinden, al belandt er in mijn tien lichaamsopeningen genoeg dat daar niet thuishoort. Patatbakjes, milkshakes, en – de grootste gruwel – Bubble tea-bekers. Ander probleem: toeristenwinkels in de wijde omgeving importeren grote partijen zonder statiegeld uit het buitenland, signaleert Bert Nap. Die accepteren de automaten niet, en ervaren rapers laten ze dan ook staan. „Over dit probleem zou ik wel eens raadsvragen willen horen.”

Na de invoering van statiegeld op blik, dit voorjaar, is het aantal gemeenten dat pilots doet met ringen en rekjes gestegen, al blijft er veel discussie over de zin van mijn bestaan. Matthijs Jaspers, alias The Happy Activist, introduceerde het concept DoneerRing begin 2021 in Nederland. Breda had de primeur, maar stopte al gauw, net als Eindhoven: de ringen zouden onnodig zijn. Helmond zag er daarom ook vanaf. Gouda telde wél minder statiegeld in de vuilnisbakken, maar breidt de proef voorlopig niet uit, omdat die ringen ook wespenmagneten bleken.

Dit najaar beginnen proeven in onder meer Schiedam, Leiden, Vlissingen. En in Den Haag, nadat twee oppositiepartijen daar anderhalf jaar op hadden aangedrongen.

„Hoeveel impact heeft het? Tsja, dat is de million dollar question”, zegt Jaspers. Hij deed navraag bij de Duitse bedenker, ontwerper Paul Ketz, die er op zijn vierentwintigste een prijs mee won. „Maar het blijkt ontzettend lastig goede data te verzamelen.”

Tweemaal daags houd ik mijn adem in. Tweemaal daags wil ik op mijn mooist zijn

Stadsbeheer Amsterdam laat weten dat de proef verlengd wordt en uitgebreid naar stadsdelen als Nieuw-West, zoals de Kinkerstraat, waar bijna elke Mr. Fill-bak dagelijks open wordt gebroken. Ook het gebruik van nieuwe sloten is onderdeel van die test, meldt de gemeente. De evaluatie volgt dan in januari 2024, maar de eerste bevindingen geven „geen positief beeld”, meldt een woordvoerder. „Er belandt ook veel ander afval in de rekjes en de bakken worden alsnog opengebroken.”

’s Avonds, in de schaduw van het rode neonlicht, als de massa langs krioelt en een veeltalige bulderwolk tegen de gevels gonst, denk ook ik veel na over de zin van mijn bestaan. Ik raadpleeg er zelfs filosofen voor. Zoals Lisa Doeland, die onlangs het essayboek Apocalypsofie publiceerde, waarin ze kritisch is over recycling en groene groei. Recyclen ziet zij als een van de manieren waarop mensen hun geweten sussen. „Recycling voedt immers de illusie dat het weggegooide niet écht afval wordt. Maar als we onze ogen openen voor het feit dat het proces van recycling weinig efficiënt is en veel energie kost, dan wordt duidelijk waarom recycling zelf deel van het probleem is. Meer dan een technische oplossing is het een cultureel construct dat ons in staat stelt om de status quo te handhaven en rustig door te blijven consumeren.”

Tegenover de groene leugen van de circulaire economie stelt Doeland een ‘digestieve logica’: we moeten verteerbaar, afbreekbaar produceren, en vooral veel minder produceren. De restanten zijn dan obstakels om in het vizier te houden: „Ze moeten als het ware in onze keel blijven steken. Afval dwingt ons om na te denken over onze verteringen. En de les die zich steeds hardnekkiger aan ons opdringt, is dat we heel veel dingen produceren die zich maar moeilijk laten verteren.”

Een tweede filosoof die mij laat twijfelen aan mijn bestaansrecht is de Vlaming Maarten Boudry. Hij is een pleitbezorger van ‘effectief altruïsme’, een internationale stroming met als grondgedachte dat op empathie gebaseerde vrijgevigheid te willekeurig is. Je geeft nu eenmaal eerder aan een toevallig persoon die je emotioneel raakt of organisatie die jouw toevallige aandacht vangt. Effectief altruïsme stelt daar een rationele kostenbatenberekening tegenover. In een Brainwash Talk in 2020 voor omroep Human legde hij het zo uit: „Voor effectieve altruïsten is de bedoeling van liefdadigheid niet om er een warm gevoel aan over te houden, maar om het grootst mogelijke verschil te maken.” Voorbeeld: geef niet aan ondoorzichtige organisaties maar aan de Against Malaria Foundation, die geïmpregneerde klamboes uitdeelt. Eén zo’n netje kost slechts 1 euro. „En je kan er een kind één jaar lang mee beschermen. Als we het serieus menen, dan kunnen we malaria binnen enkele jaren volledig uitroeien.”

Hoe zouden die toeristen naar mij kijken als ze dachten dat ik door Marcel Duchamp was gemaakt?

Mijn morele balansrekening laat zich gemakkelijk opstellen. Ik ben geen muggennetje. Ik red geen levens. Een ijverige flessenraper vangt hooguit een paar tientjes per dag. Dit systeem is heel willekeurig, erkent ook Happy Activist Jaspers: „Je ziet nu allerlei groepen statiegeld rapen, niet alleen daklozen, maar ook scholieren en studenten. Als gever heb je geen invloed op bij welke groep jouw liefdadigheid belandt.”

Ik ben geen nivelleringsring. Bij scholen verschijnen soms statiegeldinzamelpunten voor concrete goede doelen. Die gerichte aanpak is waarschijnlijk efficiënter, denkt ook Jaspers. „Maar dit systeem is een oplossing voor iets anders. Namelijk de alledaagse situatie dat je op straat loopt met zo’n fles of blikje waar je vanaf wilt. Voor dat moment is het een doel. Dat kan dan op een superlaagdrempelige manier.”

Daar zit iets in. Het rationele effectief altruïsme is meer iets voor overheden, en individuele schenkers handelen nu eenmaal vaak niet-rationeel. De morele boekhouders negeren de empathische menselijke natuur. Het probleem ontstaat als die overheid niet langer in staat is bestaanszekerheid te bieden, en geconfronteerd met prullenbakgraaiers en daklozen de aandrang voelt om sloten te verstevigen en de bankjes te verwijderen. Dan krijg je een verschuiving van structurele zorg naar liefdadigheid die incidenteel is en ongericht.

Ik, doneerrek Donny, bevind me ergens tussen die uitersten. Hier op de Wallen moeten mijn leegrapers het niet hebben van spontane goedgeefsheid, maar eerder van luiheid en laksheid. Anderzijds ben ik ook geen officiële sociale voorziening, ondanks de gemeentesticker boven mijn hoofd (‘Please donate your plastic bottle or drink can, and help us to clean the city’).

Wat ben ik wel? Een hybride wezen tussen collectebus en ecoproject in? En op beide fronten ook nog eens weinig efficiënt. Matthijs Jaspers herkent en volgt de discussies, maar vindt die ook wat academisch. „Daarover nadenken is ook heel belangrijk, maar ik geloof ook dat we nu eenmaal moeten roeien met alle riemen die we hebben.”

Als Happy Activist steunt Jaspers ‘goede dingen doen waar je blij van wordt’: plantaardige stoelen, ‘voedselbanken voor bijen’, bordjes plaatsen met ‘beschermde berm’. Vrolijkheid als wapen. De doneerring kan volgens hem een klein zetje geven, een bredere laag van de bevolking geïnteresseerd krijgen en handelingsperspectief bieden. „Zonder dat hierbij een concreet einddoel is van zoveel procent, kilo of euro.” En nee, het is ook geen businessmodel. „Het doel is dat je die glimlach op je gezicht krijgt. De echte veranderingen komen van onderaf.”

Als Jaspers en zijn partners in gesprek gaan met de gemeente, hebben ze meestal eerst contact met een wethouder. „Die is vaak meteen enthousiast, maar zodra de buitendienst erbij komt loopt het karretje al gauw in de stront. Die zien vooral allerlei beren op de weg.”

Zelfs als mijn directe netto-effect marginaal is, heb ik wel degelijk een effect, in een wereld waarin elk beetje helpt. En wie weet heeft die bewustwording een veel groter effect, dat zich niet goed laat meten.

Zou dat dan mijn taak zijn? Is roestvrijstalen Donny hier op aarde om bewustwording te verspreiden, het publiek anders te leren kijken, vragen te stellen? Als dat zo is, dan weet ik wat ik ben. Een kunstwerk. Ik ben een kunstwerk in de openbare ruimte.

Mijn morele balansrekening laat zich gemakkelijk opstellen

Hoe zouden die toeristen naar mij kijken als ze dachten dat ik door Marcel Duchamp was gemaakt? Ik ben een readymade in het openluchtmuseum dat de rosse buurt ook is. Een objet trouvé dat aanzet tot reflectie over ecologische kwesties en sociale verschillen. Ik ben het uithangbord van het onverteerbare, om met Lisa Doeland te spreken.

In Drenthe begrijpen ze het. Daar pleit de stichting Kunst & Cultuur voor doneerringen in elke gemeente, maar dan wel ontworpen door kunstenaars, die zo ook nog eens een podium krijgen. Win-win-win-win-dingen.

Zo moet het, wat mij betreft in heel Nederland.

In Rotterdam is momenteel een overzichtstentoonstelling vol readymades en installaties van kunstenaar Ai Weiwei. Voor hem is kunst per definitie ook activisme, niet zelden met een ecologische inslag. Zo onthulde hij ooit een ijzeren boom van 32 meter, om ons bewust te maken van de ontbossing. Zijn credo: ‘Everything is art. Everything is politics.’

Ach, als doneerrekjes konden spreken. Dan zouden wij het best bewaarde geheim verklappen: dat wij één wijdvertakte installatie zijn, bedacht door Ai Weiwei. Maar wij rekjes en ringen, wij kennen alleen de taal van krijgen, geven en zwijgen.

Lees verder…….