Column | Goud smelten in de trein

In de sprinter van Uitgeest naar Amsterdam ging het over goud. Als er al gesproken wordt op dit traject dan toch niet door de passagiers, de mensen spreken in dit gebied liever niet in het openbaar. Nee, het waren twee conducteurs die het languit liggend in de eersteklascoupé over hun goudvoorraad hadden. Je kon het inleveren bij steeds meer winkels, dan kreeg je per gram betaald, maar je kon het ook thuis smelten. Een lange slungelachtige man, het uniform stond hem goed, zei dat hij van plan was om dit weekend al zijn goud in een steelpan om te smelten tot een goudstaafje. In een steelpan.

„Vind je dat niet zonde dan?”, vroeg de andere conducteur, hij krabde zich al pratend achter de oren.

Dus daar komt die uitdrukking vandaan, schoot het door me heen.

„Nee, waarom?”, vroeg de slungelachtige. „Als jij het inlevert bij zo’n goudhuisje in Amsterdam, wat denk je dan dat er mee gebeurt?”

„Ook smelten zeker?”, vroeg de andere.

„Zekers te weten.”

„Je kunt het ook nog even bewaren, het blijft maar stijgen.”

„Nee, het blijft niet stijgen. Nu nog wel, met die oorlogen, maar het feest houdt een keer op.”

Station Sloterdijk.

Ze gingen voor de vorm even op het perron staan fluiten.

En weer liggen.

Er was ook een conducteur, leerde ik uit het gesprek, die zijn huis had verkocht en van de opbrengst bitcoins had gekocht. Die zagen ze nooit meer terug op de trein. Die was wat slimmer dan de rest. De slungelachtige hees zichzelf omhoog. „Ik ga controleren.”

Omdat ik de enige andere aanwezige in de coupé was, stond hij een paar seconden later voor me.

Hij herkende me, hetgeen niet altijd een feest is.

„Weet je wat ze bij Vitesse moeten doen?”, vroeg hij.

Ik: „Oud goud inzamelen?”

Hij: „Staafjes van maken en inleveren.”

Ik bedankte voor de tip.

Even later sprak ik toevallig iemand van Vitesse, het ging over toegangskaarten.

Om de paniek daar te duiden: hij belde terug om te zeggen dat hij meteen naar kantoor was gelopen om het idee om goud in te zamelen door te geven aan iemand hoger in de hiërarchie. Ze vonden het een goed idee, ik kon mijn goud opsturen.

De conducteurs kwamen weer overeind.

„Amsterdam Centraal”, zei de slungel in het voorbijgaan, „altijd gedoe.”

Hij keek uit naar het weekeinde, lekker goud smelten.

Marcel van Roosmalen schrijft op deze plek een wisselcolumn met Ellen Deckwitz.