Column | Genoeg

Ellen Deckwitz

Afgelopen weekend was ik even bij mijn ouders en hielp ik mijn moeder met het sorteren van kleding die weg mocht. Tegen het einde van de middag vond ik onder in een halfvergane opbergdoos een prachtige avondjurk. „Die was van oma”, zei mijn moeder. „Die droeg ze vaak tijdens dansavonden toen ze net getrouwd was met mijn vader.”

Het kleed was warmgeel als zonnebloembladeren, met pofmouwtjes. Laag gedecolleteerd, hoog getailleerd, met sleep. Het zou niet hebben misstaan bij een Oscaruitreiking begin jaren vijftig.

„Zou ik erin passen?”

„NEE”, zei mijn moeder. „Ik wil niet dat hij kapot gaat. Het is een erfstuk.”

„Maar oma en ik waren even lang.”

„Ze was veel slanker”, zei mijn moeder, en dat was dat.

Voor even.

Want die nacht tijgerde ik langs de slaapkamer van mijn ouders om de jurk weg te grissen uit de mand op de overloop. Zoals een krokodil een gazelle het water in sleurt, zo sleurde ik dit stuk familiegeschiedenis mijn kamer in. Ik deed de deur op slot en ritste de japon open.

„Veel slanker”, knarstte ik. „Dat zullen we nog weleens zien.”

Toch stapte ik licht gespannen in het kleed, zoals je als kind opgewonden in een zakloopzak stapt, klaar voor de wedstrijd. Ik deed mijn arm door het linkermouwtje, daarna mijn rechter. Dat lukte prima. Vervolgens ging ik rechtop staan en hees de stof omhoog. Hij zat wat strak rond mijn heupen en bovenlijf maar dat lag niet aan mij.

Ik graaide naar achteren, vond de rits en begon te trekken.

Halverwege gaf hij niet meer mee.

Ik pakte wat nachtcrème en smeerde het metaal daarmee in.

Toen wilde hij verder. Heel langzaam ritste ik mezelf in het kleed. Het paste! Ternauwernood weliswaar, mijn borsten puilden als om naar lucht te happen uit het lijfje, en ik zou onmogelijk een trap af kunnen lopen, laat staan zitten, maar toch, het paste! Natuurlijk weet u allang hoe dit eindigde, want uiteraard is gezichtscrème maar een tijdelijke oplossing voor een tegenstribbelende rits. Uiteraard durfde ik mijn moeder niet te wekken en wachtte ik tot de ochtend tot ze me vond: ik door de stress inmiddels uit het gewaad puilend als een ham uit een vleesnet, en zij witheet omdat ze zowel ongelijk had gehad over mijn omvang als dat ik niet had geluisterd.

Interessanter zijn de uren die ik gevangen in dat kleed doorbracht. Doodsbenauwd maar ook dolgelukkig. Want ik had gelijk gehad over mijn omvang. Ik was slank genoeg.

Ik was genoeg.

Ellen Deckwitz schrijft op deze plek een wisselcolumn met Marcel van Roosmalen.

Lees verder…….