Column | Enkhuizen

Ik zag geen aanleiding voor nu alweer een schoolvakantie. Wat was dit? Voorjaarsvakantie in de winter? Het had me overvallen, we moesten wat. En zo kwam het dat we opeens in de auto naar Enkhuizen zaten. Niet naar Sprookjeswonderland, de net niet Efteling van Noord-Holland, maar naar het Zuiderzeemuseum.

Vlak vlak land, eeuwigdurende regen, ruitenwissers aan, gevechten zonder winnaar op de achterbank. Ik was mijn vader geworden die uit wanhoop met de vlakke hand altijd naar achter mepte zonder iemand echt te raken.

Het Zuiderzeemuseum was onvindbaar, de routeplanners bleven ons maar naar de outdoor-locatie sturen, waarvandaan in de zomermaanden bootjes naar het echte museum varen.

Auto bij het station geparkeerd, lopend verder.

Nog geen veertig meter mopperend aan de wandel of ik had de meeste vooroordelen al ingeslikt. Station Enkhuizen is een station zoals een station hoort te zijn. Stevig vooroorlogs baksteen, vrijstaand, gespaard gebleven.

Alles was mooi.

De stadspoort, de gevels, de roodgele stadsvlag, het stadspark, de gekleurde standbeelden. Waarom wist ik dit niet?

De Enkhuizers zelf waren wel gewoon Noord-Hollands. Op de vraag waar het Zuiderzeemuseum ligt antwoordden er twee: „Gewoon, waar het altijd al heeft gelegen.”

Een dubbele espresso kost er vijf euro, en er was een belerende tijdelijke voorstelling over zuinig zijn met water, maar voor rest was het Zuiderzeemuseum een best verblijf voor een vakantiemiddag. We sloften van klederdracht naar kotter, zaten een filmpje over de verschrikkelijke overstroming van 1916 uit en bewonderden het bureau van Cornelis Lely, de man die de Afsluitdijk bedacht maar de voltooiing ervan niet meer meemaakte.

Jammer dat Frida van Roosmalen (2) juist daar onder het lint doorkroop waardoor ik er ook onderdoor moest om haar te vangen.

„Heb je die weer”, hoorde ik twee oudere bezoekers, van wie de man een FC Volendam-shirt droeg over mij zeggen.

In de museumwinkel kocht ik een magneet met een stadsgezicht van Enkhuizen voor op de koelkast.

We wandelden terug door dat stadje, er viel daar niets meer te restaureren, het was af.

„Hier was vroeger allemaal zee”, zei ik in de auto terug.

„Jahaa”, werd er terug geschreeuwd, „dat weten we nou wel! Je bent nog meer dan school.”

Een paar uur later hing Enkhuizen op de koelkast.

Onder Arnhem, maar ver boven Cancun en ook boven de Amsterdam Tower. Enkhuizen was een onverwachte meevaller, geen idee eigenlijk of ze het daar jammer vinden dat ze niet meer aan zee liggen.

Marcel van Roosmalen schrijft op deze plek een wisselcolumn met Ellen Deckwitz.