Column | Het idee haar voor schut te zetten door de waarheid op te biechten stond me tegen


Ik had mijn fiets geparkeerd voor de deur van de opticien waar ik mijn ogen ging laten opmeten, omdat ik, net als alle andere inwoners van Pretentië, óók een gigantisch rond montuur wilde. Zo eentje die Julia Roberts in 1993 droeg, terwijl ze in het overhemd van haar minnaar een boek las, met zo’n witpapieren take-awaybakje binnen handbereik.

Ik moest mijn lenzen een half uur voor de meting uit doen. Mijn ogen zijn zodanig slecht dat ik wist dat ik in die tijd niet op straat moest gaan ronddarren, tenzij ik als Julia Roberts in Steel Magnolias wilde eindigen.

Ik besloot mijn tijd stuk te slaan bij een etablissement dat ik pas bij binnenkomst herkende als een piepkleine theesalon. Ranke tafeltjes met vaasjes, belle-époque-behang, overal porselein. Per abuis liep ik heel hard tegen een tafel aan, waardoor de daarop uitgestalde Royal Albert-kopjesfamilie verontwaardigd begon te bibberen. Van schrik riep ik verontschuldigend „Ik ben blind!” Een duidelijke overdrijving die me in deze situatie ontwapenend leek.

Direct daarna voelde ik een hand op mijn elleboog. Naast me stond een Wednesdaymeisje met een kanten choker en bepoederde snoet, die vast om redenen van ironie in de theesalon haar zakgeld verdiende. Sloffend leidde ze me naar een tafeltje achterin. Ze schoof een stoel naar achteren en plantte me neer. „HIER IS DE MENUKAART MEVROUW”, schreeuwde ze om onduidelijke redenen door de zaak. Ze duwde het papiertje in mijn hand. Direct daarna zag ik een lichtje opgaan in haar koolzwarte ogen, waarna ze me de kaart uit handen trok en op hetzelfde volume het menu begon voor te lezen.

„RUSSIAN LAVENDER BLACK TEA AVANT-GARDE”, riep ze. „VOLVETTE VERVEINE”, „LEGENDARY LOVING LAPSANG . FIFTY SHADES OF EARL GREY.” Ze kwam even op adem en denderde door. „BROODJE MAKREELSALADE MET INGELEGDE RODE UI WIT BRUIN DESEM. SALADE BULGUR HAVING A BLAST. MEERGRANEN SCONES.”

Op haar wangen stonden inmiddels blosjes. Schichtig keek ze naar haar collega’s die haar, zo vermoed ik, bemoedigend toeknikten.

Het idee haar voor schut te zetten door de waarheid op te biechten stond me tegen, dus knikte ik en vroeg om een potje kamillethee. Na vijf minuten kwam ze aangestiefeld. „HEET”, riep ze en zette de pot vlak voor mijn neus. Haar ogen schoten twijfelend tussen mij en de thee. Toen besloot ze voor me in te schenken en de pot daarna op veilige afstand te zetten. „Veel plezier”, zei ze daarna. „Jij ook”, zei ik onwillekeurig.

Ik wilde vrienden appen om ze deelgenoot te maken van mijn wederwaardigheden, maar besloot in mijn rol te blijven. Toen mijn thee op was, wachtte ik gedwee naast mijn tafel tot het meisje weer langskwam om me naar de uitgang te begeleiden. Ik weerhield mezelf er ternauwernood van haar een „dank je, lieve kind” toe te fluisteren. Ik rommelde met mijn portemonnee, iemand deed mijn rugzak om, ik kreeg nog een organza zakje theeblaadjes in mijn handen gedrukt. „Voor thuis”, zei Wednesday. Het deurbelletje klingelde, ze vroegen me of het zo wel zou gaan, eentje zwaaide, maar hield daar beduusd mee op.

Later die dag kreeg ik van de bloemist waar ik een bosje rozen kocht een baan aangeboden. Ze vond me ‘een creatieve uitstraling’ hebben.

Ik overwoog haar te zeggen dat ik te blind was voor bloemen.

In plaats daarvan sta ik nu één dag per week hulsttakken te schikken.

Lees verder…….