Column | De voorwaarden voor woede

De omstandigheden waren ideaal voor een uitbarsting: de apotheek puilde uit, ik had haast en toen ik eindelijk aan de beurt kwam, bleek ook nog eens dat mijn medicijnen er niet waren.

„Maar”, begon ik, „ik heb ze begin deze week al

besteld!”

De apotheker zei dat ze niets had ontvangen.

Ik liep naar buiten, belde de huisartsenlijn, ontdekte dat ik de vijfde wachtende was, zat met uitpuilende ogen het muziekje uit en kreeg ten slotte een assistente aan de lijn die me ervan verzekerde dat ze het recept allang had doorgestuurd. Na wat aandringen mailde ze het ding opnieuw.

Weer naar binnen, weer een nummertje trekken. Na drie bejaarden wendde ik me tot de balie.

„Ik heb geen mail binnen hoor”, zei de apotheker. „Echt niet, en ik mag u niets meegeven zonder recept.”

Inmiddels was ik te laat voor mijn volgende afspraak. Over anderhalf uur begon het weekend en tot maandag wachten kon niet, ik had die tabletten nu nodig. Terwijl de apotheker zei dat ze er verder ook niets aan kon doen, voelde ik de woede opkomen, en zoals bij elke ramp begon de tijd te vertragen.

Ik dacht „wat heeft ze een ontzettend lelijke broek aan”, en „wat heb ik toch een belachelijk lichaam, dat zo afhankelijk van medicatie is”, en „wat staan er stomme mensen om me heen” en „wat een sneue imitatiepalm daar in de hoek”.

Opeens was er helderheid. Haast alsof iemand op de pauzeknop had gedrukt. Ik zag wat de emotie met mijn denken deed. Dat ze ervoor zorgde dat ik naar redenen zocht om nog bozer te worden, en zo alles wat niets te maken had met het feit dat het recept niet was doorgekomen (zoals een goedbedoelde broek en een eenzame kunstplant) aangreep om zichzelf te voeden.

Ik zei tegen de assistent dat ik de dokter zou bellen.

Ik probeerde tijdens het weglopen niet te stampen.

En natuurlijk kwam alles uiteindelijk in orde. En uiteraard had ik na afloop ook begrip voor iedereen die in een overbelaste sector ook maar doet wat ze kunnen, maar daar ging het allang niet meer om. Waar het om draaide, was hoe snel een emotie alles wat er niet mee te maken heeft alsnog in brandstof kan omzetten.

„Joh, ontspan”, hoorde ik mijn hoofd zeggen. „Je hebt je pillen, alles is goed gekomen, niets aan het handje.”

En toen toch even de twijfel. Wat er door déze gedachte nou weer in stand werd gehouden.

Ellen Deckwitz schrijft op deze plek een wisselcolumn met Marcel van Roosmalen.