Column | De maan

Marcel van Roosmalen

Ik dacht aan mijn vader, man uit een andere tijd. „Ga je mee?”, vroeg hij aan het eind van zijn leven, een envelop van ‘de spoorwegen’ in zijn hand.

„Waarnaartoe?”, vroeg ik.

„Naar het station!”, riep hij enthousiast.

We liepen door de Kerkstraat, de voeten nat van de gesmolten sneeuw, hij liep enthousiast, ik zou willen schrijven ‘huppelend’, voor me uit.

„Ingecheckt”, zei hij terwijl de kaart tegen een paaltje op het perron hield.

Even later checkte hij uit.

Hij vond het niet te bevatten.

„Daar gaan we nog heel veel plezier aan beleven, jongen!”

Een half jaar later was hij dood.

„Ingecheckt en uitgecheckt”, zei hij tegen mijn moeder, die aardappels stond af te gieten. (In mijn hoofd staat ze opeens altijd in de keuken gekookte aardappels af te gieten. Ze had liever gewild dat ik anders zou haar herinneren. Boeken lezend bijvoorbeeld, maar ze las geen boeken, ja op vakantie een paar bladzijden in af en toe iets van Agatha Christie, maar dat telt niet.)

Ze heeft hem vast alleen gelaten met zijn avonturen met de ov-chipkaart, zoals ze zijn belevenissen met zijn eerste computer – een Apple – ook totaal oninteressant vond. Mijn vader ging, subtiel gedwongen, met vervroegd pensioen vanwege de opkomst van ‘de computer’, maar schafte van het geld dat hij meekreeg direct een computer aan, zodat hij de rest van zijn leven kon zeggen dat hij nog makkelijk had kunnen meekomen.

Ze heeft mijn vader vast alleen gelaten met zijn avonturen met de ov-chipkaart

Dit kwam allemaal boven toen ik de beelden zag van ‘de interruptie’ van Geert Wilders op Thierry Baudet, die tijdens de Algemene Beschouwingen in de Tweede Kamer weer eens een ongewenst kijkje in zijn geest gaf. Dit keer trok hij onder andere de maanlanding in twijfel. Van alle bullshit vond Geert Wilders dit de ondergrens.

Het bracht me terug op een van de laatste verjaardagen van mijn vader. Hij had van zijn oud-collega’s een glazen olifant gekregen, die hij op de papieren op zijn bureau kon zetten.

Hij zat ermee in zijn handen en wist duidelijk nog niet hoe dankbaar hij moest zijn met het cadeau. Iemand zei dat ze zomaar wat hadden gekocht, omdat hij alles al had. Of was er iets wat hij altijd al had wilde hebben?

„Ik zou nog wel eens naar de maan willen”, zei mijn vader.

„En wat zou jij daar dan willen doen?”, vroeg mijn moeder, geagiteerd.

Ja, dat wist mijn vader ook niet.

„Hetzelfde als hier.”

Hij had weer eens een grap gemaakt waar niemand om lachte, maar die ik met terugwerkende kracht waardeer.

Marcel van Roosmalen schrijft op deze plek een wisselcolumn met Ellen Deckwitz.

Lees verder…….