Wat je van Anonieme Alcoholisten kunt leren als je je leven zin wilt geven

Dit was een jaar vol oorlog, conflict en terreur. Van aardbevingen, droogte en overstromingen. Met campagnes, verkiezingen en formaties. Maar van alle kleine en grote drama’s waar kranten mee vol stonden is in Nederlandse boekenkasten slechts weinig terug te zien.

Wanneer je althans de Bestseller 60 als spiegel van de Nederlandse ziel beschouwt kreeg je dit jaar bepaald een ander beeld voor ogen van hetgeen Nederlanders bezig houdt.

Dan zag je de Brabantse ‘breingoeroe’ Charlotte Labee dit jaar zeven weken op rij pendelen tussen plek 1 en 2 met een lofzang op het neurale netwerk van haar lezers, Jouw krachtige brein.

Dan kon je mindfulnesscoach Michael Pilarczyk 36 weken lang in de top-20 zien prijken met een herziene uitgave van een boek uit 2016, Master your mindset.

En dan nam je waar hoe Thomas Erikson na een vol jaar in de lijst in de week voor kerst weer naar de vierde plek kon stijgen. Omringd door idioten, belooft de uitgever, helpt je om je collega’s, vrienden en familie beter te begrijpen.

Helemaal nieuw is de zelfhulptrend niet, al heeft de coronapandemie deze volgens boekenbranche-organisatie CPNB, geciteerd in dagblad Trouw, wel verstevigd en bestendigd. Journalist Helen Lewis riep in het Amerikaanse tijdschrift The Atlantic deze tijd al uit tot de ‘gouden eeuw van de goeroes.’ Meer nog dan in het boekenschap doet het fenomeen zich overigens online voor, waar tijdlijnen van coaches en influencers soms op virtuele zelfhulptempels doen lijken.

Het verlangen naar ‘grip’, naar houvast in een onvoorspelbare wereld, dat dit jaar werd genoemd als verklaring voor twee opvallende stembusuitslagen met groot succes voor BBB, PVV en NSC, vertaalt zich in het boekenschap kennelijk naar publicaties over hoe je grip op brein, gezondheid en werk kunt krijgen.

Zelfhulp is nog geen zingeving

Maar pas op, zelfhulp moet niet worden verward met zingeving, zo wordt in twee nieuwe boeken betoogd. Zingeving begint, kun je zeggen, waar het streven naar grip op grenzen stuit.

Een drietal Yale-theologen schreef samen Life Worth Living. Veelbezongen moderne idealen als autonomie, voorspoed, macht en roem zouden, met mate, best kunnen bijdragen aan een betekenisvol leven. Maar wie deze zaken als doelen op zich nastreeft, waarschuwt het drietal, krijgt slechts een goedkope imitatie voorgeschoteld van ‘wat er echt toe doet.’

Ook Rens Bod, hoogleraar Digital Humanities aan de Universiteit van Amsterdam wil in Waarom ben ik hier? een spade dieper steken dan het zoveelste zelfhulpboek. Hij wil zingeving bovendien breder definiëren dan het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) dat doorgaans doet. Deze organisatie turft in zijn onderzoeken slechts vier zingevingsvormen: sociale relaties, persoonlijke ontwikkeling, religie of spiritualiteit en het ervaren van transcendentie (het overstijgen van jezelf). Bod onderscheidt wel 180 verschillende vormen van zingeving. Het gaat hem daarbij om een waaier van praktijken, rituelen en idealen. Van ‘harmonie met de natuur’ tot ‘vriendschap’ en ‘activisme’.

Beide boeken laten zien dat zingeving niet alleen iets is voor in de kerk of in de moskee, of voor de zelfhulphoek van de boekhandel. Het is zo gewoon als ademen of poepen; een menselijke activiteit met tal van evolutionaire voordelen bovendien. Het maakt je bijvoorbeeld aantrekkelijker. Bod verbaast zich er dan ook over dat een boek als het zijne, ‘een kleine wereldgeschiedenis van de zingeving’, er nog niet was.

Hij spreekt hier ook zichzelf toe: als wetenschapshistoricus met enkele veelgeprezen studies over de geesteswetenschappen op zijn naam was zingeving voor hem lange tijd óók een blinde vlek of zelfs een taboe. Voor een ‘empirisch historicus’, zoals hij zichzelf noemt, lijkt het onderwerp algauw te weinig concreet en onderhevig aan subjectiviteit.

Maar een tijdelijke leerstoel in België verschafte hem de kans om ‘iets riskants als een boek met deze titel’ uit te proberen. Hij vond een academisch geitenpaadje om zich toch aan het thema te wagen in wat hij ‘de zingevingsparadox’ noemt. ‘Niemand weet wat de zin van het leven is, maar we kunnen wél te weten komen wat zingeving inhoudt.’ Het resulteerde in 34 toegankelijk geschreven hoofdstukjes waarin de auteur met digitale hulpmiddelen miljoenen pagina’s aan literatuur analyseert om te begrijpen hoe mensen in verschillende tijden en culturen zin geven aan hun bestaan.

Deze view from nowhere werkt vaak aanstekelijk. Bijvoorbeeld wanneer hij met zichtbare Entdeckungsfreude verhaalt over zingevingsvormen van nomadische stammen en inheemse volken buiten de belevingswereld van de meeste westerlingen. Zo kennen de Semai uit Malakka in Zuid-Oost Azië het begrip ‘punan’: ‘de overtuiging dat het ongelukkig maken van de ander taboe is.’ Of neem ‘shokunin’, de Japanse notie die het verlangen uitdrukt ergens steeds beter in te worden, ook zonder dat dit economisch iets oplevert.

Bod laat de lezer soms wel achter met vragen. Hoe wijdverbreid zijn deze concepten nu écht in de gebieden die hij beschrijft? En hoe betrouwbaar zijn bijvoorbeeld de veldstudies uit de jaren zestig over de Semai die hij boven water haalt? Hij plaatst er zelf al een disclaimer bij – ‘als we die studies moeten geloven.’

Het zou voor de volken in kwestie wel eens net zo bevreemdend kunnen zijn als dat het voor Nederlanders voelt wanneer een Amerikaan de hele Nederlandse cultuur aan het woord ‘gezellig’ ophangt, of voor Denen om met het enkele begrip ‘hygge’ te worden gedefinieerd. Een cultureel cliché wordt zo een alles verklarende realiteit.

Maar het meest interessante aan Bods boek is niet het encyclopedische overzicht dat hij de lezer verschaft, maar de vergelijkende analyse die hij op zijn 180 zingevingsvormen loslaat. Hij classificeert iedere vorm als altruïstisch, dan wel egoïstisch en onderscheidt doelen die zijn gericht op de korte dan wel de lange termijn. Al turvend concludeert hij bijvoorbeeld dat maar liefst 173 zingevingsvormen zich op de lange termijn richten en dat zingevingsvormen niet consistent hoeven te zijn. Een ideaal zingevingspalet, raadt Bod aan, bevat tenminste één zingevingsvorm uit alle vier de categorieën. Daar raakt het verder vrij zakelijk geschreven boek ineens toch de zelfhulp aan.

Zingeving als dans of spel

Haast aan het eind van zijn onderzoek gekomen werd Bod zelf bevangen door een zingevingscrisis, als gevolg van een slepende corona-episode. Hij dacht zijn zingevingspalet wel aardig op orde te hebben, maar ging toen hij door zijn ziekte in de put zat te rade bij zijn eigen onderzoek, om te ontdekken dat hij een lange termijn-doel miste.

Maar is een voldoende divers zingevingspalet dan alles wat een mens nodig heeft om zijn bestaan van zin te voorzien? In Life worth living gaan de Yale-theologen Miroslav Volf, Matthew Croasmun en Ryan McAnnaly-Linz een flinke stap verder dan Bod, in hun pogingen lezers dichter bij een antwoord op ‘The Question te brengen, zoals ze het object van zingeving ietwat mysterieus omschrijven. Ieder hoofdstuk wordt afgesloten met verwerkingsvragen, die lezers volgens de auteurs het best in groepsverband kunnen bespreken.

Net als Bod zijn de drie denkers bepaald niet cultureel eenkennig in hun queeste en tappen ze uit ieder denkbaar levensbeschouwelijk vaatje, van Boeddha tot Confucius en Christus. Het belangrijkste verschil met de benadering van Bod is het hartstochtelijke pleidooi dat er in het boek besloten ligt voor gezamenlijke zingeving. Zoals pecanbomen via schimmels in hun wortels met elkaar communiceren hebben ook mensen elkaar nodig om zin te vinden. Neem de Anonieme Alcoholisten (AA) maar als voorbeeld, schrijven ze. Beschouw de zoektocht naar zingeving liever als meedoen aan een dans dan als academische exercitie. Hun boek vormt voor zulke gesprekken een uitstekend geschreven gids, al blijft de vraag of wie niet van jongs af aan gepokt en gemazeld is in georganiseerde religie zich wel iets bij zulke groepjes kan voorstellen.

Toch sluit Life Worth Living ook aan bij een ander opvallend facet van de huidige hausse aan zingeving. Als redacteur geestelijk leven voor deze krant bevond ik me dit jaar tussen een kleine 5.000 Jordan Peterson-fans in Ahoy Rotterdam – strak in het pak, de ruggen gerecht, zoals de Canadese psycholoog hen voorschrijft. Ik zag duizenden lezers van Charlotte Labee in de uitverkochte Brabanthallen in Den Bosch samen onwennig de billen spannen en mantra’s zingen. En ik hing in een tot de laatste stoel volgepakt Concertgebouw te Amsterdam aan de lippen van Nick Cave, die zijn online brievenrubriek The Red Hand Files naar het podium vertaalde.

De rode draad in deze verder heel verschillende bijeenkomsten is dat bezoekers niet alleen zingeving, maar ook geestverwantschap zoeken. Het publiek op deze avonden was ongemakkelijk, maar onmiskenbaar op zoek naar contact met elkáár. Echte zingeving zou wel eens meer een gezelschapsspel kunnen zijn dan een verzameling individuele queestes van atomen die elkaar nauwelijks raken.

Misschien hebben we meer met elkaar gemeen dan onze verkiezingsuitslagen en (online-) oorlogen doen vermoeden. En hebben boeken als deze meer over de grimmige actualiteit van nu te vertellen dan hun titels doen vermoeden. Meer dan gedachtenoefeningen in zingeving bieden deze boeken oefeningen in wat menszijn vermag.