Waarom spreken we over hedendaagse Afrikaanse kunst?

Recensie


Beeldende kunst

Cobra Museum ‘Kosmogonie’ in het Cobra Museum toont werk van 37 kunstenaars uit het Afrikaanse continent (en Frankrijk). De Cobra-kunstenaars waren gefascineerd door Afrikaanse kunst. Maar keken ze door dezelfde bril?

Iyà Nlà (2020), Ishola Akpo.
Iyà Nlà (2020), Ishola Akpo.

Foto Ishola Akpo

Drie jonge mannen in een fotostudio in Mali kijken de camera in. Sigaretten bungelen losjes in mondhoeken. Hun broeken, die aan de onderkant uitlopen in wijde pijpen verraden de jaren zeventig. Op de voorgrond staat een radiootje. De foto van Malick Sidibé is onderdeel van de tentoonstelling Kosmogonie, Zinsou een Afrikaanse kunstcollectie in het Cobra Museum, waar honderddertig werken worden getoond die het museum in bruikleen heeft van de Zinsou kunstcollectie uit Benin.

Lange tijd was er geen permanent museum voor hedendaagse kunst in Benin. De kunstcollectie van de familie Zinsou ontstond in 2005, vanuit de behoefte hedendaagse kunst zichtbaar te maken in Benin. Inmiddels bestaat de collectie uit meer dan 1.000 werken van ongeveer 90 kunstenaars, afkomstig uit 34 Afrikaanse landen. In Kosmogonie zijn vooral de West-Afrikaanse landen ruim vertegenwoordigd.

Identiteit en geheugen, codes en alfabet, houding en enscenering, het zijn de categorieën die de lijn van de expositie bepalen. Opvallend is daarin het werk van de Beninse Cyprien Tokoudagba (1939-2012): zijn schilderijen lopen als een rode draad door de verschillende thema’s. Vaak zijn ze geënt op symbolen en tradities uit de vodun-religie, de officiële godsdienst in Benin. Een vis met benen en gebalde vuisten, of een figuur met een staart, waar in het uiteinde van de staart een pijp rust. De figuren zweven in de witte ruimtes van de opgespannen doeken, alsof Tokoudagba alleen het hoofdzakelijke wilde afbeelden. In hun simpele voorkomen hebben de personages iets herkenbaars en tegelijkertijd zijn ze dat, met hun ondefinieerbare attributen, én half mens, half dier, ook helemaal niet.


Lees ook: De vele gezichten van Samuel Fosso

Koloniale bril

Het Cobra Museum zegt met de tentoonstelling het voorbeeld van de Cobra-kunstenaars te volgen in hun fascinatie voor Afrikaanse culturen. Dat is natuurlijk wat kort door de bocht wanneer je bedenkt dat de Cobra-kunstenaars door een koloniale bril naar het Afrikaanse continent keken. Door het verband te leggen met de Cobra-beweging, dringt zich bovendien de vraag zich op waarom we onderscheid maken tussen hedendaagse Afrikaanse kunst en hedendaagse kunst? Een hedendaagse kunstcollectie uit Europa of Amerika wordt ook niet zo aangekondigd.

The Liberated American Woman of the 1970’s (1997), Samuel Fosso.
Foto Samuel Fosso

In een interview in de catalogus van het MO.CO. (Montpellier Contemporian), waar de expositie Kosmogonie vorig jaar al te zien was, zegt Marie-Cécile Zinsou dat we onszelf vooral niet voor de gek moeten houden. Volgens haar wordt een werk van een Afrikaanse kunstenaar pas ‘hedendaagse kunst’ wanneer het meer dan een miljoen dollar waard is. Ze verwijst daarbij naar William Kentridge en Julie Mehrethu wiens prijzen van werk boven de miljoen uitstijgen. Vervolgens benoemt Zinsou dat het westerse perspectief op Afrika nog steeds dubbelzinnig is. „Ik denk dat het westerse perspectief op Afrika nog steeds ambigu is en dat het moeilijk is die ambiguïteit achter ons te laten. Hopelijk zal dat perspectief anders zijn bij de toekomstige generaties. Wij zitten historisch gezien nog te dicht op de kolonisatie, het is lastig om die geschiedenis te negeren.”

Dat is een pijnlijke constatering, waar het werk van Ishola Akpo (1983) op aansluit. Hij maakte collages met foto’s uit het koloniaal archief, waarbij hij de mannelijke leiders uit het beeldmateriaal wegsneed en verving voor koninklijke Afrikaanse vrouwen. Met rode borduurgaren bevestigt Akpo de vrouwen in de prints.

Nothing to Lose VIII (1989), Rotimi Fani-Kayode.
Foto Rotimi Fani-Kayode/Autograph ABP

Uniek alfabet

(Beeld)taal en kolonialisme: je ontkomt er niet aan. De een komt met zelfportretten, zoals de Kameroense fotograaf Samuel Fosso (1962) die vooral bekend werd doordat hij de westerse blik op de Afrikaanse leider ironiseerde. Op het zelfportret zit hij op een laag krukje, zonnebril op en luipaardvel om de borst gedrapeerd.

Fascinerend is de manier waarop Frédéric Bruly Bouabré (1923) met het thema omgaat. Waar Bouabré les kreeg onder het Franse koloniale regime ontwikkelde hij een uniek alfabet uit 448 ideogrammen, waarbij zijn tekeningen samenvallen met taalklanken uit de bété-talen, een groep talen die in centraal-westelijk Ivoorkust wordt gesproken. Het is een fascinerende manier omdat je je niet alleen afvraagt hoe klanken visueel kunnen zijn, maar ook omdat ze wars zijn van de beeldvorming die zo lang is opgelegd door de buitenstaander.

Lees verder…….