De prachtige werken van Ellen Gallagher over Black Atlantis krijgen in het Stedelijk niet het podium dat ze verdienen

Dat je ook met uitstekende kunst toch een wat teleurstellende tentoonstelling kunt maken, bewijst het Stedelijk Museum Amsterdam met de expositie van werk van Ellen Gallagher, de Amerikaanse kunstenaar die zowel in New York als in Rotterdam woont.

Aan de kunst ligt het dus niet. De tentoonstelling bestaat uit zeven mooie schilderijen, waarvan een 19e-eeuws portret door Paul Cézanne – daar wordt het al ingewikkeld, waarover straks meer – de andere zes zijn van Gallagher. Metershoge monumentale doeken zijn het, waarop ze met verf en collagetechnieken grandioze onderwaterwerelden tevoorschijn heeft getoverd. Fictieve waterwezens gaan er op in golvende abstracties waarin ook de kleuren zacht groen-roze-wit-rood-geel-van-alles meedeinen. Behalve dan op twee donker glanzende doeken aan weerszijden van de zaal, inktzwart als de diepten van de oceaan.

Gallaghers beeldtaal is wonderschoon en ook zit het probleem niet in het thema Black Atlantis dat ze uitdiept. Dit is een scheppingsmythe die begin jaren negentig werd bedacht door muzikanten uit Detroit, het electroduo Drexciya. Het gaat over de tijd van de slavernij toen slaafgemaakte zwangere vrouwen tijdens de overtocht van slavenschepen sprongen, of geduwd werden, om een vrijheid te vinden in de dood. Drexciya draaide die gruwel om door een verhaal te vertellen over hoe de vrouwen onder water kinderen zouden hebben gebaard, die er voortleefden en samen Black Atlantis stichtten, een nieuw paradijs. Dit past bij het Afrofuturisme dat al langer mythen zocht (zoals muzikant Sun Ra van Saturnus zei te komen): als het leven op aarde vijandig is wegens racisme en onderdrukking, droom dan van een wereld elders.

Fast- Fish and Loose- Fish (2023) door Ellen Gallagher
Foto Tony Nathan

Black Atlantis wordt al jaren wereldwijd breed omarmd omdat het een manier biedt om om te gaan met het trauma van slavernij. Naar een gangbare schatting zijn 1,8 miljoen doden op de oceaanbodem beland, een plek waar een fysiek monument niet mogelijk is. Maar kunstenaars zijn inventief en door Black Atlantis te vertalen naar verhalen, muziek en poëzie, is dat opgeteld in feite een alternatief monument. En in zekere zin horen ook Gallaghers schilderijen in dat rijtje, waarmee hun betekenis verder strekt dan deze museummuren.

Erezaal

Dat vraagt wel om een zekere monumentaliteit, en daar zorgt het Stedelijk Museum voor. De zeven schilderijen hangen in de statige erezaal, bovenaan de grote trap in de oudbouw. Grandeur te over. Die plechtigheid betaamt dit scheppingsverhaal, waar Gallaghers zilverkleurige Drexciyanen hun Afrofuturistische verlossing vinden in een diepzeewereld waar alles in harmonie is, een eerherstel. En dat is hoe je een monument bouwt.

So far so good. Maar Gallagher heeft nog meer te vertellen. Haar schilderijen zijn inhoudelijk net zo gelaagd als dat ze dat fysiek zijn – metaal op doek en lak op rubber. Maar die inhoudelijke gelaagdheid komt hier niet uit de verf. De zaalteksten sommen het allemaal droog op – dat haar kunst ook gaat over het racisme in de VS na de Eerste Wereldoorlog, over visvangst, Moby Dick, blackface, Gallaghers afwezigheid in de Nederlandse kunstcanon, én over de gegeselde rug van een slaafgemaakte man, Scipio, die in 1866-68 als rugfiguur door Cézanne is geschilderd. Want dat is de reden dat Cézannes Scipio hier op zaal hangt, schuin tegenover een werk van Gallagher óók met een ruggengraat maar dan in zee, vergezeld van tekstuele uitleg die vooral heel hermetisch blijft.

Zo worden de teksten drammerig en de expositie een lesboek. En dat voelt star, wat helemaal niet past bij Gallaghers werk waar alles zo vanzelfsprekend in elkaar overvloeit. Minder tekst had al gescheeld maar nog beter was geweest: veel meer kunst. Dit is nota bene haar eerste museumsolo in Nederland, pak dan een beetje uit. Was dat gedaan, dan was je als bezoeker gaan voelen dat deze verhalen elk mens raken, want zo is het. Immers, elk menselijk lichaam keert ooit terug naar daar waar kleine beestjes het overnemen.

Kennis van marinebiologie mengt Gallagher met de mythe tot een ecosysteem dat maar half fictie is. Met scifi-coolness vloeien haar Drexciyanen over in geleedpotigen in een diepzee waar plant-dier-mens één zijn, waar zeewormen zich met gezonken walviskarkassen voeden en zo leven uit de dood scheppen. Wie de expositie bezoekt, doet er het beste aan om niet te veel te lezen en vooral te kijken naar hoe alles hier beweegt, opdoemt en weer vreedzaam in de verf verdwijnt. In de kern, en dat is geen mythe, is deze schoonheid een paradijs dat ons allen wacht.

Leeslijst