Visueel weergaloze waterpret in ‘Avatar: The Way of Water’ moet het niet van zijn verhaal hebben

Recensie


Film

Sciencefiction De nieuwe ‘Avatar’ is ruim drie uur ademloos spektakel. Visueel en technisch weergaloos, maar verhalend struikel je over de Hollywoodclichés.

Scène uit ‘Avatar’: zwemmen met buitenaardse dolfijnen.
Scène uit ‘Avatar’: zwemmen met buitenaardse dolfijnen.

Over alle records die James Camerons Avatar ruim tien jaar geleden brak, is de afgelopen weken eindeloos gepalaverd. De verwachtingen en belangen zijn immens. Is Avatar: The Way of Water al dat wachten op technische innovaties en nieuwe onderwaterfilmtechnieken waard? En weet Cameron nog iets toe te voegen aan zijn grotendeels computer-geanimeerde eco-scifi-avonturenfilm van destijds? Er staat veel meer op het spel dan alleen maar een ritje in de blockbuster-rollercoaster van de droomfabriek. Cameron is een industrie binnen de filmindustrie. De kobaltblauwe buitenaardse Na’vi zijn moderne visuele iconen, als Mickey Mouse en Marilyn Monroe.

The Way of Water is het allemaal meer dan waard. Ik heb meer dan drie uur met ingehouden adem zitten kijken naar de avonturen van marinier Jake Sully die ergens in de 22ste eeuw na een mislukte missie om op de verre maanplaneet Pandora het zeldzame ‘unobtainium’ (‘onverkrijgbarium’) te delven in het huwelijk is getreden met de inheemse Na’vi-prinses Neytiri.


Lees ook het profiel: James Cameron is de testosteron voorbij. Zegt hij

Om vrij in de atmosfeer van Pandora te kunnen bewegen zijn uit menselijk en Na’vi-dna ‘avatars’, ontwikkeld: op afstand bestuurbare en nu zelfs met een bewustzijn implanteerbare lichamen. In Avatar was dat visionair, die mix tussen virtual reality en artificiële intelligentie in een wereld die zelf ook als een soort metaverse functioneerde. Het collectieve onderbewustzijn van Pandora huist in een mythische ‘boom der zielen’ waar de bewoners van tijd tot tijd op inloggen om te dromen, te herinneren, op te laden. Maar juist op dat terrein is het afgelopen decennium een hoop onderzocht en gefilosofeerd: we hebben de schaduwzijdes van een ‘wereldwijd web’ leren kennen. Die kansen laat Cameron liggen. Voor zijn nieuwe film heeft hij meer in onvergetelijke beelden dan in prikkelende ideeën geïnvesteerd.

Op de vlucht voor een wraak- annex agressieve kolonisatiemissie van zijn voormalige commandant kolonel Quaritch zoeken Sully en zijn inmiddels flink uitgebreide -familie toevlucht bij de Metkayina’s, die ver van de jungle op en onder water leven. Ook daar bevindt zich zo’n levensboom: een mega-zee-anemoon in psychedelisch lila. De tijd die Cameron neemt om de Sully’s te laten wennen aan hun nieuwe onderwateromgeving is wegdroomcinema op zijn best: zwemmen met buitenaardse dolfijnen, waarbij de turkooizen waterdruppels dankzij 3D-projectie in 48 frames per seconde (in plaats van de gebruikelijke 24) glashelder om je oren spatten. Je raakt verblind door hun schittering. Je kunt ze voelen. Je kunt ze proeven.

Cameron staat à la Leonardo DiCaprio in Titanic op de voorplecht van dit zelfgebouwde megaversum. Way of the Water is een technisch hoogstandje en een visueel meesterwerk. Verhaal en filosofie worden daarvoor opgeofferd: de film mondt uit in een militaristische eindstrijd waarvoor Cameron leentjebuur speelt bij zijn eerdere films Aliens, The Abyss, Terminator en Titanic. Het eco-engagement van deel één is ingeruild voor versleten Hollywoodslogans als ‘familie is een fort’ en zelfs ‘de zee geeft, de zee neemt’.


Lees ook: De 25 beste films van 2022 volgens NRC

Lees verder…….