Utah ziet zijn beroemde zoutmeer droogvallen

Reportage

Salt Lake City Het is in geen eeuwen zo droog geweest in de westelijke staten van de VS als in de laatste twintig jaar. Utah beseft nu pas dat het in een woestijn ligt.

Het voormalige pretpaleis de Great Saltair stond vroeger aan de rand van het Great Salt Lake in Utah; nu staat het ver van de waterrand van het geslonken meer.
Het voormalige pretpaleis de Great Saltair stond vroeger aan de rand van het Great Salt Lake in Utah; nu staat het ver van de waterrand van het geslonken meer.

Foto Jim Lo Scalzo / EPA

Pretpaleis de Great Saltair, met zijn oriëntaalse torentjes en portalen, staat leeg en droog. Een jaar of dertig geleden rimpelde het water van het Great Salt Lake nog tot onder aan de veranda. Nu ligt er een stoffige vlakte van bijna een kilometer tot aan het meer. Maar geen nood, een kwelder van dit formaat nodigt uit tot allerlei andere pret.

De jongens van paramotoring-bedrijf Pukana Adventures hebben hun truck naast de weg gezet, de windzak op het dak geeft noord, noordwest aan. Op hun T-shirt staat ‘Safety Third’. Ze duwen het karretje met de motor uit de truck. In de verte zweeft al een parachute in de lucht. Daaraan hangt een man met een propeller ter grootte van een flinke ventilator op zijn rug. De wind voert zijn yeah’s en oooh’s mee.

De vlakte van de Great Saltair naar het water is geplaveid met kapotte bierflesjes en -doppen. Aan de waterlijn staat een oude autobank. In de verte werpt een groepje mensen op Segway’s stofwolkjes op. Een man zonder jasje maar met een stropdas wandelt met zijn vrouw en hun drie kinderen, eentje op de arm want de grond is stekelig van het gortdroge zand. Ze komen uit Salt Lake City en ze hebben nog gedanst in de Great Saltair. „Buiten had je een achtbaan.”

Dit jaar klonken er alom noodkreten over de snelle krimp van het zoutmeer. De ‘mega-droogte’ die het Amerikaanse westen treft en de groeiende bevolking van Salt Lake City en omgeving die steeds meer water nodig heeft, hebben het meer leeggegehaald. Antelope Island, een heuvel waarvan vroeger alleen de kop boven water stak, is een schiereiland geworden, daar loop je nu zó heen.

Het wandelende echtpaar maakt zich er niet druk om. „Eén goede winter en het meer is weer vol.” Maar de laatste winter met meer dan een paar centimeter sneeuw was die van 2018-2019 en dat was ook het laatste jaar dat het water van het meer met de tamelijk platte bodem met 60 centimeter steeg in mei en juni – ongeveer evenveel als er in de hete zomer (gemiddeld 31 graden in juli) aan water uit verdampt. De afgelopen jaren kwam er niet meer dan 30 centimeter sneeuwwater bij in het voorjaar, terwijl er nog altijd voor 60 centimeter water verdampt.

„Moet je proeven”, zegt de man. Hij bukt en breekt een stukje van een kegeltje van de dorre bodem af en steekt het in zijn mond. „Smaakt lekker hè. Zoutig.” Hij neemt zijn dochter op de andere arm en hij lacht. „Vanavond hebben we allemaal diarree.”

Boven de 38 graden

Het is in geen eeuwen zo droog geweest in de westelijke staten van de VS als in de afgelopen twintig jaar. „We hebben nog nooit zo veel dagen boven de 38 graden gehad als deze zomer”, zegt Lynn de Freitas, directeur van de Vrienden van het Grote Zoutmeer. De snelle opdroging van het meer is maar een van de zichtbare consequenties ervan.

De Colorado, die als een diagonaal vanuit de Rocky Mountains naar de woestijn van Nevada loopt, en vandaar richting de Golf van Californië in het noordwesten van Mexico, zucht even hard onder de hitte. Ruim 40 miljoen Amerikanen zijn van deze rivier afhankelijk voor hun water- en stroomvoorziening. En onzichtbaar: het natuurlijke reservoir Ogallala Aquifer, een waterlaag die ondergronds van South Dakota tot aan Texas loopt, raakt ook meer en meer uitgeput. Klimaatverandering zorgt voor de droogte, onveranderd menselijk verbruik zorgt voor de waterkrimp.

Maak een ronde langs het meer en je ziet welk beslag de mens op het water legt. De grote industrieën als vliegtuigbouwer Northrop die water nodig hebben voor koeling, mijnbedrijven als US Magnesium of Rio Tinto die uit en rond het meer mineralen en ertsen putten, en die zelf uitwateren op het meer. Dan zijn er de boerenbedrijven, industrieën op zichzelf, die voor bevloeiing van hun akkers water halen uit de drie rivieren die op het meer uitkomen – de grootste waterconsumenten van allemaal.


Lees ook Boeren in zuidwesten VS ‘knijpen de natuur leeg als een ketchupfles’

En er is Salt Lake City, een stad van nu 200.000 inwoners, waar de skyline wordt gedomineerd door bouwkranen. Dit is de snelst groeiende regio in een van de snelst groeiende staten van de VS.

„We hebben nooit helemaal willen accepteren dat we een woestijnstaat zijn”, zegt Ann Neville, bioloog en directeur van de Nature Conservancy in deze regio. „De op een na droogste staat in het land”, vult Lynn de Freitas aan. „En het watergebruik per hoofd van de bevolking ligt hier veel hoger dan in naburige, vergelijkbare staten als Arizona en Nevada.”

Ann Neville somt aan de telefoon alle problemen op. Mislukte oogsten door de hitte. Verzilting van het meer, waardoor zelfs de zoutwatergarnalen er niet meer kunnen leven en het meer straks geen voedsel kan bieden aan de tien miljoen vogels die er jaarlijks tweemaal neerstrijken, op weg naar het noorden en naar het zuiden. Als het meer, dat in 126 jaar tijd met bijna vier meter is gedaald ten opzichte van de zeespiegel, verder droogvalt, zullen er steeds grotere dorre vlaktes omheen komen die stofwolken produceren. „Zelfs als de bodem geen mineralen als arseen of strontium zou bevatten, is het fijne stof nog kankerverwekkend voor mensen.”

Kijk naar Californië, waar Owen’s Lake een eeuw geleden vrijwel droogviel, omdat Los Angeles er te veel water uit weghaalde. „Daar moet de overheid miljoenen dollars uitgeven om te voorkomen dat stofwolken over het hele gebied waaien”, zegt De Freitas. „Als dat hier ook gebeurt, wil niemand meer in Salt Lake City komen wonen.” En ten slotte is er de basale kwestie van drinkwater, dat kan opraken.

Ann Neville giechelt aan de lijn. „Het is één groot rot-probleem.”

Geen partijstrijd

Waarom klinken Neville en De Freitas dan toch zo betrekkelijk opgewekt?

Om te beginnen omdat het probleem in Utah geen partijstrijd is geworden, zoals bijna alle problemen in bijna heel de Verenigde Staten – en zeker klimaatverandering, dat hardnekkige ontkenners heeft. („Hebben we hier niet genoeg bomen”, vroeg bijvoorbeeld de Republikeinse kandidaat-senator Herschel Walker uit Georgia toen president Biden deze maand een grote klimaatwet tekende.)

„De voorzitter van het Huis van Afgevaardigden in onze staat is een Republikein en hij is een van de vurigste voorvechters van maatregelen om klimaatverandering tegen te gaan”, zegt De Freitas.

De belangrijkste maatregel die dit jaar op staatsniveau is genomen, is een waterfonds, waar de organisatie van Neville nauw bij betrokken is. Veertig miljoen dollar heeft Utah uitgetrokken om water van rechthebbende gebruikers te kopen of te leasen. Nevilles collega Megan Nelson lobbyt om de geesten rijp te maken voor het fonds. „We proberen niet-tirannieke oplossingen te vinden om de boeren van het water af te halen.”

Eén goede winter en het meer zit weer vol, zeggen ze. Maar krijgt droog Utah ooit nog een natte winter?

Eén groot industrieel bedrijf heeft al toegehapt, dat heeft tijdelijk zijn waterrechten aan het fonds overgedragen. Ook boeren blijken bereid een oogst of zelfs een heel jaar over te slaan in ruil voor een vergoeding. „Daar helpt de hitte en de droogte ons juist een handje”, zegt Nelson. „De verpieterde gewassen leveren maar zo weinig op, dat het voor de boeren al snel voordeliger is zich tijdelijk te laten uitkopen.”

Geen misverstand, onderstreept Ann Neville: „We hebben te maken met een crisis en het is eng wat we zien. De gemiddelde hoogte van het meer is 1.280 meter boven zeeniveau. Nu is dat 1.277 meter, lager dan ooit. Maar door een crisis krijg je ook politici mee die anders de schouders zouden ophalen.”

Thundercats

„Je moet in de lente terugkomen”, zegt Neville, „dan is het vogelreservaat fantastisch.” In augustus is de Shoreland Preserve tamelijk leeg. Zwaluwen en spreeuwen vliegen op uit de rietsigaren, verder zijn er alleen insecten. Het wetland is nog altijd zompig, maar hele vlakken van het veld zijn geel uitgebeten door de zon.

In het voor- en najaar strijken hier kluten, pelikanen, steltlopers en futen neer. „Het meer ‘ademt’ door de jaren heen in en uit”, staat op een van de borden. Maar even verderop valt te lezen dat overmatig beslag op het water uit de aanvloeiende rivieren het ‘inademen’ steeds amechtiger maakt.

Andrea Harper loopt met haar neefjes over de plankieren en klautert de houten uitkijktoren op. Ze komt uit Roy, een paar kilometer noordelijker onder de rook van de luchtmachtbasis Hill. Ze neemt haar neefjes zo vaak het kan mee naar dit reservaat. De oudste heeft een rood aangelopen hoofd als hij boven aankomt. Twee gevechtsvliegtuigen scheren laag over de toren. „Thundercats”, roept het jongetje en al zijn vermoeidheid is verdwenen. Harper tuurt naar de einder, waar het Great Salt Lake een flikkerend zilveren lijntje is. Eén goede winter, zegt ze, en het meer is weer vol.

Lees verder…….