Triatleet Els Visser: ‘Ik ben niet alleen dat meisje van die schipbreuk, ik ben triatleet, ik ben nu echt wereldtop’

Foto Kees van de Veen

Interview

Triatlon Triatleet Els Visser begon aan Ironmans nadat een schipbreuk in Indonesië haar tot een lange zwemtocht dwong. Inmiddels haalt ze de ene titel na de andere en wil ze niet dat de schipbreuk haar nog definieert. „Ik ben veel trotser op wat ik nadien heb neergezet.”

In september stond Els Visser met een vriendin uit Australië, ook een triatleet, aan de start van het Europees kampioenschap triatlon in Almere. „We zeiden tegen elkaar: waarom dóén we dit? Dat vraag ik me elke race af. Het is gewoon vreselijk. Want je weet dat je zó’n lange dag gaat hebben, dat je donkere momenten krijgt.”

Visser (33) is professioneel triatleet. Ze doet de hele triatlon, de Ironman. Eerst 3,8 kilometer zwemmen, vervolgens 180 kilometer fietsen en dan nog een marathon (42,195 kilometer).

Die dag in Almere wint ze, in een tijd van 8 uur en 36 minuten.

Een paar dagen nadien spreken we elkaar op een terras in Groningen. Haar ouders wonen hier vlakbij, in het dorpje Glimmen. Vissers haren zijn nat: tegen de stramheid heeft ze vanochtend een bescheiden stukje gezwommen.

En, waarom doet ze dat dan eigenlijk, triatlons? Na afloop is dat altijd weer duidelijk, zegt ze. „De voldóéning die je eruit haalt na de finish. Of het nou goed ging of niet. En je loopt er met zoveel andere atleten. Iedereen geeft er bijna zijn hele leven voor op. Er zijn gewoon weinig dingen in het leven zo intens als zo’n race.”

Deze zaterdag start Visser bij de meest prestigieuze Ironman die er bestaat: het wereldkampioenschap in Kona, op Hawaï. De droom van elke triatleet. Het heeft „iets magisch” daar, zegt ze. „Je komt het vliegtuig uit in een soort deken van warmte en vochtigheid. Dat je echt denkt: ga ik hierin racen? En dat tropische, die vulkanische harde winden…”

Het is dus ook een zware triatlon. Het ergst is de plek die het energy lab wordt genoemd, zegt ze. „Daar loop je op snikheet asfalt, na 30 kilometer van de marathon. Dus precies als je er helemaal doorheen zit.”

Visser deed al een keer eerder mee, in 2019. „Toen dacht ik aan de start nog: wat doe ik hier tussen al die atleten?” Deze keer gaat ze met veel meer zelfvertrouwen. „Nu denk ik: ja, ik hoor hier thuis.”

Visser begon in 2017 als prof. De aanloop daartoe is Ted Talk-waardig (die ze ook gaf): als 24-jarige geneeskundestudent maakte ze een schipbreuk mee in Indonesië. Na een nacht dobberen bij het gezonken bootje, zwom ze samen met een medepassagier, de Nieuw-Zeelandse Gaylene, urenlang naar een eiland verderop. De dag erop werd ze opgepikt door een langsvarend jacht. De opvarenden die bij de boot bleven, werden ook gered, maar twee Spaanse mannen die na Visser en Gaylene gingen zwemmen, overleefden het niet.

Eenmaal thuis gaat Visser sporten om haar hoofd leeg te maken – wat begint met een rondje hardlopen eindigt met een Ironman in Zürich, waar ze als amateur als vierde finisht, tussen de profs. Ondertussen studeert ze ook af als arts, daarna promoveert ze in de chirurgie. Maar ze besluit voor de triatlon te kiezen.

Je doet dit nu een paar jaar. Hoe kom je het beste zo’n race van bijna negen uur door?

„Ik heb strategieën om te zorgen dat ik in het moment blijf, in plaats van dat ik denk: nu is het nog zes uur tot de finish. Bij het zwemmen kijk ik bijvoorbeeld steeds naar de volgende boei. Bij het fietsen denk ik aan de volgende drankpost. En met lopen tel ik altijd tot zes: elke zes kilometer mag ik een gel. Daarna begin ik weer opnieuw.”

Is een WK dan nog anders?

„Nee, eigenlijk niet. Ik leer van mijn coach: bij elke race moet je het beste van jezelf laten zien. Af en toe stuurt hij me naar zo’n lokale wedstrijd. Dan doet er soms een vriendin van me mee. Dan vraag ik: mag ik met haar meelopen? En dan zegt hij: nee, Els, je racet alsof je leven ervan afhangt.

„Het gaat erom dat je alles geeft. Als ik dat bij het WK doe, dan kan ik tevreden terugkijken. Maar als ik achteraf gezien mentaal zwak was – want het is één grote mentale strijd – dan is dat echt jammer.”

Wat gebeurt er als je het mentaal opgeeft?

„In juli had ik een Ironman in Spanje. Het was warm. Ik kwam van mijn fiets af en mijn benen, die voelden echt… ik dacht: hoe ga ik nu een hele marathon lopen? Daarna lag ik op kop, maar mijn tegenstander kwam dichterbij. En toen gebeurde er iets in mijn hoofd waardoor ik dacht: ‘maakt niet uit, Els. Het is goed. Stap maar uit. Ga maar lopen’. En dan zeg ik altijd terug: ‘Nee, Els, nooit opgeven! Altijd finishen!’ Maar daarna begon ik weer allerlei redenen te bedenken. Zo van: ‘deze keer is het goed’. Ik ben wel gefinisht maar heb stukjes gewandeld. Mijn coach zei: als het jou daarna fysiek wel weer lukt om te gaan hardlopen, dan zit het dus tussen je oren. Dan ben je mentaal niet sterk genoeg.”

Het gevaar lijkt me wel dat je jezelf forceert in een sport die zo intensief is.

„Ja, dat is bij mij ook gebeurd.” Visser woonde en werkte een aantal jaar in Australië, waar ze overtraind raakte. „Ik zat in een heel ongezonde trainingsomgeving. Alle atleten om me heen waren directe concurrenten. Elke training werd een race. We waren onderling ook niet leuk vriendschappelijk.”

Ze kreeg stressfacturen, botbreukjes door overbelasting. Eerst in haar onderrug, toen in haar bovenbeen. Mentaal zat ze er ook doorheen. „Niet meer slapen, paniekaanvallen, geïrriteerd. Echt geen leuk persoon.”

Het herstel begon bij haar nieuwe coach, met wie ze nu in Zwitserland traint. Haar oude coach was volgens haar niet in staat om haar enorme trainingsdrang in te dammen. „Ik heb best wel een sterke persoonlijkheid en ik walste over hem heen. Als hij er iets van zei, dan gaf ik hem gewoon een grote mond. Bij mijn nieuwe coach zou dat nooit gebeuren.”

Die coach is Brett Sutton, een bekende naam in de triatlonwereld. Hij was onder meer de trainer van de Zwitserse Nicola Spirig, die in 2012 goud en in 2016 zilver won op de olympische triatlon (een kortere variant). Sutton staat bekend om zijn harde, onorthodoxe trainingswijze.

Visser kon meteen goed met hem overweg, zegt ze. „Hij zag heel goed dat ik niet alleen een atleet ben. Hij zei: je hebt je medische achtergrond, je hebt andere kwaliteiten. Hij helpt me nu om me als persoon te ontwikkelen, niet alleen als atleet.” Ze houdt zich naast de sport bezig met publieke gezondheid en preventie, en organiseerde laatst een kinder-triatlon.

Over Sutton heen walsen, zoals bij haar vorige coach, zit er niet in, zegt Visser. Ze lacht als ze vertelt over de eerste keer dat ze meer wilde trainen dat hij verstandig vond. „Toen zei hij: ‘Els, ga maar naar de supermarkt, koop vijf kilo aardappels. Ga maar schillen.’”

Als straf?

„Ja, hij zei dat hij andere atleten voor straf acht uur de fiets op stuurt, maar dat ik dat lachend zou doen. Dus dan maar aardappels schillen.”

Heb je dat echt gedaan?

„Ja.”

Wat vond je daar achteraf van?

„Ja, dat vind ik zo leuk: eerst ben ik boos en opstandig. En twee dagen later denk ik: hij had gelijk.”

Dit werkt dus voor jou?

„Ja. De een kan het met hem, de ander niet. Maar bij ons gaat het heel goed.”

En heb je nu minder last van concurrentie met andere sporters?

„We hebben een gezonde trainingscultuur, vind ik. Heel divers. Ik train met amateurs, mannen, jonge atleten. Maar ik ben er nog steeds gevoelig voor. Ik volg bijvoorbeeld bijna niemand op Instagram. Als ik voortdurend andere atleten zie, word ik gek. Dat denk ik: oh, zij is wel heel fit. Of: wow, doe jij díé training? Dus ik volg ze niet. Of ik zet ze op mute.” Ze moet lachen. „Dat werkt gewoon beter. Heerlijk rustig.”

Toen Visser stopte in het ziekenhuis, wist ze: „Als ik profatleet wil worden, moet ik hier zelf mijn inkomsten gaan uithalen”. De klassieke, hele triatlon is, anders dan de kortere, geen olympische afstand. NOC-NSF steekt geen geld in langeafstandtriatlon. Dus moest ze op zoek naar sponsoren. Dat was even wennen, zegt ze. „Je moet jezelf uniek maken, je onderscheiden van andere atleten. Dus: merk ontwikkelen, website maken, nieuwsbrieven versturen, sociale media doen.” Via via vond ze (anonieme) particuliere sponsoren, die haar op weg hielpen. Nu is Red Bull een van haar hoofdsponsoren. Het bedrijf maakt op dit moment ook een documentaire over Visser, waarin ze gevolgd wordt tot en met het WK.

Je zei net dat je jezelf als merk moest gaan zien. Hoe ziet dat merk er dan uit?

„Nou, mijn merk… Het begint toch met wat ik in Indonesië heb meegemaakt. De stap naar triatlon. Mijn medische achtergrond. En ook publieke gezondheid en preventie.”

Over de schipbreuk heb je veel interviews gegeven, een boek geschreven. Ik kan me voorstellen dat je denkt: nu heb ik er alles wel over gezegd. Maar omdat het deel uitmaakt van jouw verhaal, jouw merk, komt het wel steeds om de hoek kijken.

„Wat ik wel jammer vind: die schipbreuk is me overkomen. Ik heb gehandeld op een manier die op dat moment goed voelde. Maar alles wat ik vóór die schipbreuk was, en wat ik daarna heb neergezet, daar ben ik veel trotser op. Dan vind ik het vaak wel naar dat de nadruk op die schipbreuk ligt en dat mensen daar superbewondering voor hebben. Het is ook een bizar verhaal. Maar ik vind dat andere, dat veel normaler is, veel knapper van mezelf.” Ze lacht.

Foto Kees van de Veen
Foto Kees van de Veen
Je moet jezelf uniek maken, je onderscheiden van andere atleten. Dus: merk ontwikkelen, website maken, nieuwsbrieven versturen, sociale media doen.
Foto’s Kees van de Veen

En hoe zit het met sponsoren? Willen die ook steeds jouw verhaal horen?

„Nee, maar ze zien misschien wel dat dit nog een extra drive is om me te bewijzen in de triatlon. Ik ben niet alleen dat meisje van die schipbreuk, ik ben triatleet, ik ben nu echt wereldtop, ik haal mooie titels binnen. Ga me daar maar om waarderen. En dat doen ze ook. Al zijn ze misschien de samenwerking wel aangegaan omdat ik een bijzonder verhaal heb.”

Voor die Red Bull-documentaire ging je terug naar Indonesië. En daarvoor had je een Ironman in Nieuw-Zeeland en heb je Gaylene teruggezien. Was dat ook voor het eerst?

„Ja, dat was echt superbijzonder. Ik zou haar maandag zien en ging in het weekend daarvoor racen. Ik wilde die race graag heel goed doen, want het was allemaal heel beladen. Ik was gespannen en een beetje wankel. Haar broer stond me aan te moedigen en riep steeds: Gaylene says go! Dus ik dacht: oké ik moet. Die race heb ik gewonnen, maar ik zat er echt helemaal doorheen. Twee dagen later zag ik haar. Dat was dertig seconden een knuffel geven. En het besef van: oh dit is lang geleden, wat hebben we samen doorstaan?

„Daarna hebben we er gewoon een toffe week van gemaakt. Ze woont daar helemaal in de natuur. Eigenlijk kende ik haar nog niet. Ik heb twee dagen met haar in angst gezeten, maar dan ga je niet even een leuk gesprek aan. Maar ze is in de zestig, sterk, zorgzaam, lief en superfit.”

Heb je van Gaylene nog dingen gehoord over de schipbreuk die je was vergeten?

„Wat voor mij een eye-opener was, is dat toen bleek dat zij alles heel doordacht heeft gedaan. Zij mikte steeds op één punt op dat eiland, terwijl ik doodleuk aan het zwemmen was en wachtte tot ik bijgestuurd werd. Ze heeft veel ervaring met kajakken op zee, dus zij kon die stroming heel goed lezen. Ik wist dat toen niet, maar iets in mijn onderbuik zei wel dat ik bij haar moest blijven. Want ik vertrouwde verder niemand in die groep. Toen zij ging zwemmen dacht ik: hier moet ik bij zijn.”

Wat bracht het je om weer in Indonesië te zijn?

„Ik moet zeggen dat ik er erg tegenop zag. Ik zei van tevoren tegen Gaylene: hebben we het zo mooi nu, en dan moet ik volgende week naar Indonesië. Terug naar het ongeluk. Maar goed, ik had het al beloofd. Maar toen ik daar was, was de cirkel gewoon rond. Ik zag dat het echt gebeurd was, dat ik op dat eiland heb gestaan. En ik heb ook de gevaren weer gezien. Ik dacht: oei, ik heb écht heel veel geluk gehad.”

Lees verder…….