Roel Boomstra: ‘De onprofessionaliteit in het dammen bederft voor mij het plezier’

Roel Boomstra gaat zich richten op zijn carrière als software test engineer.

Foto Kees van de Veen

Interview

Dammen Drievoudig wereldkampioen dammen Roel Boomstra stopt ermee, op 29-jarige leeftijd. Hij maakte zijn droom waar, maar ergerde zich steeds meer aan het gebrek aan expertise in de damwereld.

Er komt een moment in het leven van een topsporter dat hij of zij besluit: het is mooi geweest. Voor drievoudig wereldkampioen dammen Roel Boomstra (29) is dat moment niet goed aan te wijzen. „Het was een geleidelijk proces”, zegt hij in de week dat hij in een verklaring bekendmaakte dat hij het topsportbestaan verruilt voor een baan als software test engineer bij de Dienst Uitvoering Onderwijs in Groningen.

De eerste keer dat het in hem opkwam om te stoppen was in de zomer van 2020, zegt hij, toen hij aan de Universiteit van Groningen zijn studie natuurkunde afrondde. „Wat wil ik nou precies, dacht ik. Ga ik door met dammen of zoek ik een reguliere baan? Óf ik een maatschappelijke carrière ambieerde was geen vraag. Wel wanneer. Moest ik voor een derde wereldtitel gaan of niet? Uiteindelijk koos ik ervoor nog even door te gaan.”

Niet veel topsporters zetten op jouw leeftijd een punt achter hun carrière.

„Zeker dammers niet. Die gaan tot hun vijfenveertigste voor de hoogste prijzen. En soms zelfs nog ouder. Op WK’s speelde ik de afgelopen jaren veel tegen de nu 55-jarige Rus Aleksandr Schwarzman. Hij is nog steeds supersterk.”

In je verklaring schreef je: ik heb vrijwel al mijn jongensdromen waar kunnen maken.

„Mijn grootste droom als kind was om de beste zijn. En door wereldkampioen te worden werd mijn droom bewaarheid. Het competitie-element heeft me altijd aangesproken.”

Op je tiende zei je al dat je wereldkampioen wilde worden. Werd die geldingsdrang aangemoedigd door je ouders?

„Nee, totaal niet. Ik kom niet uit een sportief gezin. Het zat echt in mij. Bij alles wat ik deed wilde ik winnen als kind. Sneller naar huis fietsen dan een ander. De hoogste cijfers halen voor een toets, ook als medestudenten veel meer hadden met het vak dan ik. Zelfs in het talentenprogramma van de dambond viel die mentaliteit op. Ik deed mee aan een selectiedag met negentien andere jeugdspelers. We moesten een vragenlijst invullen. Een van de vragen was wat we wilden worden later. De een vulde politieman in, de ander dokter. Ik was de enige die ‘wereldkampioen’ invulde.”

Het klinkt een beetje alsof je anderen de loef wilde afsteken.

„Dat niet zozeer. Gewoon: de beste willen zijn. Meer was het niet.”

In topsport is een winnaarsmentaliteit belangrijk, maar komt die kwaliteit ook van pas als je straks bij de Dienst Uitvoering Onderwijs werkt?

„Bij topsport draait het in eerste instantie om individuele prestaties. Mijn nieuwe baan draait om teamwork.”

Topsport en egocentrisme gaan vaak hand in hand.

Hij lacht. „Daar ligt ook meteen mijn grootste uitdaging.”

Het is een fulltime baan. Alleen zo kun je je brein scherp houden

Zijn leven zal straks overzichtelijker worden, zegt hij. Hij speelt nu zeven toernooien per jaar, groot en klein, in binnen- en buitenland. Daar bereidt hij zich elke dag van de week op voor. Door damboeken te lezen of door met vaste sparringpartners op internet snelle partijen te oefenen. En dan zijn er ook nog de trainingen met de Nederlandse selectie op Papendal, vijf man sterk, minstens drie keer in de maand. „Het is een fulltime baan”, zegt hij. „Alleen zo kun je je brein scherp houden. Voor de WK-matches zocht ik bijvoorbeeld alle gespeelde partijen van mijn tegenstanders op in een database. Zo kreeg ik hun voorkeuren en zwakke punten scherp in beeld.”

Kijk je uit naar een overzichtelijk leven?

„Ja.”

Je hebt wel eens gezegd dat je jaloers bent op mensen die een normaal leven leiden. Een baan als ingenieur leent zich daar waarschijnlijk beter voor dan het leven van een topsporter.

„Laten we eerlijk zijn: het leven van een topsporter is niet normaal. Je moet er veel voor laten en rondkomen is niet altijd makkelijk. Als topdammer krijg ik een stipendium van NOC-NSF van zo’n 2.000 euro netto, maar de totale prijzenpot op het laatste WK bedroeg maar 30.000 euro. Soms betaalt een toernooiorganisatie mijn vlucht, soms niet. Ik ben eraan gewend, mij hoor je niet klagen, maar het leven van een ingenieur is heel wat makkelijker. Daar komt bij dat je als topsporter ook vaak een unieke positie hebt. Op de middelbare school mocht ik lessen missen voor trainingen of toernooien, zo lang mijn cijfers goed waren. Bij mijn studie natuurkunde deed ik twee jaar over één studiejaar, omdat ik mijn sport ernaast deed. Het was altijd net even anders dan bij anderen.”

Uniciteit heeft iets vermoeiends. Het geeft druk. Dat wordt straks misschien ook anders.

„Ja. Ik ben benieuwd hoe ik het er van af breng. Ik heb dat nooit eerder ervaren.”

Zijn vader – die overleed toen Boomstra zestien was – meldde hem als kind aan bij een schaakvereniging in Soest, maar dat werd geen succes. De hoogbegaafde Boomstra kreeg het benauwd van de structuur en planmatigheid. Toen hij meldde dat hij de schaakregels thuis uit een boek had geleerd, werd hem te verstaan gegeven dat dat niet de bedoeling was. „Ze geloofden me niet, wat ik raar vond. Waarom alles via één methode?”

Wel thuis voelde Boomstra zich bij de plaatselijke damvereniging, waar hij meteen individueel begeleid werd en zich snel ontwikkelde. De sport trok hem omdat hij de beste oplossingen moest zoeken voor nieuwe situaties met de kennis die hij op dat moment had. De sfeer bij dammen was „speelser” dan bij schaken, zegt hij, en de dambond erkende al snel zijn talent. Toen hij wat ouder was werd tweevoudig wereldkampioen Ton Sijbrands zijn trainer.

De sfeer bij dammen was „speelser” dan bij schaken, zegt Roel Boomstra.

Kees van de Veen

Je was negentien toen Sijbrands zei: ‘Roel is een uitzonderlijk talent, maar of er een wereldkampioen in hem schuilt weet ik niet.’

„Is dat zo? Ik weet wel dat hij heeft gezegd dat ik een van de weinigen ben van wie hij niet met zekerheid kon zeggen: die wordt géén wereldkampioen.” Hij lacht. „Een bijzondere manier van formuleren, niet?”

Waarom denk je dat hij het zo formuleerde?

„Om me te ontzien. De dambond communiceerde in die tijd al: Roel moet wereldkampioen worden. Het was deel van het beleidsplan. En hoewel de steun van de bond me veel gebracht heeft, bracht zo’n beleidsplan ook druk met zich mee.”

Sijbrands begreep dat?

„Ik heb hem dat nooit gevraagd, maar hij is een man van details, dus hij zal goed over zo’n formulering nagedacht hebben. Onze samenwerking heeft veel vruchten afgeworpen, hoewel we heel verschillend zijn, als mens en als dammer. Ik heb jarenlang met veel plezier met hem samengewerkt.”

Je staat ruim vijftien jaar aan de top als dammer. Wat was je grootste dieptepunt in al die jaren?

„Mijn burnout in 2012. Ik liep tegen een muur aan omdat ik alles tegelijk wilde: studeren, wereldkampioen worden. Ik bouwde geen rust in. Lichaam en brein zeiden: tot hier en niet verder.”

Wat deed dat met jou?

„Veel. Ik heb een half jaar thuis gezeten, had nergens zin in. Ik wist dat ik van dammen hield, maar kon het niet meer voelen. En toch heeft die periode me ook veel goeds gebracht. Ik vond het fijn om te merken dat de bondscoach voor me klaarstond. Toen ik mij afmeldde voor het belangrijkste toernooi van het jaar, zei hij: ‘Ik steun je beslissing, maar wil graag weten wat er aan de hand is.’ Nog diezelfde dag stond hij op de stoep. Dat deed me veel.”

Het is eenzaam aan de top. Hoe hoger je komt, hoe eenzamer het wordt

Zijn er dingen die je absoluut niet zal missen aan de damsport?

„Ik vind het spel hartstikke leuk, maar sommige dingen in de damwereld staan mij echt tegen. Dammen mag een relatief kleine sport zijn – de Koninklijke Nederlandse Dambond telt 3.200 leden – maar ik vind wel dat de voorzieningen in orde moeten zijn. Ik heb vaak in kleine speelzalen gespeeld met onvoldoende frisse lucht. Op de warmste dag van het jaar damde ik in een zaal met een plat dak – het was echt onverantwoord, zo verstikkend. Het programma van de Nederlandse dambond zit goed in elkaar, maar de werelddambond en sommige toernooiorganisaties functioneren onprofessioneel. Vrijwilligers maken de dienst uit. Niets ten nadele van vrijwilligers, ik bewonder hun inzet, maar ik mis expertise.”

Kun je een voorbeeld geven waarvan je zegt: dat zou in een andere sport ondenkbaar zijn?

„Het meest schrijnende voorbeeld is het WK van 2009. Dat zou georganiseerd worden in een aquarium op het strand van Copacabana in Rio. Het toernooi is nooit van de grond gekomen omdat de organisatie faalde. Een andere bestemming vinden lukte ook al niet. Dat vind ik onbegrijpelijk. Net als ik niet begrijp dat voor toernooien vaak geen geschikte persfoto’s worden gemaakt.”

In coronatijd lag het dammen stil terwijl het schaken online doorging. Typisch?

„Het schaken maakte vrij snel een omslag. Bij het dammen hadden we daar de expertise niet voor. Het is een optelsom. Ik mis zekerheid.”

Heeft dit soort ergernissen meegespeeld bij je besluit om te stoppen?

„Zeker. Als alles tot in de puntjes geregeld was bij het dammen, was ik waarschijnlijk doorgegaan. Die onprofessionaliteit bederft voor mij een groot deel van het plezier. Het moet echt efficiënter en duidelijker.”

Heb je je zorgen intern gedeeld?

„Bij de bondscoach en de technisch directeur. En richting toernooiorganisaties. Al naar gelang het mij gepast leek. Omdat ik geen duidelijke verbeteringen zie, moet ik concluderen dat mijn adviezen in de wind zijn geslagen.”

Praten dammers hier onderling veel over?

„Ja, maar het is niet aan ons om zaken te verbeteren. Wij kunnen alleen signalen afgeven.”

Je hebt geen kinderen, maar stel dat: zou je die aanraden dammer te worden?

Hij lacht. „Ik weet niet of ik mijn kind zou aanraden topsporter te worden. Het is een bijzondere, maar harde wereld. Dat las ik ook terug in het interview met Tom Dumoulin, afgelopen weekend in NRC. Ik herkende daar veel in. ‘Ik denk dat bijna iedere topsporter op het hoogste niveau een steekje los heeft’, zei hij. Daar ben ik het volkomen mee eens. Bij de vastberadenheid, ambitie en kracht die hij nodig had om de Giro te winnen, kan Dumoulin zich nu weinig meer voorstellen. Iets soortgelijks ervoer ik met mijn eerste wereldtitel. Die móest en zou ik naar Nederland halen. Wat een toewijding, dat kan ik nu niet meer opbrengen. En toen die titel eenmaal binnen was dacht ik: is dit het dan?”

Gaat die drive om te excelleren gepaard met een gevoel van leegte?

„Het is eenzaam aan de top. Hoe hoger je komt, hoe eenzamer het wordt. Misschien is het goed als we daar wat eerlijker over zijn.”

Lees verder…….