Het ‘alles of niets-moment’ voor olympisch kampioen windsurfen Kiran Badloe

Windsurfer Kiran Badloe (29) zegt wel eens dat hij tien jaar is teruggezet in zijn carrière. De man die in 2021 met overmacht olympisch kampioen windsurfen werd tijdens de Zomerspelen van Tokio, noteerde de afgelopen wereldkampioenschappen in Den Haag een nogal teleurstellende 46ste plek.

Het is niet onverklaarbaar: na Tokio werd het ‘ouderwetse’ windsurfen, op de RS:X-plank, van het olympische programma gehaald. Daarvoor in de plaats kwam het veel spectaculairdere foilen, waarbij surfers op hun plank boven het water ‘vliegen’, met behulp van een onderwatervleugel die aan hun board vastzit.

Dat was schakelen voor Badloe, die letterlijk een metamorfose onderging: hij kwam ruim twintig kilo aan, omdat een gewicht van rond de honderd kilo het effectiefst is op de iQFoil, zoals de nieuwe klasse officieel heet.

Alleen begint de tijd nu wel te dringen als Badloe nog naar de Spelen van Parijs wil. Er is maar één ticket, en de twee andere Nederlandse kanshebbers staan er een stuk beter voor. In het bijzonder Luc van Opzeeland, die in Scheveningen wereldkampioen werd.

De komende dagen moet het gaan gebeuren voor Badloe. Vrijdag was de aftrap van alweer een nieuw WK, op Lanzarote, maandag zijn de eerste races. „Daar gaat heel veel van afhangen,” zegt hij twee weken voor de start van het toernooi aan de telefoon, al vanaf het Spaanse eiland. Voor het olympische ticket tellen naast deze twee WK’s ook nog een wereldbekerwedstrijd bij Palma de Mallorca mee. „Maar ik kan mezelf dit WK al op een onmogelijke achterstand zetten”, zegt Badloe. „Een beetje een alles of niets-moment.”

‘Lang gebaald’

Ideaal is het niet, alles of niets met een mislukt WK nog vers in het geheugen. Badloe heeft er „lang van gebaald”, zegt hij. „Het was ongelofelijk zuur.” Er gingen verschillende dingen mis. Zo had hij bijvoorbeeld materiaalpech, maar dat was eigenlijk maar „de kers op de taart”, zegt Badloe. „Er ging daarvoor al veel mis.” Hij ziet het toernooi als „zijn slechtste wedstrijd ooit.”

Het grootste probleem zat hem in de slalomrace, een nieuw onderdeel. Badloe kreeg het starten bij die slalomrace niet goed onder de knie. In Scheveningen ging het steeds mis. Dan kwam hij niet lekker mee, en lag hij vanaf het begin van de race al ver achter. „Dan gaan er allemaal dingen knagen: ik kan dit dus niet. Hoe moet ik het dan wel doen? Moet ik meer risico nemen, of juist terughoudender zijn?”

Badloe wordt gedwongen om samen met zijn coach Aaron McIntosh „terug te gaan naar de tekentafel.” Al moet daarvoor eerst nog iets anders gebeuren: hij moet zijn WK-prestaties écht onder ogen komen. Zijn coach hielp hem daarbij. „Hij zorgt ervoor dat mijn zelfbeeld eerlijk is. Dat ik het niet beter laat lijken dan het is. Want je moet er echt voor waken dat je zegt: ja, maar … ik ben wel heel snel.”

Dat zit in hem, zegt Badloe, de wil om te relativeren. „Ik heb altijd wel zo’n mindset gehad.” Maar dat komt nu niet van pas. Hij moest „leren accepteren” dat het niet lekker liep, en daarna begrijpen wat er dan aan de hand was. „Aaron heeft me daarin heel erg begeleid. Zijn manier van coachen is altijd heel eerlijk geweest. Soms ook hard, maar wel nodig.”

Badloe en McIntosh gaan aan de slag met zijn slalomstarts. Die starts verlopen heel anders dan races op de RS:X-plank. Daar werd de start van de race in de buurt van de startlijn afgewacht. Bij slalomraces starten de windsurfers met zo’n twintig tot 25 man juist heel ver van de startlijn af, op ruim honderd meter, haaks op de wind. Drie minuten voor het begin van de race gaat een toeter, en al die windsurfers die liggen te dobberen, moeten zich dan rap een weg banen naar de startlijn.

Het is een heel gepuzzel, zegt Badoe. Té hard wil je niet gaan, want dan ligt een valse start op de loer, en moet je afremmen. „En als je moet inhouden vlak voor de startlijn, haal je je snelheid eraf precies om het moment dat de race gaat beginnen.” Maar te langzaam is natuurlijk ook niet goed. „Er zijn heel veel factoren die samenkomen.”

Inmiddels, vertelt hij, is er vooruitgang te zien. „In december had ik een klein wedstrijdje waar het al beter ging. En als ik goed kan blijven starten, groeit het zelfvertrouwen.”

Kiran Badloe
Foto Iris van den Broek/ANP

Een beetje saai

Het lijkt lastig, om zo te worstelen in de sport waarin je nota bene olympisch kampioen bent. Maar Badloe zegt er oprecht niet onder te lijden. „Ik heb het nog steeds naar mijn zin. Ik vind het trainen ongelofelijk leuk.”

Op de RS:X-plank was hij naar eigen zeggen wel „uitgeleerd”. De grootste tegenstand kwam jarenlang uit eigen land: van trainingsmaatje en tweevoudig olympisch kampioen (Londen en Rio) Dorian van Rijsselberghe, die hij moest verslaan om een ticket voor Tokio te bemachtigen.

Zo goed zijn, zo dominant zijn in de sport, dat kan ook een beetje saai worden, zegt Badloe. „De laatste jaren op de RS:X ging het er vooral om de beste te blijven. Ik wist alle technieken, settings, afstellingen. Winnen is heel leuk, maar als je dagelijks de plank opgaat, dan wordt het ook een beetje: trainen, afvinken, en naar huis. Weer hetzelfde.” Terwijl hij juist houdt van nieuwigheid, zegt Badloe: „Ik vind groei, dingen ondervinden, leren heel fijn.”

Badloe weet heus wel dat het „best een reëel scenario” is dat hij de Spelen van Parijs niet haalt. Nog los van hoe hij het zélf gaat doen, staat Luc van Opzeeland, met al een wereldtitel op zak, er heel goed voor. En dan is er ook nog uitdager Huig-Jan Tak, die in 2022 WK-brons op zijn naam zette, al deed hij het vorig jaar in Den Haag met een 31ste plek veel minder goed. Zowel Tak als Van Opzeeland staan al een hele tijd langer op de iQFoil dan Badloe, die pas na de (uitgestelde) Spelen van Tokio zijn volledige aandacht op de nieuwe plank kon vestigen. „‘Parijs’ is altijd al krap geweest.”

Wat hem lange tijd ook in de weg zat, waren verschillende blessures. Mogelijk omdat hij in korte tijd veel moest aankomen. „We konden niets anders bedenken dan dat er in korte tijd 25 kilo op mijn lichaam is geplakt. Ga dat maar meesjouwen.” Nu voelt zijn lijf weer goed en zit hij nog vol in zijn inhaalslag. „Ik ben er van overtuigd dat ik nog niet op de top van mijn kunnen ben.”

En als hij de Zomerspelen van dit jaar niet haalt, wil hij er „misschien wel een paar jaar achteraan plakken”. Door naar de volgende olympische cyclus, de Spelen van Los Angeles in 2028. „Ik ben van plan om door te gaan tot ik kan zeggen: dít is wat ik kan, beter kan ik niet worden.” Hij wil aan zichzelf bewijzen dat hij ook deze nieuwe plank kan beheersen. „Dat ik twee takken van deze sport op hoog niveau heb gehaald.”

Lees verder…….