Column | Sprinten als een kerel

Marijn de Vries

Nog nooit zag ik een vrouw sprinten zoals Lorena Wiebes. Als een stier die zijn poot over de grond schraapt valt ze aan. De rug katachtig bol, het hoofd als een vechthond naar beneden. Tussen haar dijen wringt ze haar fiets bijna in tweeën. Ze doet in de winter aan kickboksen, en dat is goed te zien. Die ronde schouders. De gespierde nek. De armen vol met pure kracht. Als ze rechtop komt om te juichen, zie je pure macht.

Ik kan er geen genoeg van krijgen om naar haar te kijken. Lorena Wiebes sprint als een kerel, hoor ik steeds zeggen. Als Mark Cavendish in zijn beste dagen, zelfs. Ik snap de vergelijking. Zoals ik alle vergelijkingen eigenlijk wel begrijp. We zouden het niet moeten doen: het vrouwenwielrennen continu langs de meetlat van de mannen leggen. Maar toch. Vergelijken met mannen is logisch, het is in een sport die eigenlijk pas heel kort goed op tv is de enige referentie die we hebben. Vergelijken geeft duiding, en houvast.

In dat kader snap ik dat argeloze kijkers van mannenwielrennen soms met opgetrokken wenkbrauwen kijken naar wat er in de Tour de France Femmes gebeurt. Ja, de tactieken laten hier en daar te wensen over. En ja, sommige vrouwen sturen minder goed. Dat de sport minder volwassen is dan bij de mannen, is een feit. Dat is niet gek als je kijkt van waar we in heel korte tijd zijn gekomen. De sport is volop in ontwikkeling. Als een adolescent. Adolescenten zijn onstuimig. Wisselvallig. Onvoorspelbaar, soms. Ze schieten alle kanten op. Doen domme dingen. Maar daar staan briljante uitspattingen tegenover. Precies dat is wat je nu ziet.

Wat ik evengoed telkens maar probeer te snappen, is de kennelijk onbedwingbare behoefte van sommige mannen om te kleineren wat ze zien. Ze grijpen het vergelijken aan om het vrouwenpeloton naar beneden te halen. Ze kunnen niet sturen. Ze kunnen niet koersen. Het woord seksisme valt dan snel, en dat is ook logisch, maar ik vraag me af: is dat het wel echt?

Wellicht is het sinds het ontstaan van de mensheid ingebakken willen beschermen van vrouwen wel debet aan dit fenomeen. Vrouwen pijn zien lijden, vrouwen zien vallen, vrouwen zien schreeuwen van ellende – dat vinden veel mannen toch heel moeilijk om te zien. Is dat kwalijk te nemen? Ik vind het ook niet fijn om mannen te zien crashen. Maar aan dat beeld zijn we al lang gewend. Vrouwen zien bloeden, botten zien breken: dat is nieuw. Als kijker kun je dat rationaliseren, bedenken dat de rensters hier stuk voor stuk zelf voor kiezen, maar je voelt er ook wat bij. Onmacht, misschien, om niet te kunnen beschermen als je vrouwen in een massale valpartij op een hoop ziet liggen – op een manier die tenslotte niemand graag ziet.

De komende jaren zal het vrouwenwielrennen, en hoe we ernaar kijken en over praten, zich met reusachtige groeischeuten doorontwikkelen. Lorena Wiebes is daar al een van de exponenten van. Zij sprint niet als een kerel, en zelfs niet als Mark Cavendish in zijn beste dagen. Lorena Wiebes is uniek. Ze sprint zoals ik een vrouw nog nooit zag doen, maar vooral: Lorena Wiebes sprint als zichzelf.

Marijn de Vries is oud-profwielrenner en journalist.

Lees verder…….